Posts tonen met het label gemis. Alle posts tonen
Posts tonen met het label gemis. Alle posts tonen

donderdag 24 september 2009

egeaux?


de stille wijs of net heel luid van elke klok gelijk, klinkt het sijpelen van wat zurig bijt: een tepel hier daar een lul, wat smegmaat interjunctie; zo lijmen letters en de woorden niet alleen, maar ook gelijk geschoolden; hele zwermen vogels uit de zelfde kooi en kuddes, zij die leerden aapnootmies nu op niveau 'gevorderd' - great minds to be - opgeklede skoda's
speeltijd: klasje uit,
plasje doen nu allemaal saam: sympathiek geschreven venijn
klatergoud dan maar.
ik spuug wat pseudo-spul, pretentie wordt mij afgeleerd en ook het...


médusitation (16 décembre 1967)

La poésie n’est pas poétique, c’est une épouvante.

À l’origine est la Méduse, de son tronc de corps
décapité coule le sang en flots et de ce sang naît

Pégase, le cheval ailé.

Ce n’est pas beau, c’est horrible.

La poésie a comme source le meurtre d’une épouvantable
fille, la poésie a pour origine un crime :
la poésie est un acte sadique, masochiste.

Ce n’est rien de charmant, c’est plutôt abominable.
Horrible.


Tout court, la poésie n’est que le mensonge, la sur-

compensation de quelqu’un de mauvaise foi, d’un menteur.

Et ce n’est pas un crime de compter les syllabes, de se
forcer à faire des rimes ? C’est contre nature.

Évidemment, chevaucher un dada ailé, ce n’est rien de

bien joli, ni de recommandable.

La poésie, la poésie, fleur bleue, attitude romantique ?

Eh non, la vulgaire escroquerie de quelqu’un qui cache

son infériorité derrière des joues gonflées et qu’il

essaie d’installer comme une merveille !!!


Raoul Hausmann, une anthologie poétique, Al Dante/Transbordeurs, 2007, pp 144


Een kind wordt geslagen, en Mijnheer slaat er niet naast.
Zo gaat dat met spiegels? Je ziet jezelf erin en toch merk je dat het niet hetzelfde is.
Vragen. Bijvoorbeeld: heeft het lustprincipe te maken met het spiegelding? Zo ja: wat? En het lustprincipe (het Jenzeits dan maar) en het Sadeaanse register: que? En zo veel meer.
Over het bloggedoe: Hm, je hebt me eens gezegd dat het niet is omdat je het anders beziet, dat je niet eveneens IN de wereld staat. Ik probeer me te handhaven. Ik weet niet waar je naar toe wil. Ik zei eerder: het lijkt elke keer alsof je me als 'de Ander' duwt - kneedt, als een hond die afgericht moet worden. Ik ben misschien niet eens een goede hond. Alles staat elke keer op losse schroeven - Als het om spanning gaat - wél... Het knijpt mijn keel toe.
Hondsmoe


zaterdag 16 mei 2009

kattig

foto 16-05-09

En dan sta je plots ergens een vreemde poes te aaien.
Het laatste dat onzichtbaar werd was de glimlach...

dinsdag 16 december 2008

Barking

Gelassenheit hangt deze dagen als een erts in mijn strot, mijn keel zowaar wat rauw door ongepolijste klanken. Ingedikte woorden van wachten en verlangen - ik wil ze niet wegslikken - liggen als taaislijm tegen mijn gehemelte.
Zwijgend lengen ze de ondergrondse leegte. Niets willen, zei hij.
Ik blink mijn tanden.

Het speleologisch geheugen, zonder de zekerheid...
Ik ken de diepte niet van een vrije val noch de ruimte van de balzaal waar Genot betekend wordt. Ik sta in de weg.

Achter mijn ogen leen ik herberg aan een kapitaal van hoop.
Verwachting is stil geboren. Geen vroedende hand geeft ze bedding, er is alleen het koor dat huilt. Horen doe ik het niet meer.

Hondenvoeten betasten grond om je te vinden, het spoor van mettertijd dat je zette voor de teef.
Het spreidt zich schaamteloos voor je ogen. Onsterfelijk. Stervensbereid.
Blaffend naar dezelfde maan.

The moon comes up.
The moon goes down.
This is to inform you
that I didn’t die young.
Age swept past me
but I caught up.
Spring has begun here and each day
brings new birds up from Mexico.
Yesterday I got a call from the outside
world but I said no in thunder.
I was a dog on a short chain
and now there’s no chain.

by Jim Harrison Source: Poetry (September 2008)

donderdag 20 december 2007

chiée VIII - enfin dan: champignons


Ik zie me nog naar het altaar lopen, zes jaar, eerste communie en een voet die bijna omsloeg. En net die foto met die omslaande voet zag ik altijd het liefst. We moesten een stuk speelgoed meenemen. Ik had een pop bij, maar niet mijn favoriete. Neen, die ging ik daar niet even neerzetten.

Ik zong al de liedjes mee, in het Latijn tot dat plots Nederlands moest zijn. Ik bad een eigen versie van het Credo, ik geloofde nooit in de geilige katholieke kerk of de verrijzenis van het lichaam. Ik zat vaak op de punt van de bank om recht te springen als er weer een grofheid werd verteld. Vrouwen waren dikwijls het slachtoffer van de preek.

Wat heb ik spijt dat ik het nooit deed, dat rechtspringen bedoel ik.

Ondertussen op het vuur, de stoof hier dus, staat onder het wakend boeddha-oog de pan met eten te garen: aldi-champignons met aldi-geitenkaas, aldi-zongedroogde tomaten en aldi-pijnboompitten. Ik gooi het maar bij elkaar, want koken kan ik niet. En dít kan dus handenvrij.

Het doet me weer denken aan vroeger. Champignons waren seizoensgebonden. Rond september gingen we met mijn vader ’s morgens in de mistige wei op zoek.
"Kijk goed bij de paardestront”, zei hij dan.
Champignons lustten paardendrek in die tijd.
Hij liet ons onder schrikdraad kruipen, terwijl hij er met een beenzwaai over ging. En hij plukte één keer zeventien kilo op een ochtend, samen met Nr. 2, de gelukzak.

Het deerde hem niet wat op de wei stond, paarden, koeien met ‘de stier’… of gewoon een allegaartje. En als de beesten kwamen zei hij: “Ge moet geen schrik hebben. Als ze te kort bij komen, spreidt ge uw armen en doet ge heel hard BOEH!”.
Dat heeft ons altijd beschermd. Behalve die keer in de Gevaarlijke Ardennen toen een stier het op me gemunt had. En die andere keer in de Gevaarlijke Ardennen toen een andere stier hetzelfde gedacht kreeg met mij. SCHRIK dat ik had. En rennen. En struikelen en mijn hele benen kapot geschaafd en gaten in mijn knieën.

Nu vraagt hij soms: “Bidt ge nog?” en dan antwoord ik neen. “Gelooft ge dan niet meer?”, neen dat ook niet dus.

Ik heb een bokaal kweeperengelei, die hij maakte. Elk jaar doet hij dat. Vijfentachtig is hij nu. Hij kookt dus wel.
Met een lepel drup ik wat van zijn maaksel, een tikje in elke champignon om de geitenkaas te bedwingen.

Hij vraagt niet of er iets is dat me vervult.
Ik zou misschien JA hebben gezegd, als ik dacht dat hij het aankon.
Satan is niet ver.