after life
maandag 16 januari 2012
castratio
after life
woensdag 26 oktober 2011
XLIII - via
alsof het stenen zijn
in plaats van duivenvereikt in het westen tussenleeuwen
met vuurwerk in hun hart
tikt de tijdkoppen van oud kruid en een leren pand
de trilling van een hazelmuis
in het noorden
hoeveel kouderkringen
op de vlakte
van de vijver gebeukt
hoeveel ouder
alsof geweten meten ismet gouden ogen als karpers
en in het zuiden
ikgewilg en gelover
hoofdstuk 7, §10
hoofdstuk 9, § 10
hoofdstuk 11, § 10
17520?, 730?, 104?, 24?, 2?, onmeetbaar!,
maandag 13 december 2010
sakkerde...
In de massa gebrild, geboord, gewassen en geschoren steigert een paard boven de mamba (ja! de zwarte want die is het giftigst, zijn erectie het grootst, groter dan eender welke voor hij toeslaat. ). Weet je nog, de neuzen in een rij behalve hij die naar het eiland zwemt en naastwereldse woorden spreekt en disgustelijk speekt van tussen zijn tanden. Over de hoofden. Een mamba is een fucker en een sucker ook, een melker met zijn vingers en op een zweep lijkt hij.
Blanke meisjes met puntborstjes schrijven twee simultaanrijen schoonschrift met hun gepuntigheid. Niet vulgair worden. Denk aan de Klossowski-broers, de ene wel, de andere niet en toch allebei, uiteindelijk. En jij, in Monaco, schilderde je negers? Of etste je hun huid? Moest ik beleefder zijn? Sterf me vroeg ik en ik gooide dingen door elkaar. Neen mijnHeer, ik doe niet aan bespreken. Geen boekbespreking hier. Geen film. Geen politiek. Ik daag je uit met slechts een steentje.Voor je voeten. Op je voeten. Op je matje, op je vingers, op je buik. En nog en nog en nog... Maar als ik gooi zorg ik ervoor dat het projectiel stopt op een seconde van je weg. Ik stop een keitje in je schoen. Hier lees je een lezing van vorige maand in de boekerij van NieuwJ door mijn gaasje bekeken. Geen mening. Meningen, zei jij het niet, zijn zo talrijk als momenten en hoofden (zouden debielen ook een mening hebben?) en wat met katers op bezoek? Of had je het over huizen?
Blauw waren de stenen. En blauw de huid, ook de penis van de zwarte man achter haar. Desmond Morris gebruikte hem ooit om een punt te maken. Niet zoals Herman de Coninck echter. En we zijn niet klaar.
Aflevering 5 of zo, het voorgaande moet nog volgen. Zij ging dood.
hoofdstuk 7, § 10, pag. 29
hoofdstuk 10, § 12, pag. 11 e.v.
in: af te werken tekst.
donderdag 24 september 2009
egeaux?

speeltijd: klasje uit,
plasje doen nu allemaal saam: sympathiek geschreven venijn
klatergoud dan maar.
ik spuug wat pseudo-spul, pretentie wordt mij afgeleerd en ook het...
médusitation (16 décembre 1967)
La poésie n’est pas poétique, c’est une épouvante.
À l’origine est la Méduse, de son tronc de corps
décapité coule le sang en flots et de ce sang naît
Pégase, le cheval ailé.
Ce n’est pas beau, c’est horrible.
La poésie a comme source le meurtre d’une épouvantable
fille, la poésie a pour origine un crime :
la poésie est un acte sadique, masochiste.
Ce n’est rien de charmant, c’est plutôt abominable.
Horrible.
Tout court, la poésie n’est que le mensonge, la sur-
compensation de quelqu’un de mauvaise foi, d’un menteur.
Et ce n’est pas un crime de compter les syllabes, de se
forcer à faire des rimes ? C’est contre nature.
Évidemment, chevaucher un dada ailé, ce n’est rien de
bien joli, ni de recommandable.
La poésie, la poésie, fleur bleue, attitude romantique ?
Eh non, la vulgaire escroquerie de quelqu’un qui cache
son infériorité derrière des joues gonflées et qu’il
essaie d’installer comme une merveille !!!
Raoul Hausmann, une anthologie poétique, Al Dante/Transbordeurs, 2007, pp 144

Zo gaat dat met spiegels? Je ziet jezelf erin en toch merk je dat het niet hetzelfde is.
Vragen. Bijvoorbeeld: heeft het lustprincipe te maken met het spiegelding? Zo ja: wat? En het lustprincipe (het Jenzeits dan maar) en het Sadeaanse register: que? En zo veel meer.
