Posts tonen met het label het woord. Alle posts tonen
Posts tonen met het label het woord. Alle posts tonen

dinsdag 30 september 2008

Tijdbot


Tijd heeft een gebeente. Wist ik dat? Misschien, toen hij over het weer begon te spreken. En over het heen. Het geweldige onnut van sport, de ontwijding van de natuur in meerdere eer en glorie en dat hij een rijkaard zou zijn. In de ogen van. Misschien had ik het aan mijn water kunnen voelen. Aan het natte zoekdak, het grijze van de regen, het rijgen van… zwijgen?

Tijd heeft een gebeente in hardheid als stilte. Het woord, sprak hij, het woord is wet geworden… het woord is vlees en hoe het permuteert als springende kikkers van blad tot blad, de gorgelzak bezwaard door lege lucht van het spreken. Escheriaans tafereel, van lopen tot springen tot kruipen, als ik wadend in slijk nog slechts probeer.

Zwijgen in de volheid van de nacht, de maan. De melkweg die versijpelt in ongelijke banen en geen kinderen om te likken, geen mond die zuigen wil. Tijd zonder tegengebeente, verloren zijn, slechts het knagen, eeuwig knagen. Vergankenis?
Natuurlijk, de woorden, de mensen, het leven. Het doet geen pijn, alleen het zwijgen en niet weten. Tenzij het zwijgen nu gezien wordt als het volle spreken.

Ik buig dan maar ten slotte. Dit betekent niets (maak ik me wijs). Niets dat groter is dan wat ik zeggen kan, wat ik horen wil, wat ik voel of niet. Het is de rand. De rafel die ik bezig om nog niet te vallen, is een pees, een draad. Als ik mijn ogen open houd zal hij drogen, breken, afvallen als een stompje navelstreng, verharden tot een onbestaand bot van tijd.

Ik knipper. Heel vaak. De melkweg is beneveld, of ligt dat maar aan mij?
Tijd heeft een gebeente dat klappertandend in de ogen steekt.