Posts tonen met het label hond. Alle posts tonen
Posts tonen met het label hond. Alle posts tonen

donderdag 15 januari 2015

contre-chant II




poƃ
dog



zondag 23 november 2008

Contre-chant

   

dog
poƃ




donderdag 1 oktober 2009

chained?


Oh, ik ben afgedwaald. Bellmer dus, maar ook Lacan... Die vreemde poppen van B. die verkeerd in elkaar steken, ik moest er aan denken bij Lacans spiegelgedoe. Dat iemand eigenlijk gebroken, misvormd, morcelé enz. is, maar door de spiegel of identificatie (met iemand die als spiegel fungeert) (ge)'heel' wordt. De vervreemding daarin en het zo gevormde ego: een illusie. Maar op die illusie en op hoeveel andere nog, draait de wereld.

Bellmer dus. En Sherman en zoveel meer.
Jij? Hoe zit de link tussen jouw schilderwerk en jezelf/ Lacan/ enz?
(...)

Misschien ben ik niet afgedwaald. Ik schreef: ik ga kapot. Ik bedoelde hoe ellendig ik me voel.
Maar kapot... dan als een tegengestelde beweging aan het 'hele' ego-beeld, de illusie - als ik kapot ga en niet het beeld in de spiegel zie?
En wat als het toch een beeld in de spiegel blijkt en dat ook dàt beeld er ààn is. Dan is meesterschap niet voor binnenkort.
Ik vraag me soms af of je (...).
Of (...).
(...) of ik je mag zien.


Je me couchai sur un divan
et me mis à raconter ma vie
ce que je croyais être ma vie
Ma vie, qu'est-ce que j'en connaissais ?
Et ta vie, toi, qu'est-ce que tu en connais ?
Et lui, là, est-ce qu'il la connaît,
Sa vie ?
(…)
Enfin me voilà donc couché
Sur un divan près de Passy
Je raconte tout ce qu'il me plaît :
Je suis dans le psychanalysis
(…)

Il faut (…) tout dire, et le plus difficile,
Si je n'hésite pas narrer des écarts sexuels et infertiles,
Ce m'est un embarras
De parler sans détours de mort et de supplices
Et d'écartèlements
De bagnes, de prisons où de vaches sévices

Rendent quasi-dément


Mais ces liens à leur tour tomberont dénoués

Les symptômes s'expliquent

Comme le crime en fin d'un roman policier
-mais ce n'est pas un crime !
Car si privé d'amour, enfant, tu voulus tuer

Ce fut toi la victime.


Uit: Chêne et chien , Raymond Queneau


Zelf-moord dan zo een beetje?
los - geslagen hond


hoofdstuk 7 & 8

hoofdstuk 9, § 9, pag. 27 - 30; §10, pag. 1
En god-dog?
en
l'amour en plus?
en zoveel meer?

donderdag 23 juli 2009

verBlendung


Optreden van Canetti, rond de 50ste seconde.

De kanttekeningen bij een reis naar Marokko, Die Stimmen von Marrakesch, tonen hoe de reiziger Canetti het vreemde land niet alleen nauwkeurig observeert, maar zich in de plaats probeert te stellen van de mensen die hij er ontmoet. Nadat hij in Marrakesch ontelbare blinde bedelaars steeds weer de naam van God heeft horen herhalen, gaat hij bij zijn terugkeer met gesloten ogen en gekruiste benen in een hoek van zijn kamer zitten en probeert hij een half uur lang in het juiste tempo en met de juiste kracht 'Allàh! Allàh! Allàh!' te zeggen. (4) Metamorfose ligt ook ten grondslag aan het drama, en volgens Canetti is zijn hele werk dramatisch van aard. De gedaanteverwisseling gaat zover dat hij de personen niet enkel ontwerpt, maar zijn stukken ook virtuoos voorleest, waarbij hij er niet voor terugschrikt de dertig verschillende rollen van Hochzeit alleen te vertolken.

Uit: Elias Canetti, oorgetuige van de verblinding, Erik de Smedt



Het magische, grote, levendige plein in Marrakesch, zoals het nu is en zoals het vijftig jaar geleden door de schrijver en Nobelprijswinnaar Elias Canetti werd beschreven .

dinsdag 16 juni 2009

ein Hund! (vervolg)


A dog can not lie. Neither can it be sincere.
A dog may be expecting its master to come
.
Why can't he be expecting him to come next wednesday?

Is it because it doesn't have language?

To imagine a language is to imagine a form of life
.
The limits of my language are the limits of my world.

