waar maakt de wetenschap zich druk over
donderdag 24 juli 2014
follow the dog
waar maakt de wetenschap zich druk over
maandag 6 oktober 2008
gewist II

De àndere tijd. Bedrieglijk drijfzand, de valkuil van de trechterspin
Horige aan je lippen, Sekuru, die bossen aanlegt, bomen velt en bladeren verstopt. Begrijpe wie begrijpe kan.
Gehandboeid in een vrijwillig geheugen van weelde en voelen, gekniehalsterd door zinnen, herinneringen als gecondenseerd lichaamsvocht in het moor van mijn navel. Ik hoed ganzen aan de kraterrand uit Krijt, de afgrond roept als een sirene. Geëxarticuleerd de gewrichten door het rijten van de wereld en het Reële. Verlangen en dat kleine ding dat steeds verder glijdt.
Uitdoven met in het verlengde (of in het verlengde van) verstommen. Nu weet ik waarvandaan de kou. Verder gaat alles goed met mij. De amputatie is ongepland. Je zal het niet zien, voor jou bestaat het niet. Of wel?
Ze werken niet met tijd.
Neen, pijn zal het niet doen. Ze gebruiken volledige verdoving.
Daarna, alleen als je het toevallig raakt, zolang het niet dicht is, niet genezen. Het risico door jou geraakt te worden...?
Het zal wel gaan. Ik ben een kei in het kweken van eelt. Uiteindelijk.
donderdag 2 oktober 2008
object / abject II





The day is done, and the darkness
Falls from the wings of Night,
As a feather is wafted downward
from an eagle in his flight.
I see the lights of the village
Gleam through the rain and the mist,
And a feeling of sadness comes o’er me,
That my soul cannot resist :
A feeling of sadness and longing,
That is not akin to pain,
And resembles sorrow only
as the mist resembles the rain.
Come read to me some poem,
Some simple and heartfelt lay,
That shall soothe this restless feeling,
And banish the thoughts of day.
Not from the grand old masters,
Not from the bards sublime,
Whose distant footsteps echo
Through the corridors of Time.
For, like the strains of Martial music,
Their mighty thoughts suggest
Life’s endless toil and endeavour
And tonight I long for rest.
Henry Wadsworth Longfellow
vrijdag 26 september 2008
heel veel Reëel
Het kind: zij en moeder bij het vuur en de stenen. En ik - zo de tijd, zo de blik op wijd - verglijd in al de vrouwen van mijn lijf: het kleine meisje dat je mint, moer met duizend stille kinderen, vrouw en dochter en slavin. En voor elk van hen de trotse huid getekend, betekend door die ene drift, het ene schrift: een kind dat wordt geslagen, een kind dat wordt bemind.
Ceder op mijn vingers, ceder op de stenen... de verbrande afdruk. Het naakte kind dat speelt, voeten in de asse. Niets
(?), object, teef, slavin, zij die kneedt, zij die weet, zij die woorden eet, je lichaam leest, je voeten warmt, je zij omarmt, je schouders breekt, je spieren weekt, je haren streelt, je bekken deelt, zich openplooit en overloopt
Exces. Jouissance…
(Stop toch niet,
Hoger dan het vele vuur, verder, dieper, lager... elke grens voorbij. Het reële kind.
stop niet meer,
niet deze keer...)
Hitte, intensiteit… ze was aanwezigheid. En jij, bemerkt in woord en beeld, plaatste wat ik deed: het snijden enerzijds, het stoppen daarentegen, gaf tevens een remedie - als de kraan weer lopen blijft en al mijn handen vol teveel het loze legen vullen blijven, de expansie van een huid die meegaat tot ze breekt - je gaf het blinde weten? Je gaf een struikelsteen.
En kijk, je veegt ze |óp| de wonden, zalf en warm in zilt dat bloed(t) gemengd met woord en zweet - me nu deed reiken, nu deed wijken naar de binnenkant. De uithaal in onmogelijkheid en hoe daar toch een doorbraak lijkt, zich blijkbaar profileert want kijk: ik sluit mijn ogen. Diep stoot de naald door ‘t tijk van realiteit, recht in het reële.
Onder het vuur en in de stenen,
geur van salie en jasmijn, de ceder en het zoete gras en druppels…
en van haar tepels die het kind tot speelgoed zijn
droop de melk terwijl ik keek
en ik mijn vadermoeder wist,
ver en steeds aanwezig,
hij die leest,
die schrijft
en schreef
de trotse tekens op mijn huid.
Sjaddai.
Sekuru.
Ik voel me zoals zij, het meisje-kind, onvermoeid in de herhaling van steeds hetzelfde spel: het vragen naar de bal, waarom en of je nog wakker bent. En als ze tegen duister in de voederschoot zorgeloos een laatste keer de borsten met de vingers kneedt - een ader op het lauwe vel, getekend als een potloodlijn - tot slot de ogen sluit, dan ruimt mijn bekken op de snee, het trage ritme van een klap, de zweep tussen de benen. Ik dans en pers de wrong uit mijn gebeente. Ik spreid me voor je neer. Duik in het Reële?
Sjaddai.
SekuruRook (met) mij.
donderdag 28 augustus 2008
lek
Met mijn vingers ontsteek ik vuur... verschroei de lucht waarin je loopt tot vloeibaar gesteente. In de vijzel van je hand groeien kristallen en je weet dat het een geode (ochtend)was.
Je kwam!
Ik reed de maan uit naar de dag en vierde de teugels, de vrijheid van het gloren onbarmhartig in de nacht, de woorden dat je slow niet meer wou gaan en als een vreemde ruiter met één oog die een lasso gooit, ving je me bij de voeten. Slechts de weerstand die je voorzag en de dwang vanuit het recht dat je nam én kreeg - als verwaarloosbaar in tijd - geen barrière.
Het peilen van ogen die voor de Orde groen wilden zijn, mahonie tussen index en duim. Had ik maar... Het hart dat toen al zong. Je wíst het toch, parce que tu étais le sujet supposé savoir, l'Autre qui reigne, het gierende bloed gestremd in het schrikken van de koorden rond mijn hart.
En al wat sedertdien ontsloten werd in het besluit... ach, het vertrouwen dat me bindt als een moeizaam vreemd contract. Het blijft hier lekken, weet je, je herstelt de leiding niet. Qué?
maandag 18 augustus 2008
VRAAG
rozenblad van porselein
hand breekt licht in duizend
afgruwelijk gruis het lijkt
heerlijkheid
van olie op het soepele leer
gebroken vlecht op het tapijt
en altijd weer
die lach
terwijl je even linkser wordt
doch te vermoeid
het recht(s) in handen neemt
de mannelijke kant.
ik lik de woorden die niet vallen
breek je bekken open
als French Coffee
van Mijnheer
zijn hoogste oog
gegooid
afanisis
of gewoon verveeld?

.