Over het bloggedoe: Hm, je hebt me eens gezegd dat het niet is omdat je het anders beziet, dat je niet eveneens IN de wereld staat. Ik probeer me te handhaven. Ik weet niet waar je naar toe wil. Ik zei eerder: het lijkt elke keer alsof je me als 'de Ander' duwt - kneedt, als een hond die afgericht moet worden. Ik ben misschien niet eens een goede hond. Alles staat elke keer op losse schroeven - Als het om spanning gaat - wél... Het knijpt mijn keel toe.
Hondsmoe
en l'amour en plus?
en zoveel meer?
dinsdag 16 december 2008
Barking
Zwijgend lengen ze de ondergrondse leegte. Niets willen, zei hij.
Ik blink mijn tanden.
Het speleologisch geheugen, zonder de zekerheid...
Ik ken de diepte niet van een vrije val noch de ruimte van de balzaal waar Genot betekend wordt. Ik sta in de weg.
Achter mijn ogen leen ik herberg aan een kapitaal van hoop.
Verwachting is stil geboren. Geen vroedende hand geeft ze bedding, er is alleen het koor dat huilt. Horen doe ik het niet meer.
Hondenvoeten betasten grond om je te vinden, het spoor van mettertijd dat je zette voor de teef.
Het spreidt zich schaamteloos voor je ogen. Onsterfelijk. Stervensbereid.
Blaffend naar dezelfde maan.

The moon goes down.
This is to inform you
that I didn’t die young.
Age swept past me
but I caught up.
Spring has begun here and each day
brings new birds up from Mexico.
Yesterday I got a call from the outside
world but I said no in thunder.
I was a dog on a short chain
and now there’s no chain.
by Jim Harrison Source: Poetry (September 2008)
zaterdag 6 december 2008
dinsdag 25 november 2008
zondag 23 november 2008
woensdag 22 oktober 2008
mant(r)a
Een weerspiegeling, een deel maar en wat je ziet ben ik niet maar jezelf. Het spiegelen is eindeloos en geenrichtingsverkeer: schermen, oppervlakken, een schim achter het behang. Come on, Alice! De spoken van het koor.
Wat met het harde kómen van een langeafstandss(c)hot, je almaar blinder kijken?
De remote control draait mijn polsen van ver en ik kronkel in de gedwongen wrong. Don’t be stupid: lachen klatert onhoorbaar. Schrijven met een naald op vlakke huid en lezen met een grammofoon. Opwinding zou dat kunnen heten of herinnering.
De stilte van een woestijn benomen, gezangen en het beeld dat glijdt doch blijft, het overstijgen van stenen, monden, ogen. Je drupt als een infuus in mijn arm. Traag. Je stille hand houd ik (niet) tegen. De kraan gaat (niet) dicht. Er is geen remedie. Alles is dat is.
Stil… nu is.
De manta. Pectorale vleugels onmetelijk diep. Daar is geen kader, de blik is onbeperkt zolang ik vorder. Geen dwangbuis, geen kokerzicht… alles puur.
Kijk hoe het ontbindt in niets. Niets dan gratie, stilte en aanwezigheid. En terug de oneindige spiegel die je speelt. Kolossen in de tijd. En tijd, wat dat ook mag zijn: Kronos, Kairos, de klok of de gelegenheid.
Luik na luik na luik dat opent. En de dwingende blik. De oceaan is wijd, oneindig. Ik ruim en spreid, opnieuw. Ik rijd wijdbeens de golven, diep ontspannen lig ik na te hijgen. Je kijkt niet, maar ziet. Je blinde ogen meer dan open. De gebeten vrucht verdwijnt doch blijft, we raken niet; drijven, blijven.
zondag 12 oktober 2008
plooien van de tijd III

Dat we toch op mossels lijken. En dat ik lach als ik het lees.
Ik leg wat schaduw vooruit. Opzij misschien. Als een rug vol doornen tussen ruimte en tijd… een onmisbare naad die verbindt wat hij scheidt. Hij is voor jou. Net zoals het rutiel, de naalden uit venushaar, het oude water, festoen van jaren in het versteende hout en als de pijn die op het vuur te garen staat. Zo smakelijk als ze schroeiend de binnenkant verrijkt. Zo vervullend als grenzeloosheid, hoger dan het hoogste, lager dan het laagste .... Exces… zou dat dan heten.
Rood, fruitig, iets te jong, goedkoop. Drinkbaar. De dag kijkt terug. Wat ik me herinner materialiseert op een glasbodem, een scherm, een spiegel, een blad papier. Ogen. Handen. Verhalen. Als een oase. Markeren deed je op je eigen wijze, onzichtbaar voor de wereld. Mogelijk herkenbaar voor een medehond? Beklijvender dan de diepste tatoeage.