A dog may now expect its master, if it hears and recognizes its master’s footsteps, but it cannot now expect its master to return home next Sunday. It may now think that it is going to be taken for a walk, if it hears its leash being taken off the peg, but it cannot now think that it is going to be taken for a walk next month. It may remember where it left a bone in as much as it can go and dig it up, but not when it left it wherever it left it. For such capacities presuppose possession of a language. (Wittgenstein)

Sekuru, zó zonder taal ben ik.
Hond.
Slechts kijkend naar het gat, het Ding, het gat, het Ding....

Shaddaï, leg je hand op mijn kop. Ik warm je dode voeten.


The gene directly responsible for the onset of Huntington’s chorea has been isolated, and anyone can now be told not only whether they will get Huntington’s, but when. At issue is a transcription mistake: the stuttering repetition of the nucleotide sequence CAG in the middle of a particular gene. The age at which the disease will appear depends implacably on the number of repetitions of CAG: if there are 40, you will get the first symptoms at 59; if 41, at 54; if 50, at 27. Healthy living, keeping fit, the best medicine, none of them can help. We can submit to a test and, if it is positive, find out exactly when we will go mad and die. It’s hard to imagine a clearer confrontation with the meaninglessness of a life-determining contingency. No wonder the majority of people (including the scientist who identified the gene) choose not to know, an ignorance that is not simply negative, since it allows us to fantasise
. (Žižek).

'Komt nog', 'mettertijd', je toverwoorden.
Waar elders je nauwkeurigheid, blijft hier alles open. Altijd alles open.
(en ik vraag: "Wanneer?")

donderdag 28 mei 2009

noorderwind


Praat ik over je?
- over de grilligheid van bloemen, omber en
je handen waar nu de levende zon in schijnt
of over licht. Er straalt licht in je ogen.

Niet kan ik bij je zijn dan
in de stap van de hond op wier hand je kop zal rusten.
Waar je vlees me raakt adem ik ribdiep.
Schilder van bloed en non-perspectief,

- de open kist, de blik omhoog gericht -
gebalsemde bloei op de snee van je woord,
praat ik over jou dan, Meester die de spiegel breekt?

Jade, nefriet, bloedsteen
lik ik en waar je stierenkop zich in jaspis boort
- de belofte ( zacht als boter) die je me deed -
tel ik de draden, wolf en spin,
jij die niet Behemot bent.

Ngalyod, die als een lint rond
de rode iris ligt, ik roep je uit de diepte
van het nieuwe loof.

Wacht, zei je, tot komt nog en mettertijd...

Ik rust op de piëdestal
van pijn die je me hieuw en
in het midden van de nacht bulder ik
op de wind die mijn stem ten zuiden vaart.

Mahonie, onweer en je teef ben ik.

De sokkel druipt van rood verdriet,
met kleine woorden als dode kinderen.


.

woensdag 20 mei 2009

dingetje

Vannacht was je dood en ik maakte de oefening. Binnen zat aan tafel de vierschaar naar kunstjes te kijken. De ruimte was groot en ook de verwachting. Achter een struik met bloemen joelde ik als een geest, maar niemand merkte me. Iedereen zat binnen. Buiten was ik, alleen. Op het bospad kwam plots een hond achter me aangelopen, hij snuffelde aan me en bleef me volgen. Ik draaide me om en aaide hem door zijn zwarte, volle vacht. Het haar op zijn hoofd tussen zijn oren was zacht. Een wildeman stapte uit de bosrand naar me toe. De hond was van hem. Hij zei dat het niet gewoon was die hond zo te kunnen strelen als ik deed.
Hij liet in het midden of het aan mij lag of aan het feit dat het beest naar hem luisterde.


Zo is het dikwijls.

Je weet het niet.


(Tsss, er smaakt afwasproduct door in de courgettesoep - een slecht gespoelde kom - terwijl de buren in stereo al de hele ochtend kloppen en boren. Wie zegt dat vrouwen synchroniseren met hun maandstonden...? - het getimmer gaat na een poos gelijk op. Telkens drie maal, dan een pauze, waarna ik ontstemd de inhoud van mijn opgeschrikte gestel weer schik, even later volledig in de war gestuurd door het gedaver van de perseuse.
Ik besluit het dan maar schuinweg aan te kijken tot het geïntimideerd naar de achtergrond verdwijnt - het hondse perspectief.)
De halstarrigheid waarmee je jezelf indertijd beschreef - de hond, het gat, het Ding... - is nu mijn deel. Hoe groter het obstakel, hoe veelbelovender het... zo schreef je.
Ik lees je op-nieuw, anders nu en ook als toen.

