
Hoe dan? Al lang wordt een oorlog 'el amor' - jij - en dat het zo is dat landschaploze niemandsland waar ik in bouw zonder wonen.. Godverdomme, hoe hard moet ik dan stampen? Hoe hard me in de aarde van je bekken om een antwoord drijven ? Hoe fel mijn handen klappen rond je ribbenkast? Echoloos marimba op je schedel...?
Het holle van gemis? Ellendig en tegelijk het leven zelf dat als een worm in me kruipt (ach - wat schrijf ik... als een beest me penetreert? ) Een mens zou niet..., er komen vreemde dingen uit.
Maar een mens ben ik niet, ik ben (g)een vrouw.
En als mijn armen als een schroef de lucht doorwringen... weet:
het één is niet alleen. De hielen branden, er is vuur,
er is muziek in pijn,
waar stenen malen, handen rijzen, vuisten dalen,
het zingen van een zweep, vingers op de spanning
van een snaar.
Het is (...) geleden en het lukt me nog altijd.
Je kijkt - kijk je dan nog steeds? -
terwijl je slaan me doet kadansen
alsof het adem is in leven,
het dansen dat ik voor je doe een meten.
We vechten om ter langst:
je linker wordt zo moe.
Ik vraag ik vraag ik vraag,
stamp voeten op de steen
en veeg met stof en rok een warrel lucht.
Statenloos,
het vaderlandschap lang verloren,
herboren in wat liefde heet.
- Of ik
schoentjes had met hakken, vroeg Mijnheer, en ik zei neen. Mijn leven ís haute perchée, weliswaar op blote voeten. -
Bloed zal je vegen,
een applaus met zes vingers,
het leer over het lijf,
van hand naar dier... huid in huid.
- "Moet ik stoppen?" vroeg je, "Wil je dat ik doorga?" -
Dat het eeuwig dure, de zindering, de pijn,
het mateloos ultieme. De weer-zin
in het klakken van het naakte vel,
het rukken van je lijf, tegen koor en weerstand in.
((Waarom) Heb je opgegeven?)
je onbeleefde ritme.
Zingen
laat alles zingen, je handen, de molen, stenen en boeken, woorden en mij.
Dat je muziekte me penetreert - en vice versa vaneigens.
Ik ben aan het vallen - Houd me vast -
Ik dans me kapot, de grens voorbij.
Je was lief ... Alsof ik het voor het zeggen had.
De rugzak, het opgeborgen arsenaal en als laatste
- na de zorg en het verhaal je handen die me lieten:
de zetting van je oog, de streling van je haar, de koffie na de Koffie -
... vouwde je je weg, plooide uit mijn leven.
Mijn ogen op je rug nam je mee.
Ik blijf en bleef blind ziende en elke dag kan ik dieper kijken.
Er is een vreemd begin
de eerste schildersstreek
- waar een gat gegraven wordt leeft een woekering.
Zo is geen Meester zonder slaaf. Geen pijn zonder vreugde,
noch vertrouwen zonder overgave.
Gemakkelijk is niet.
Genot.