Ik dank je met een Nuba-huid.
De kat is niet verzopen en denkt in duizend levens: wat vandaag niet geschreven werd, komt morgen of later wegens bijvoorbeeld nu te moe.
Vrouwen gillen met opengescheurde huid.
Trots.
Kairos springt over de buffels.
maandag 6 oktober 2008
gewist II

De àndere tijd. Bedrieglijk drijfzand, de valkuil van de trechterspin
Horige aan je lippen, Sekuru, die bossen aanlegt, bomen velt en bladeren verstopt. Begrijpe wie begrijpe kan.
Gehandboeid in een vrijwillig geheugen van weelde en voelen, gekniehalsterd door zinnen, herinneringen als gecondenseerd lichaamsvocht in het moor van mijn navel. Ik hoed ganzen aan de kraterrand uit Krijt, de afgrond roept als een sirene. Geëxarticuleerd de gewrichten door het rijten van de wereld en het Reële. Verlangen en dat kleine ding dat steeds verder glijdt.
Uitdoven met in het verlengde (of in het verlengde van) verstommen. Nu weet ik waarvandaan de kou. Verder gaat alles goed met mij. De amputatie is ongepland. Je zal het niet zien, voor jou bestaat het niet. Of wel?
Ze werken niet met tijd.
Neen, pijn zal het niet doen. Ze gebruiken volledige verdoving.
Daarna, alleen als je het toevallig raakt, zolang het niet dicht is, niet genezen. Het risico door jou geraakt te worden...?
Het zal wel gaan. Ik ben een kei in het kweken van eelt. Uiteindelijk.
donderdag 2 oktober 2008
(v=v(A))

als het zingen naar binnen draait
- tweeling van gesneden ogen
gekerfd als buikgedicht -
word ik gelezen de
mutant met kale kop
springt van boom naar boom:
duik naar één wortel.
geckovingers zoeken je wang.
de ontmanteling begint
in je minst gekende plooi
die ik wist want blindelings
braillegelezen
ben je de steen van mijn houvast.
ik struikel over jou
niet
en toch
kruipend naar de Andere scène
roodgeschaafd de knieën
kleurt wrijvend zwijgen de huid
het verlangen paradeert
over je plankenvloer
.
dinsdag 30 september 2008
Tijdbot

Tijd heeft een gebeente. Wist ik dat? Misschien, toen hij over het weer begon te spreken. En over het heen. Het geweldige onnut van sport, de ontwijding van de natuur in meerdere eer en glorie en dat hij een rijkaard zou zijn. In de ogen van. Misschien had ik het aan mijn water kunnen voelen. Aan het natte zoekdak, het grijze van de regen, het rijgen van… zwijgen?
Tijd heeft een gebeente in hardheid als stilte. Het woord, sprak hij, het woord is wet geworden… het woord is vlees en hoe het permuteert als springende kikkers van blad tot blad, de gorgelzak bezwaard door lege lucht van het spreken. Escheriaans tafereel, van lopen tot springen tot kruipen, als ik wadend in slijk nog slechts probeer.
Zwijgen in de volheid van de nacht, de maan. De melkweg die versijpelt in ongelijke banen en geen kinderen om te likken, geen mond die zuigen wil. Tijd zonder tegengebeente, verloren zijn, slechts het knagen, eeuwig knagen. Vergankenis?
Natuurlijk, de woorden, de mensen, het leven. Het doet geen pijn, alleen het zwijgen en niet weten. Tenzij het zwijgen nu gezien wordt als het volle spreken.
Ik buig dan maar ten slotte. Dit betekent niets (maak ik me wijs). Niets dat groter is dan wat ik zeggen kan, wat ik horen wil, wat ik voel of niet. Het is de rand. De rafel die ik bezig om nog niet te vallen, is een pees, een draad. Als ik mijn ogen open houd zal hij drogen, breken, afvallen als een stompje navelstreng, verharden tot een onbestaand bot van tijd.
Ik knipper. Heel vaak. De melkweg is beneveld, of ligt dat maar aan mij?
Tijd heeft een gebeente dat klappertandend in de ogen steekt.