De hond die aan me kwam snuffelen... ach, die hond - dat is uitgemaakte zaak?- dat was jij. Met of zonder vlechten.
En het objet petit a?

Hm, weet je nog - ík weet het nog - dat ik hels ging zoeken wat het betekende? Niets wist ik. Ik kende niets van de terminologie die je gebruikte. En in al mijn naïviteit zei ik: een kleinood. En net zoals l'objet petit a ergens voor stond, deed het kleinood dat ook.
Of het zo was is niet zeker, maar je leek gecharmeerd en nam aan wat ik schreef.
Later, een hele poos later had je het over het agalma dat Alcibiades als een verborgen object bij Socrates vermoedde...
En ik zag jou, als een schatkamer vol...

Ik dwaal ver af. En niet. Ook dat, ook daar ga ik naar terug. Ook dat wordt ànders herlezen. Soms vraag ik me af of dit allemaal wel de bedoeling was - dat ik zou begrijpen wat je zei.
(Vorige week las ik in de krant het verhaal van de oudste vrouw ter wereld. Als trots van haar land, vond de staat het niet langer kunnen dat ze in een armtierige keet woonde en ze werd verhuisd naar een appartement. Daar gleed ze jammerlijk uit op de badkamervloer, afschuwelijk, ze overleed.
Wat gebeurde er nadat je mij verplaatste?
Het zal vast een naam hebben - dit fenomeen - maar jammerlijk was het allerminst!)
Ik dwaal ver af. En niet. Ook dat, ook daar ga ik naar terug. Ook dat wordt ànders herlezen. Soms vraag ik me af of dit allemaal wel de bedoeling was - dat ik zou begrijpen wat je zei.
Dat ik het na maanden en later na jaren pas misschien zou inzien, dat je me voorzag, zoals ik voordien al schreef:
van zaad voor later - al wat je me gaf, dat nog moet rijpen.

Gelukkige verjaardag!


hoofdstuk 7, 8 & 9, § 11, 10 & 5, pag. 22, 20, 20

(in de reeks god-dog)
(l'amour en plus)
en vele andere reeksen

donderdag 23 april 2009

hond (Joh. 20:29)


............. Illegalen aan de Kust

Stond vanochtend in de krant, dat de Kust weer overspoeld wordt de laatste tijd. Deed me denken aan de plotse verplaatsingen die je maakte. Je zei: ik moet weg. Het moeten stond er dan zo dwingend bij :)
En dat je dan sloten moest vervangen of zo. Ze al lang niet meer aangaf, de ongenode gasten in je huis/huizen.

Pfff, ik heb vannacht nog een stuk gelezen. Sommige delen gaan erg vlot, bij andere zit ik met een getatoeëerde frons op mijn gezicht. Snap ik er de ballen van. Maar... het trekt. Het trekt me aan. En inderdaad, het no-nonsens gehalte.
Ik herken je erin, de taal, de hoofdfiguur...
Ik zou het boek nu even moeten nemen, maar ik ben nog te lui. Er waren een aantal opvallende zaken waarover ik iets wou vragen.
Later.

Goh, het is een jaar geleden dat je me zei: lees dat.
De bestelperiode die duurde. En af en toe, want ik begon natuurlijk van alles op te zoeken en me dingen af te vragen enzovoort, zei je: wacht nu maar tot je het boek hebt. En er klonk een belofte in je uitspraak: dat je er zou zijn als ik het las, dat ik er met je over zou praten. Of je zou antwoorden weet ik niet. Wellicht niet op de klassieke manier. Je zou me iets toegooien. Van het een zou het ander komen.

Toen ik het boek had... verdween je. Ik wist het nog niet.
Ik lees het. Natuurlijk lees ik het.

De sperwer heeft hier achter zijn ronde al gedaan, hoog krijsend in de kruin van de kastanjeboom. De kaarsen staan rechtop in bloei, de meiboom draagt purper in schakeringen.
Er is een merel die vreselijk zijn best doet.
Gisterenavond rende een rode eekhoorn voor mijn auto weg.

............. schijndood

Ik heb het zwaar.
Het is de moeite waard, elke letter, elke minuut. Maar het snijdt te hard. Er is geen contr(e)act behalve in het zwijgen.

............. de tekst en de hond

Ik zit een tekst te lezen in het Frans en ik snap er de ballen van. Er zijn woorden die ik vertaal, automatisch, maar het geheel zegt me geen geheel. Ik weet niet wat het zeggen wil. Pfff, vertalen ja. Maar betekenen?
En ondertussen droom ik weg, naar toen ik bij je was uitgenodigd. De gesprekken. De ochtend. En hoe ik luisterde naar wat je zei. Ik kijk naar toen, lijk me zelf te observeren, als was ik in de stemming van nu bij die onbegrijpelijke tekst.

