Posts tonen met het label aristo. Alle posts tonen
Posts tonen met het label aristo. Alle posts tonen

donderdag 5 februari 2009

vinger- en andere oefening

houtskoolschets 05-02-09

In naaktheid wordt taal stem,
doorbreekt de korst het leven,
onvormbaar
wat het lichaam spreekt.

Hoe zacht alsof je me niet raken wou en net daarin zozeer.
Ik ga liggen als een vrouw, word wakker als een kind, vind mezelf niet meer
tussen de kruiken in mijn rug
het lijf warm
en dicht. Dekking voor de nacht.
Ik wacht, hij is zonder gezicht.
Loopgraven
ze waren met tien, ontsnapt onder de klep vandaan waar arbeit frei placht te maken - rennen rennen rennen - één van ons is niet van ons. (elf). Een gang, de grot een rij van gaten. Muilen met gestaalde lippen. Aderokerend. Wie niet weg is is.
De bagagekluizen dicht en één voor één
zijn zonder
zijn gezicht
zwijgend gestom(p)t
de lepel is leeg

ik zoek een vorm om in te leven, dacht hoekig, rond en breed, eng en lief en kwaadvervelend, ruig, vrij, radicaal blind...
het lichaam
het landschap schouwen, belendend ontginnen, spoorslags met de zweep,
de tuigen
het veld bewerken?

het lichaam
waarin ik passen wou
de kruiken in mijn rug

Gobi, weet je nog
en hoe je dreigde.
je vloekte op beiden.
Vandaag kraakt het zand tussen mijn vleugels
terwijl ik je bekijk. Je tongt een schilderij.

Lek
de ogen in
de handen
klem
ik tussen mijn benen als
een misplaatst hoofd
dat elders iemand in vorm
zal likken

uit mijn oog drupt Pau, später
L'eaubscène
het Reine

dinsdag 1 juli 2008

tertium datur

Herhaling is als een slang die naar de toekomst kronkelt. De beweging van wat niet is maar komen kan, de belofte in elke contractie van vandaag, de peristaltiek naar morgen - zo schrijf ik omdat het morgen misschien beginnen gaat.

Ik voel me het speenvarken midden op tafel waar ik over tongen ga, monden in en uit, alleen werd ik te vroeg gespeend, de sonde drooggelegd en smaak ik bitter voor hen die me proeven willen noch lusten.
Jij wist beter, maar de lucht die je ademt heeft je misschien aangetast?
Ik roer

Het voornemen te klijven aan de ogen-lijke grijns van elke appel die je uit de aarde delft en schielijk met het mes de grimas ontneemt, de ogen uitsteekt terwijl je hem ontmanteld... uit die ogen !k kijk....
Zelfs op de lippen van de pier zal ik lachen.

Hier beleid ik mijn geloof in stilte, gezien het zwijgen van de Ander.

Ik pers de doornen op mijn rug diep in de grond en zwijg verkleumd, killig in ontberen.
De schier eind-loze zoutvlakte, weerkaatsing van kristal in de schijn van bloed, verblindt in je zilte straling naadloos van aarde naar lucht

Het goud op snee aan de bladen van je vingers, niet het muffe van de schuld die je pleit....
Zware stoffen, zilver doorstikt - damast, brokaat - doorweven met obsceniteit: des meesters eigen werk, de schoonheid van verdraaid, de pracht van schuin bekeken.
Tertium datur, met de zekerheid van het principe dat het tegengestelde beweert, derhalve staaft dat het zo is, want noch het één noch het ander, straks morgen nu nu nu nu… noch het ander noch het één, daar is de breuk die schept, de discontinuïteit. Daar staat het te gebeuren. Of niet.

Stof dat in de kamer danst - al de pluis verzameld - ál het Niets geweven en genaaid tot het kleed dat ik draag, het rag dat niet bedekt.

Tijd is als een notenbalk, tijd is om te dansen en te keren, tijd is tijdloos als muziek.

Bestaat er een genadestoot voor het verlangen?