zondag 28 september 2008
Quelle(n)

Het monster dus. Soms ligt het in een hoek te kijken, terwijl ik koffie zoek. Met mijn linkerhand meestal. Soms met de rechtse. De ogen half geloken. Groen moesten ze zijn, bruin bleek snel tussen mijn vingers, ik vergeleek ze met de kleurenkaart. Ik twijfel er niet aan. Ik twijfel niet aan hem. Rook. Zes vingers en een gulzige mond. Rook dus. En ik krijg goesting. Monsters hebben dat effect. Het is een schandaal, hoor ik het koor zwellen. Ze kunnen me de boom in. Hij staat hier, een jonge plataan of zo, buiten, net onder mijn balkon. Onder mijn balkon waarlangs het naar beneden gaat, naar het kale veldje. En altijd toch die hardnekkige woestijnbegroeiing. De diepe bron, in de kloof als een breuk, een scheur in het landschap, geeft altijd water. Ik erger me een maat aan de onderburen die – pas terug uit Spanje – boter aan het karnen zijn. De indringende zolderakoestiek laat niets aan de verbeelding over. Ik sluit mijn lippen, zwijg. Slapen is er niet en als ik toch al dommel ligt het monster op de loer. Op de vloer naast het bed, met groen ontstoken ogen. Groen dus, of bruin. En op het vuur dat niet meer brandt, het koude vuur dan maar, tenzij het zo zal zijn dat groen de ogen binnen kijken en daar mijn hert bespeuren en ik zal zeggen: houd je stil want je gewei steekt meteen door mijn borst en het zal bloeden, waarop het hert eens stevig stoot en het monster kan drinken, op het koude vuur speelt een klavier de vingers. Geen melk die drupt. Ik ren en ren. Het gras staat hoog en aan weerszijden fluit de wind, de ene flinks de andere ragt. Ik kom mezelf daar tegen als het monster met de zeis dat uit zijn ogen bliksemt, me neer maait en snijdt en zegt: je kan rennen wat je wil maar je zal me cash betalen. Een zwaai van zijn staart snijdt me doormidden met de precisie van een cutter. Vaag zie ik de warme vrouw. Ik ben het kind en zoek zijn borst. De god met duizend tepels.
donderdag 18 september 2008
present
behouden hoop(je)
stukken brok
om de stukken zo dacht
ik
niet doch te komen
tot destructie
tot constructie
leidt
Wat?
ogen lepelen schillen vel schroeien
de doornigheid waarmee ik leef.
de sluier van huid
afgeschud
op verre plekken in je hand misschien.
je ziet me niet
je ziet me als ik translucent beweeg
en af en toe een gelatineprint
achterlaat
op je tongwoord.

.
zaterdag 30 augustus 2008
hym(n)e(n)
Asociaal, autistisch, onbeschoft, autoritair, intimiderend, arrogant, stijfkop, hardhoofd, pitbull,… dit en meer, pfff, ik heb het allemaal al gehoord. Ik zal het niet ver schoppen, en zopas verneem ik eens te meer dat stroop smeren, kruipen, (s)likken en meelopen toverformules zouden zijn. Passen. Inpassen. Kijk, deze tekst is al begrijpbaar. Ik ben aangetast. Besmet. Ik ben ziek. Je suis malade. En hoe!
Er wordt met hout en brillantine gesmeten. Pek en veren passen me beter. Geen kwaad woord over de gooiende handen, maar het fenomeen ligt me niet.
Kijk nu toch, het hamerslingeren, het dwerggooien en het bekogelen van de lege halve siamees, de vrouw die zichzelf verloor en vond achter de taaiheid van dat wat je doorbrak, alles doorstaat ze in haar wezen: de rotte eieren, je zwijgen, het prikken van de pijn. Je aanwezigheid. Altijd. Traag zwem ik en streel het water langs mijn huid, de heerlijkheid, de aanraking van honderdduizend vingers. Ik verlang naar meer. De straal, de impact van je vloeiend penseel, de rode stroken, het zwart gevlochten geweld.
Ik merk je nu niet... een derde-oogervaring, maar jij merktekende mij.
Je bent er altijd.
Hier is het: Vertrouwen. Dat wat je vroeg. Met niet tanende hardnekkigheid.
Ik zing een hymne.
Je maakt me heel/niets.
niet af te werken tekst... alweer.
donderdag 28 augustus 2008
lek
Met mijn vingers ontsteek ik vuur... verschroei de lucht waarin je loopt tot vloeibaar gesteente. In de vijzel van je hand groeien kristallen en je weet dat het een geode (ochtend)was.
Je kwam!
Ik reed de maan uit naar de dag en vierde de teugels, de vrijheid van het gloren onbarmhartig in de nacht, de woorden dat je slow niet meer wou gaan en als een vreemde ruiter met één oog die een lasso gooit, ving je me bij de voeten. Slechts de weerstand die je voorzag en de dwang vanuit het recht dat je nam én kreeg - als verwaarloosbaar in tijd - geen barrière.
Het peilen van ogen die voor de Orde groen wilden zijn, mahonie tussen index en duim. Had ik maar... Het hart dat toen al zong. Je wíst het toch, parce que tu étais le sujet supposé savoir, l'Autre qui reigne, het gierende bloed gestremd in het schrikken van de koorden rond mijn hart.