Het is /was zoals wanneer iemand tegen een hond praat en om de herkenbare klanken en de intonatie gaat de hond mee.

Weet je hoe vreemd het is me hond te voelen zonder nu, nu dus, te beginnen bijten en grommen.
Zo praat je tegen een dier, zo praat je, toon je dat je de meester bent.
Man, wat ben je goed.

Ik mis jou. Ik weet dat ik je mis.

Zo, nu ga ik verder hond spelen en snuffelen in zinnen waarvan ik de klank herken. Ik begrijp de woorden niet. Nog niet. Misschien word ik wel minder hond naarmate ik vorder.

............. Ander... waar ben je?

Deze dubbelheid - geloof in het bestaan van de Ander, maar geen zekerheid omtrent diens mogelijk bedrog, diens intenties - maakt een spreken mogelijk dat de plaats van subject en Ander vastlegt. Daardoor kan de boodschap in omgekeerde vorm terugkeren en kunnen de eigen talige producten ook als eigen producten erkend worden.

Zo werkt het.
Werkt het ook hier zo, waar ik je blijf aanspreken zonder iets te weten? Met alleen de hoop?
Kan ik nog van geloof spreken? Geloof dat Badiou omzet in: overtuiging?
Alleen als ik ze bij mezelf leg, de overtuiging. Niet bij jou.
Er zijn zaken waarvan ik overtuigd blijf.
Ik wou dat ik je kon aanraken. Goed, dit is dus geloven zonder aanraken.

Of ik je pijn zou kunnen doen? Ja. Van lichaam tot lichaam.
Of ik je zou kunnen kwetsen? Ik geloof het niet. Opzettelijk niet.

Oef! Maar ik denk zelfs niet dat jij mij met opzet 'kwetst', wel dat het een gevolg is van wat je doet of niet doet. Niet het doel.

............. ontastbaar geloven

Het raken
waar je raken kon en
waar het rood als draden
op de huid
zichzelf
tot kleding spon en
jij insloeg op de schering
tot het koningskleed
je uit handen gleed en
warmte nog de diepe kleur
de wangen gloeien deed
de lippen bloedden en
ik de gaafste pijn verbeet

wanneer
merk je me weer?


hoofdstuk 9, § 4, pag. 22

maandag 2 maart 2009

nacht


Alles is er nog behalve mensen.
De stoelen staan gerookt, bedronken is de tuin in je handen, je gezicht, en adem baart het stokken van woorden, het splijten van de lucht bij een plof. Hoe ver gedragen de trilling van de wolken als een postduif voor wat ik zeg?

Waar kijk je naar, vraagt een zucht, en volgt mijn ogen tot tegen de wortel van de berg. Dennen zingen karig.
Ik hurk in ouderbodem en vang een handvol nachtklokjes.
Het is zacht, de hond roept bij de zuiderburen.


(in de reeks god-dog)
en vele andere reeksen

dinsdag 24 februari 2009

geurloos

Je komt binnen met die blik en zet je neer. Ik wrijf je rug tot boven aan je nek, waar je vel een prop van littekenweefsel is. Je draagt zoals steeds een pak en beweert dat het met een aortareparatie in orde komt, moèt komen. In mijn boodschappentas verkommert het gebakje, dat met slagroom, waar ik al zo lang naar smacht. Of je de hond nog uitlaat, is de vraag, en hoewel het niet mogelijk is, je kan gewoon niet meer, neem je het touw. Wat later sta je in de badkamer, uitgekleed. Je haalt het niet. Je haalt de wc niet, je haalt de lavabo niet. Je spuugt alles onder en terwijl je ineenzakt, ontdaan van wat je rechthield, met die onhoorbare stem van 'dit kan toch niet' kom ik bovendien te laat om je op het toilet te helpen. Niets blijft van je over, alleen het witte lichaam in mijn armen. 'Het is niet erg', blijf ik herhalen. We houden elkaar als boeksteunen zittend.
Ik word weggehaald.
Elke geur is afwezig.

donderdag 8 januari 2009

boekstenen


Als ik er ben vannacht en jij rookt je sigaar weet dan dat ik klaarlig om je te ontmantelen. Lap voor lap ontdoek ik je, mijn vingers warm dat weet ik zeker, als ik je ontvel, je stoffen buitenlaag en afdaal naar je huid, 't geliefde stuk je lange nek, en boor mijn tanden daar en zuig tot in je hersens waar ik alles weet wat ik verlang, begeerte, doch grijp ik je haar en hang je aan de boom gerokken als een beest ter slacht.


