
dinsdag 25 november 2008
woensdag 29 oktober 2008
vrijdag 17 oktober 2008
situaties (onmeetbaar)

Golven meet je niet in centiliterpotjes, woestijn niet in een emmer. Een zandloper stapt duinen met platvoeten van tijd. Purper de bloemen en een geur van rottigheid. Ze draagt oorbellen, een handdoek aan haar borsten en daaronder het kind. Mijn lief was ze lief. Ik vroeg haar slaat hij je? En purper, purper keek ze me aan.
Ik heb geen geld voor maandverband, zelfs niet voor een oude krant in mijn slip. De blik ergens ver tussen de gombomen. Het is een ernstige zaak. Ik knik.
We zoeken vruchten van de baobab. Yoghurt straks, belooft ze. En met bananen nog te groen, wordt huiswaarts getogen.
Zout op de snee. Salt does the trick en een donkere plastic zak. Overmorgen zijn ze rijp.
Op takken hangt de was te drogen. Zeven jaar en klein. Namen van heiden en heilig... de kinderen - en 's nachts drukt ze zich - onder het deken, het bed te smal voor vijf.
Aan warmte geen gebrek. Aan vliegen geen gebrek. Aan luizen geen gebrek. Het riet breekt, het zand breekt. Haar tanden breken. Haar ogen.
Ze wuift niet meer.
Ik neem mijn boek. Het is uitgelezen. We stoken het vuur en maken waaiers en kiezen letters. Eerst al de E's, de A's enzovoort. Tot (...) overblijft.
Q(uestionmark).
Slaat hij je?
Ja.
Ze lacht en breekt een ei.
(...) ontsnapt.
dinsdag 14 oktober 2008
la père-ception?

Hij sneed zich(t) weg en vroeg zich af: 'Wat zal er nu geschieden?" (of zelfs niet.)
Enkele sneetjes met een scalpel. Het universum stortte niet in elkaar, zelfs de rest van het lichaam bleef intact.
Hij besloot dat de aangebrachte wijziging insignificant was.
Zij ziet dat lichtje anders.
Utterly confused.
(om niet te zeggen een chaos zonder alliteratie.)
dinsdag 1 juli 2008
tertium datur

Ik voel me het speenvarken midden op tafel waar ik over tongen ga, monden in en uit, alleen werd ik te vroeg gespeend, de sonde drooggelegd en smaak ik bitter voor hen die me proeven willen noch lusten.
Jij wist beter, maar de lucht die je ademt heeft je misschien aangetast?
Ik roer
Het voornemen te klijven aan de ogen-lijke grijns van elke appel die je uit de aarde delft en schielijk met het mes de grimas ontneemt, de ogen uitsteekt terwijl je hem ontmanteld... uit die ogen !k kijk....
Zelfs op de lippen van de pier zal ik lachen.
Hier beleid ik mijn geloof in stilte, gezien het zwijgen van de Ander.
Ik pers de doornen op mijn rug diep in de grond en zwijg verkleumd, killig in ontberen.
De schier eind-loze zoutvlakte, weerkaatsing van kristal in de schijn van bloed, verblindt in je zilte straling naadloos van aarde naar lucht
Het goud op snee aan de bladen van je vingers, niet het muffe van de schuld die je pleit....
Zware stoffen, zilver doorstikt - damast, brokaat - doorweven met obsceniteit: des meesters eigen werk, de schoonheid van verdraaid, de pracht van schuin bekeken.
Tertium datur, met de zekerheid van het principe dat het tegengestelde beweert, derhalve staaft dat het zo is, want noch het één noch het ander, straks morgen nu nu nu nu… noch het ander noch het één, daar is de breuk die schept, de discontinuïteit. Daar staat het te gebeuren. Of niet.
Stof dat in de kamer danst - al de pluis verzameld - ál het Niets geweven en genaaid tot het kleed dat ik draag, het rag dat niet bedekt.
Tijd is als een notenbalk, tijd is om te dansen en te keren, tijd is tijdloos als muziek.
Bestaat er een genadestoot voor het verlangen?