En al wat sedertdien ontsloten werd in het besluit... ach, het vertrouwen dat me bindt als een moeizaam vreemd contract. Het blijft hier lekken, weet je, je herstelt de leiding niet. Qué?
maandag 25 augustus 2008
GOD BLESS THE CHILD

Het kinderlijkje.
Er is (g)een kind.
Begrijp het nu. Er is (g)een kind.
Moe en doodgezwegen.
Die slag was gewoon te veel.
Handen die halen, helpen, houden van, die bewaren. Die…
Heb je schrik van mij? Word je groter als je óp me staat?
Ik wil zo graag maar hebben is niet van mij.
.
donderdag 31 juli 2008
juli 2008
18-07-2008
[ REËEL ] - [ sodade @ 07:26:32 ] - QOLASJKIF
Vader Grijp onrein onrein de handen zondig de ogen... voorwaar ik zeg je: de zonde bestaat niet, je handen dringen in mijn neus, ik snuif partikels van je geur, de scherpte van je wijsvinger die met ogen letters volgt door een ge(i)le rand. Het varken nu vervangt de teef en zingt met roze lijf, wijl het in de modder baadt... we weten al te goed dat achter het ene het andere schuilt, en kijken naar de huid dringt dieper dan het oog vermag dat binnenin wordt teruggekaatst. En stelt de vraag: kijk je nog naar mij? Ik die als de Krakatau, de regen aan de evenaar, de wervelwind, de woestijn, de droogte van het droogste jaar, de wijde zee, de oceaan, die monden openzet en lippen likt en wijde ogen trekt, met grote oren luistert. Mijn neus dringt in je handen, mijn borsten, mijn vel en in de put van mijn navel verzamelt zich het zout, de laatste dagen. Gemis laat zich meten op een weegschaal langs de weg, netto, tarra enzomeer. Vertrouwen houdt balans met Klootzak aan de andere kant. Vader Grijp me straffeloos dan.
19-07-2008
[ THE PERVERT'... ] - [ sodade @ 22:51:41 ] - QOLASJKIF onafgewerkte tekst
...s guide to cinema.
Slavoj Žižek
(In subcategorie: Hidden Message)
21-07-2008
[ EERSTE SIGARET ] - [ sodade @ 00:32:12 ] -
Een hommel kan niet meer de lucht in. Te zwaar van stuifmeel. Het lijkt wel eeuwig, dat spel op de muur... als ze met haar middelste paar poten de korrels onder haar buik tot een bol verzamelt. Kogelgewrichten, denk ik, die nijvere ledematen, die elke plek van haar lijf kunnen raken.
Hoe zou het voor mensen zijn... een derde paar? En wat zouden ze ermee doen?
(Zou je minder moe worden van het slagwerk? vraag ik me af, want...'oech, je arme armen'.)
(Bijvoorbeeld)
(bijvoorbeeld)
Fourageren dus.
Aan een rijke tafel schoof ik aan en voor het eerst in een jaar of tien at ik kip, zalm, heilbot, scampi, rosbief... pfff.
Ik was nooit vergeten hoe goed het smaakt.
En ik die nimmer rookte, dacht na het maal: Een sigaret zou nu lekker kunnen zijn.
23-07-2008
[ ONBELAST - ONTGOOCHELEND IS HET ] - [ sodade @ 00:56:09 ] - QOLASJKIF onafgewerkte tekst
De geur van solfer uit mijn buik, wuiven naar de rode vrucht op een bedje van wc-papier. Nog verder nu dan toen. Nog vers…
Het mes tussen de benen in het zachte vlees… En in het andere beeld heeft ze het beest gekeeld. Bloedige castratie kruidig gecauteriseerd.
Een roze droom versneden en aan banden gesculpteerd. Ik – naar het schijnt – pseudohallucineer.
Naarmate juli vordert: Geluk te koop aan halve prijs…
Dadaniddahdidada-dada-niddah
24-07-2008
[ VLEES VOOR VLEES ] - [ sodade @ 00:19:48 ] - QOLASJKIF onafgewerkte tekst
[…]ij heeft me de baarmoeder niet afgestroopt, ik duw nog steeds tegen de wand van die zak. Met natte lippen graas ik langs de kaalte van je landschap, verheven, en rust - slik de melk van vaders en mannen uit de uier van de gemzenbok. Geweld slaapt in mijn gewanden - Flash back: Vreemd: in je handen kom ik mijn eigen geur weer tegen, terwijl ik naar de jouwe tevergeefs zoek - en het leven van mijn hoofd dat schuurt met millimeternaalden in de naaktheid van je flank, het stroeve verzet van mijn schedel. Of het om woorden zou moeten gaan en gedachten of puur om dit als ik me presenteer. Me ‘overlever aan’.
