Posts tonen met het label herhaling. Alle posts tonen
Posts tonen met het label herhaling. Alle posts tonen

vrijdag 26 september 2008

heel veel Reëel


Het kind: zij en moeder bij het vuur en de stenen. En ik - zo de tijd, zo de blik op wijd - verglijd in al de vrouwen van mijn lijf: het kleine meisje dat je mint, moer met duizend stille kinderen, vrouw en dochter en slavin. En voor elk van hen de trotse huid getekend, betekend door die ene drift, het ene schrift: een kind dat wordt geslagen, een kind dat wordt bemind.

Ceder op mijn vingers, ceder op de stenen... de verbrande afdruk. Het naakte kind dat speelt, voeten in de asse. Niets kan haar (mij) gebeuren.

(?), object, teef, slavin, zij die kneedt, zij die weet, zij die woorden eet, je lichaam leest, je voeten warmt, je zij omarmt, je schouders breekt, je spieren weekt, je haren streelt, je bekken deelt, zich openplooit en overloopt

...in het sublieme.
Exces. Jouissance…

(Stop toch niet,
stop niet meer,
niet deze keer...)
Hoger dan het vele vuur, verder, dieper, lager... elke grens voorbij. Het reële kind.

Hitte, intensiteit… ze was aanwezigheid. En jij, bemerkt in woord en beeld, plaatste wat ik deed: het snijden enerzijds, het stoppen daarentegen, gaf tevens een remedie - als de kraan weer lopen blijft en al mijn handen vol teveel het loze legen vullen blijven, de expansie van een huid die meegaat tot ze breekt - je gaf het blinde weten? Je gaf een struikelsteen.

En kijk, je veegt ze |óp| de wonden, zalf en warm in zilt dat bloed(t) gemengd met woord en zweet - me nu deed reiken, nu deed wijken naar de binnenkant. De uithaal in onmogelijkheid en hoe daar toch een doorbraak lijkt, zich blijkbaar profileert want kijk: ik sluit mijn ogen. Diep stoot de naald door ‘t tijk van realiteit, recht in het reële.

Onder het vuur en in de stenen,
geur van salie en jasmijn, de ceder en het zoete gras en druppels…
en van haar tepels die het kind tot speelgoed zijn
droop de melk terwijl ik keek
en ik mijn
vadermoeder wist,
ver en steeds aanwezig,
hij die leest,
die schrijft
en schreef
de trotse tekens op mijn huid.
Sjaddai.
Sekuru.

Ik voel me zoals zij, het meisje-kind, onvermoeid in de herhaling van steeds hetzelfde spel: het vragen naar de bal, waarom en of je nog wakker bent. En als ze tegen duister in de voederschoot zorgeloos een laatste keer de borsten met de vingers kneedt - een ader op het lauwe vel, getekend als een potloodlijn - tot slot de ogen sluit, dan ruimt mijn bekken op de snee, het trage ritme van een klap, de zweep tussen de benen. Ik dans en pers de wrong uit mijn gebeente. Ik spreid me voor je neer. Duik in het Reële?

Sjaddai.
Sekuru

Rook (met) mij.


zaterdag 23 augustus 2008

MOTHER C

Achter je, onder een huif – achter je karavaan – sleep ik touwen aan, achter je:
ketens, schakels en links
en hier en daar vermaak ik je.
Met beeld in vlees of grijs
En in het git van de nacht de gekende vraag: “Ben je wakker? Ben je daar?”
of:
“Drinken we iets?
Armagnac, Mijnheer?”
Ik wacht in koppigheid.
Het grote oog dat zwijgt en stille kabels vol syllaben digitale monoloog.
Het is laat, ik ben moe, de knop gaat uit.
Morgen weer herhalingst®ijd.


Nawoord:
Het doek valt en moeder C.
pakt haar kar en kinderen mee.
De auteur is slechtgezind,
misprijst het publiek dat met hààr sympathiseert,
terwijl hij een kritische analyse ambieert.

“Audiences never fail to be moved by the plight of the stubborn (…) woman.”
(Poemhunter)

Sekuru? Wat denk je nu?



.