Ik schraap mijn tong over je lende en vil je honderdvoud. En wijl mijn ene hand je slaat zal de andere je strelen. Zoals het hoort, zoals ik niet anders zou willen. Je rug tegen de stam in ongemak, je buik als kwetsbaar wezen, waar beneden hangt, zo treffelijk ontbloot, het vrije spel.
Je kan niet weg.


Daar was terug de hond, le chien perdu sans collier, de collar waar ik om lachte...
Natte neuzen, houten klazen.
Een omhelzing die langer duurde dan nodig was, omdat ik zei dat ik op mijn honger bleef.
Ze was méér dan noodzakelijk.

Ik weet hoe je hart klopt en hoe je uitwisselt in vreemde delen. Als een verkenner hield je -, voelde je me: potentieel materiaal... De herhaling zat aan te komen, het was niet verloren, schreef je. Neen. Nog steeds niet. Ik houd van je acuratesse, maar ook van het dwingende, verzengende, het vruchtmakende dat er toen gebeurde.
Er was/is/blijft mogelijkheid.

Ik neurie me in slaap, lig te huilen en zing je naam zoals alleen kinderen - dacht ik - nog zingen kunnen . Zonder denken klanken (je naam, ontelbaar vaak). Hoger langer dieper lager helder zuiver donker vuil (je naam).
Ik zong en jankte als een kind verdomme.
Ik mis je, (je naam).

Ik kijk met mijn ogen dicht in hele verten en zie je staan, je kraag omhoog en je sigaar. Je haar waait een beetje . Soms niet. Je kijkt... waar kijk jij naar?
Achter je staat het huis. Soms liggen er stenen in je hand, maar ik droomde van je en dat het boeken waren.

En ik schudde mijn hoofd wegens het Slaavse koor dat ik maar weer eens pseudo-hallucineerde.
Ik besloot en ontsloot: ik houd van die mens.
Ik weet niet wat houden van is.

Zo is het hier, blijft het gesteld.

woensdag 7 januari 2009

zaad van toen voor later


Ik breek de zaden open, de monster-lijke koppen de gulzige muil en zwelg het zwelgen; je gaf wat ik niet vroeg en wat reeds vrucht was en vrucht draagt. Zoveel.
Vragen die de keelholte extensief vingeren, ongeduldige planten al groeiend in het zaad dat traag wil barsten, ten einde het inscheuren te voorkomen, het infectieuze effect vermijdend van de zwellende buil van ongeduld.

Ik praat, je weet al lang wat ik zeggen zal, meer nog zelfs. En als je lacht voel ik geen schaamte.
Stukken van je geesten los door mijn geheugen. Ik heb nu messen aan mijn voeten, aan mijn woorden in het landschap, om de afstand tot je te snijden, per minuut te verwerken of per meter, omdat ik je komtnogmettertijd niet verhapstukt krijg.

Hoe lang moet een nek zijn om je kop in de grond te kunnen steken? En hoe klein een luis - in een grote vacht, onvindbaar als ze blijft, maar niet te negeren?

god, mijn vingers kroelen achter je oor. De zachte pels is warm en ik wil niet liever dan er wonen. Je draait je kop onwillig, blaft een kleintje. Ik raak je snor. Dwaalt mijn hand nu onder je kin. Breek-baar word je. Hmmm. Mijn nagels kammen je baard. Je hoofd is warm in mijn schoot. Niets verraadt je. Ik het minst. Deze plek is eeuwig.

'Vertrouwen zal je me' zei je.

(in de reeks god-dog)
en vele andere reeksen

dinsdag 30 december 2008

onvermengd


Je puzzelt wat met levend doek - trefzeker de lijnen - terwijl je geur als handen rond me zweeft.
Naar het barsten van de bes tussen weer barstige lippen smaken je slagen: zoet, zuur, zacht en bijtend. Een tong met weerhaken doorploegt vel en vrucht. Weggebeten morzels afgescheurd vlees. Je likt je kaken en je neus.

Mahonie kijk je in mijn leegte en lacht om de onzekerheid van hoge hielen bij het hondje aan de lijn, de tevende beef, het object...
Ineengekruld van kou, de vuisten vechtklaar dicht en dan ontspannen.

Een god krijgt een hosanna en dan een weg met jou.
En god ben je niet.
Je schuine blik kijkt onvermengd.
(F)in-esse.

Blijf?


(in de reeks god-dog)