Ik hang uit te bloeden aan de haak, de kont met één messenstreek gesneden. Ergens brandt een vuur en geurt de middag en de avond, gekruid met rozemarijn. De kok kwijt zich blindelings van zijn taak, justitia gelijk, maar lichtelijk ánders bekeken.
Mijn andere lichaam, ongeschaad, glijdt door vensters en bomen. Geslagen, verkracht, gewurgd, gevild… maar niet kapot te krijgen. Mijn handen strelen de golven, de huid. Man noch vrouw, slechts lichaam.
26-07-2008
[ ZWIJGEN ] - [ sodade @ 03:19:17 ] - QOLASJKIF onafgewerkte tekst
De barst in mijn schedel zal nooit meer sluiten. Eeuwig gaapt de scheur tussen het Reële en de boeien die je legt, de toegang die je je hebt verzekerd en waarbij een schurftig beest de wacht houdt, dat weliswaar de maden eet, maar ervoor zorg blijft dragen dat niets heelt… Mijn nagels zoeken er houvast langs de randen van het gebroken bot. De lijnen van mijn vingertoppen gooien lussen… maar je komt niet meer. Alsof het je genoegen was niet meer dan dit te krijgen: een kapotte kop, onbetwiste toegang en mijn pijn.
Voorbij de pijn, oh ja… jenseits… vaneigens.
Het verbaast me telkens weer hoe snel het gaat van hemelhoog naar hellediep en omgekeerd. En dat ik je (niet) haat. En roepen wil. Die schreeuw uit mijn geslacht, mijn bekken als klankkast. Uit die plek, dat hij zwelt en groeit als een kind, als een beest, als een monster in mijn buik. De eruptie langs mijn lippen. Ik haat je niet, ich liebe nicht… ik wil je gewoon en denk aan de tekst: « J’ai le droit de jouir de ton corps, dirai-je à qui me plaît, et ce droit, je l’exercerai, sans qu’aucune limite m’arrête dans le caprice des exactions que j’aie le goût d’y assouvir ». Vloekend ja, want j’ouis ! Du kannst den du sollst. Ik laat een ‘klootzak’ rollen, je weet hoe ik je eer hiermee.
Wat moet ik nu met de leegte? Met die twee kalveren achter de weerhaak in mijn vel? Met het bordeel, de warmte, de lege maag die wacht op je spijzen, de huid die je verwelkomen wil. Ik schraap mijn hoofd langs teksten en vertaal letter per letter. Eén maal, tien maal, honderd maal per dag dring ik in je leven. Je zegt nooit stop, maar praten doe je evenmin. En dat alles open blijft:
De barst in mijn schedel zal niet genezen. Er gaapt een scheur tussen het Reële en de bakens die je eenzijdig verzet, een toegang waarbij een schurftig beest de wacht houdt, dat weliswaar de maden eet. Het vertrouwen laat het leven.
(De Wet... van het genot van de Andere?)
28-07-2008
[ SMEEKBEDE? ] - [ sodade @ 00:34:15 ] - QOLASJKIF onafgewerkte tekst
klik op afb.
28-07-2008
[ GEWELD(IG) ] - [ sodade @ 00:38:33 ] - QOLASJKIF onafgewerkte tekst
de regen vannacht
het slaan
stilstand
3 puntjes
bijvoorbeeld
geweld
bijvoorbeeld
bijvoorbeeld dus
29-07-2008
[ ELLE IPSIS ] - [ sodade @ 14:37:57 ] - QOLASJKIF onafgewerkte tekst
[...] Het lichaam was (in) zichzelf, alsof het ontkoppeld was van het denken, alsof daar wel een proces in het denken op zichzelf verder liep, want dat was niet stopgezet, maar dat beiden in de mate die levend mogelijk is los van elkaar waren. Alsof dat dan ook in zover mogelijk een doorbreken van het reële - een overweldigend Reële - in de werkelijkheid was.
Lichaam dus. En dat verdroeg. En ik weet dat als ik me niet zou overgeven aan wat daar gebeurde, ik het niet verdragen kon. [...]
30-07-2008
[ MONOLOOG ] - [ sodade @ 22:43:15 ] - QOLASJKIF onafgewerkte tekst
En waarom ben ik nu..?
Getfer, ja.
En omdat ik denk dat… ?
Getfer ja.
En dat…
En dat…
En dat…
Ik het me niet moet aantrekken.
Zelfs al snap ik er de ballen van.
En als andere mensen het wel begrijpen: fijn voor hen.
En dat je…
En dat je…
En dat je…
Of wat je er mee bedoelt.
