
Dat we toch op mossels lijken. En dat ik lach als ik het lees.
Ik leg wat schaduw vooruit. Opzij misschien. Als een rug vol doornen tussen ruimte en tijd… een onmisbare naad die verbindt wat hij scheidt. Hij is voor jou. Net zoals het rutiel, de naalden uit venushaar, het oude water, festoen van jaren in het versteende hout en als de pijn die op het vuur te garen staat. Zo smakelijk als ze schroeiend de binnenkant verrijkt. Zo vervullend als grenzeloosheid, hoger dan het hoogste, lager dan het laagste .... Exces… zou dat dan heten.
Rood, fruitig, iets te jong, goedkoop. Drinkbaar. De dag kijkt terug. Wat ik me herinner materialiseert op een glasbodem, een scherm, een spiegel, een blad papier. Ogen. Handen. Verhalen. Als een oase. Markeren deed je op je eigen wijze, onzichtbaar voor de wereld. Mogelijk herkenbaar voor een medehond? Beklijvender dan de diepste tatoeage.
Ik dank je met een Nuba-huid.
De kat is niet verzopen en denkt in duizend levens: wat vandaag niet geschreven werd, komt morgen of later wegens bijvoorbeeld nu te moe.
Vrouwen gillen met opengescheurde huid.
Trots.
Kairos springt over de buffels.