Ik ga me nog maar eens kaal scheren
En wat bloed drinken
En kinderlijkjes opgraven.
Een specialiteit van me.
Vooral het eerste.
En het tweede.
En het derde.
Vooruit!
("Oké, nadat je dat kind uit je buik hebt geperst. En die wrong uit je bekken gedanst. En het monster uit je maag. Nadat je zelf weer een skandalon was.
Vooruit nu.
Vooruit").
NuNuNuNuNuNu.
Nu dus.
Vooruit.
(Met dat niet aflatende effect op me dat me doet uitslaan naar alle kanten van het ene op het andere moment. Rustig maar. Je zit je zelf weer wat op te jagen. En dat niemand consequenter kan zijn dan door inconsequent te zijn. Anders volg je de Wet. En die moet je niet. Toch?
Enzovoort. Eindeloos tot ik
30-07-2008
[ ONDER VUUR ] - [ sodade @ 23:35:54 ] - utterly confused
Het was het mooiste kamp in een gebied van half België. De omgeving buitengewoon. Met een veranda die uitzicht gaf op een stuk savanne, een verblijf met meer luxe dan zelfs op het thuisfront aanwezig.
En de verfijnde keuken...
Zo begon de dag...
Zo vorderde dag dag...
Zo eindigde de dag...
En op die hele dag werd in het wildste gebied van de olifanten slechts dung gespied. De nijlganzen lachten.
Het avondmaal van crumbed mushrooms, crocodile tail met thermidor sauce, sweet potato and so on, werd gebombardeerd door knikkergrote gele kevers die als projectielen de borden binnenvielen.
Een gedenkwaardig verblijf.
Het was de beste plek hier in het rond. Uitzicht op een kastanjeboom en berken. Een rijk vogelbestand en sluipende katachtigen navenant.
Zo begon de dag...
Zo vorderde dag dag...
Zo eindigde de dag...
En op die hele dag werd in die oneindige rust van de olifanten niet eens dung gespied. De duiven lachten.
Het avondmaal van jonge sla en raket met sinaasappelstukjes, gesneden champignon en kerstomaten besprenkeld met fragmenten gebakken ajuin en een smaak van balsamico in het einde van de vork werd gebombardeerd door kevers als een boon die als projectielen de borden binnenvielen.
Een gedenkwaardige dag thuis op het terras.
Gevolgd door het immer weerkerende gekrijs der copulerende katachtigen.
Wat later zit er ééntje te schijten op het platte dak.
Een ware wildernis hier ten huize.
De nacht was koel de maan was... er niet.
Shit, waar is het hemels paradijs?
Lezend en zoekend in boeken en eindelijk begrijpen wat je zeggen wou?
Verlangen, transgressie... Jouissance.
Het veldbed steekt in mijn schouderbladen.
Afijn. Wat wijn verzacht die onnozele pijn.
Rook, waar ben je?
Verdomme dan.
31-07-2008
[ WARM ] - [ sodade @ 12:30:31 ] - herinneringen aan afrika
[...]
De natuur heeft hier iets onherbergzaams, iets onbestemds. Ik weet niet of ik het mooi moet noemen. De vegetatie bestaat vooral uit kleinere boompjes, struiken. Termietenheuvels boorden de kronkelweg af. De baobab is een opvallende verschijning in het landschap. Heuvels strekken zich uit voor en achter ons. Het lijkt uitermate droog.
De lodge is ruim en vooral de veranda op de eerste verdieping is de beste plek van het huis. Daar beginnen de luie dagen. Zitten, lezen, gewoon uitkijken over het meer, zien hoe de nijlpaarden een voor een uit het water komen en als gediplomeerde grasmachines het toch al korte gras millimeteren.
Behalve de nijlpaarden zijn er heel wat vogels waaronder de Afrikaanse visarend, diverse reigersoorten, ooievaars, de geelbekwouw, wevervogels, lilac breasted roller, glossy starling enzovoort.
De dag verglijdt moeiteloos.
Met voldoende water maar ook met een biertje bivakkeren we op de veranda. We ontwaren in het licht van de volle maan tussen de lodge en het water de vage vormen van – eerst denken we dat het olifanten zouden kunnen zijn – wéér - grazende nijlpaarden. Als we ’s ochtends opstaan kabbelt alles rustig verder waar het daarstraks ogenschijnlijk pauzeerde. Het is heerlijk. Niets moet, niets hoeft.
Ik ga buiten zitten in mijn 'slaap'plunje, heb al een kop koffie gemaakt. Zitten en kijken, lezen. Luisteren. Naar vogelgeluiden, naar de diepe lach van de nijlpaarden,... (naar de ademhaling van A. die nog ligt te slapen).
Samen ontbijten in de buitenlucht met uitzicht op het meer en sloten instantkoffie. Geroosterd bruin met dikke boter. Een abrikoos, sinaasconfituur.
Lui en ontspannen. Lekker blijven zitten, genieten en praten tot je eindelijk denkt : ik ga me wat wassen en m’n kleren aantrekken.
We wandelen vervolgens een eind tussen de lodges door tot aan het einde van de weg, tot tegen het meer. Er liggen veel slakkenschelpen. Het is ook wat laveren tussen allerlei ‘droppings and dung’. In het water plonzen de obligate nijlpaarden en boven het oppervlak uit, net onder de oever, steken ogen en snuit van twee kleine krokodillen. Als ik er naar toe ga, glijden ze rimpelloos weg.
Terwijl we vervolgens even gaan toekijken hoe N. géén vis vangt, hoe drie nijlpaarden beurtelings oren en ogen boven water steken om dan weer kopje onder te gaan en de zon in de schouders bijt, verschijnt een olifant. Imposant als altijd – het blijft een machtig zicht, of je het nooit of vaak hebt meegemaakt. En dan arriveert nummer twee, die ook met gestage tred onze richting uitloopt. Ze moeten vlakbij geweest zijn toen we het pad opliepen. Nu versperren ze ons de weg terug. Ze bewegen haast geruisloos.
Als ze goed en wel gepasseerd zijn en mijn vel op een verbrand stuk vlees begint te lijken, kunnen we de terugtocht aanvangen. Even later zien we vanuit de lodge hoe de pachydermen zich vermengen met de kleinere dikhuiden die weer uit het water klauteren.
Het luie balkonleven wordt hervat. De zoom van het fototoestel doet van tijd tot tijd dienst als verrekijker. Op de veranda is het een af en aan geloop van gekko’s. Aanvliegende papierwespen landen bij hun nest en stijgen later weer op.
Avondeten bestaat uit koude pasta van de dag tevoren (veel te veel klaargemaakt), sla met tomaten, appelstukjes, komkommer en kaas. Een eekhoorn is nieuwsgierig en brutaal genoeg om ons maal te delen..
Decadent lijkt het allemaal. Of toch niet net omdat je je zo bewust bent van het uitzonderlijke, het helemaal niet als normaal beschouwt.
N. – na een dag vruchteloos met de hengel in de hand - gaat vroeg slapen en zal de dag daarna nog eens proberen iets te vangen, want hij zegt dat, net toen hij stopte daarstraks, de vissen de kleine baai begonnen binnen te zwemmen.
Wie kan de gedachten van een vis volgen en hopen dat hij de hele nacht zal liggen wachten tot de volgende dag een goedgelovige visser hem uit het water komt plukken?
[...]
.
dinsdag 1 juli 2008
tertium datur

Ik voel me het speenvarken midden op tafel waar ik over tongen ga, monden in en uit, alleen werd ik te vroeg gespeend, de sonde drooggelegd en smaak ik bitter voor hen die me proeven willen noch lusten.
Jij wist beter, maar de lucht die je ademt heeft je misschien aangetast?
Ik roer
Het voornemen te klijven aan de ogen-lijke grijns van elke appel die je uit de aarde delft en schielijk met het mes de grimas ontneemt, de ogen uitsteekt terwijl je hem ontmanteld... uit die ogen !k kijk....
Zelfs op de lippen van de pier zal ik lachen.
Hier beleid ik mijn geloof in stilte, gezien het zwijgen van de Ander.
Ik pers de doornen op mijn rug diep in de grond en zwijg verkleumd, killig in ontberen.
De schier eind-loze zoutvlakte, weerkaatsing van kristal in de schijn van bloed, verblindt in je zilte straling naadloos van aarde naar lucht
Het goud op snee aan de bladen van je vingers, niet het muffe van de schuld die je pleit....
Zware stoffen, zilver doorstikt - damast, brokaat - doorweven met obsceniteit: des meesters eigen werk, de schoonheid van verdraaid, de pracht van schuin bekeken.
Tertium datur, met de zekerheid van het principe dat het tegengestelde beweert, derhalve staaft dat het zo is, want noch het één noch het ander, straks morgen nu nu nu nu… noch het ander noch het één, daar is de breuk die schept, de discontinuïteit. Daar staat het te gebeuren. Of niet.
Stof dat in de kamer danst - al de pluis verzameld - ál het Niets geweven en genaaid tot het kleed dat ik draag, het rag dat niet bedekt.
Tijd is als een notenbalk, tijd is om te dansen en te keren, tijd is tijdloos als muziek.
Bestaat er een genadestoot voor het verlangen?