maandag 4 april 2011
solanum tuberosum
Poète avec pommes de terre en petite chemise
Ma Belle de Fontenay, ma Roseval, ma Viola,
ma Géante Violette de Jersey, ma Vitellote d’autrefois,
ma Désirée, ma Stella, ma Charlotte, ma Nicolas,
ma Franceline, ma Pousse Debout, ma Pompadour,
– ma Reine de tous les jours, à tous mes repas ! –
ma Rosabella, ma Rosine, mon Estima,
ma Magnum Bonum, ma Manon, ma Samba, ma Mona Lisa
– a! aa! aa! aaa! vocalise-t-il comme à l’opéra ! –
Ah ! mes Divas, mon Urgenta
(y a urgence parfois, n’est-ce pas ?)
ma Bintje pour qui j’ai un bountje typiquement bruxellois,
ma ratte du Touquet (plus radine que ratte, en effet,
mais quel morceau de choix qui n’a d’égal
que la corne de gatte de Florenville et par-delà)
même à toi, ma très moderne B.F. 15, à toutes
– fort opulentes, bien en chair, ou plus minces,
voire en forme de saucisse oblongue ou parfaitement
rondes et rubicondes de joie ! – à toutes – sans exclusive ! –
quelle que soit votre provenance
(Hollande, Belgique, Flandres, Merveille d’Amérique,
du Canada ou de la France)
que vous soyez jaunes, rouges, roses ou blanches,
laissez-moi vous appeler : mes chéries ! Laissez-moi
vous dire et vous nommer : mes patates chéries,
laissez-moi hurler : ah, purée de purée !
Qu’est-ce que je vous aime !
Que ce soit en robe des champs ou de chambre
(même s’il y a une sacrée différence) que ce soit
en pommes Duchesse, en galettes, noisettes
ou croquettes prêtes à se laisser croquer, que ce soit
en mousseline transparente ou sous la cendre
où mon cœur couve d’impatience, peu importe
pourvu que ce soit une nuit, un jour, une fois
(plusieurs fois rendraient notre Poète gaga !) pourvu que ce soit
en chemise ! Oui ! En liquette ! À tu et à toi !
Sans fioritures, ni épluchures, ni falbalas !
À cul et à chemise, quoi !
Voire à cascasse à cul tout nu comme on dit
en Ardennes, entre Rethel, Attigny et Rocroi !
Poil au patois !
Jean-Pierre Verheggen,
Poète binqu’oui, poète bin qu’non ?
hoofdstuk 7
hoofdstuk 8 § 5
zondag 19 juli 2009
dinsdag 26 augustus 2008
DE WALGELIJK SCHONE VERGANKELIJKHEID IV


Thus the interior of a rose does not at all correspond to its exterior beauty; if one tears off all the corolla’s petals, all that remains is a rather sordid tuft. Other flowers, it is true, present very well-developed and undeniably elegant stamens, but appealing again to common sense, it becomes clear on close examination that this elegance is rather satanic: thus certain kinds of fat orchids, plants so shady that one is tempted to attribute to them the most troubling of human perversions. But even more than by the filth of its organs, the flower is betrayed by the fragility of its corolla: thus, far from answering the demands of human ideas, it is the sign of their failure. In fact after a very short period of glory the marvelous corolla rots indecently in the sun, thus becoming, for the plant, a garish withering. Risen from the stench of the manure pile–even though it seemed for a moment to have escaped it in a flight of angelic and lyrical purity — the flower seems to relapse abruptly into its original squalor: the most ideal is rapidly reduced to a wisp of aerial manure. For flowers do not age honestly like leaves, which lose nothing of their beauty even after they have died; flowers wither like old and overly made-up dowagers, and they die ridiculously on stems that seemed to carry them to the clouds. (G. Bataille, Le langage des fleurs, maar dan in het Engels).

In mijn handen snijden de lijnen zich scherper dan voordien, waar ze… neen, ook deze uitleg krijgt u niet.
Rot dus. Als de zon. En nog zo één en ander.
Ik zou toch niet antwoorden.



.
zaterdag 24 mei 2008
SOLANUM TUBEROSUM III

Schop je tegen …
onbekende bekenden - het onbewuste; het trauma - de onbekende onbekenden.
Ik denk, bedenk, interpreteer, vul in, zoek, raad, weet het niet, vul op, vind het niet, vind je niet, huil, schrijf, roep, huil, schrijf, hak een vinger af, schrijf, hak een hand af, schrijf, steek een oog uit, schrijf, steek een ander oog uit, schrijf, amputeer mijn hoofd, schrijf.
Jou. Telkens weer.
Die aardappelen kiemen reeds, de nacht heeft (me) voldoende schade gebracht. En jij geeft niet thuis, voor het eerst sedert lang zonder reden. Alsof ik er niet meer ben.
Ik zoek je bekenden, de Joegoslaaf met Tourette, de Fransman van de Jood, de meester zelf - na jou - voor jou, met zijn kan en zijn omelet. En de ouden, de donkere Griek, de apostel, hem ook ja en nog vele anderen. Ik word zot van al die gasten, ze nemen woorden, termen, begrippen en gooien ze in een alambiek. Schudden maar voor sodade, ze mag het niet begrijpen. Hij helpt haar niet meer en wij laten haar creperen, we laten haar zweten. Schudden maar sodade! Ga op de tafel staan, kleed je uit sodade, dat we kunnen lachen en dansen terwijl je je buik en billen draait.
Het geeft niet, van de anderen, met hen heb ik niets te maken, maar jij …
Waar ben je dan? Ik zoek je met de lijnen in mijn rug als landkaart en het gevoel dat je achterliet. Als een herinnering die constant dóórbreekt in het nu als het reële in de realiteit. Ik voel je en voel je niet, maar voel je - onzeker zeker wel. Nu weet ik je niet meer en is voelen anders. Ik zoek je bij nacht en wereld, bij sterren en een zakkende maan. Geen geurvlag laat ik achter, de openheid die je me leerde behoeft het territorium niet. Evenmin zal ik beschaamd mijn lippen sluiten. Ik zal blijven. Roepen. Dat ik …
Jij ja.
Wat is er in de hand? Het blok, de Ene wortel, de aardappel, de vrouw? Ach, neen, van al het genoemde is zij het die niet bestaat. Beter is men een hond dan een vrouw, die niet bestaat. Voor honden bestaat asiel.
... Siehst du nicht, dass ich brenne?
Ik werd traag gewurgd door een hand die niet voldoende durfde. Vandaag zet ik het mes op mijn keel en tel de rode kepen. Er is een geheugen dat geen geheugen is van… Sommige gebeurtenissen zijn altijd nu, zoals het hart dat klopt of de slagen die levend blijven, de stok op de rots, de eerste lijn getrokken, het splijten van zijn in ongekend beleven. Of verlangen dat nooit verdwijnt.
Leven begint niet met iets onnozel zachts.
Mijn tenen voetballen met kruimels op de grond. Doelloos. Ik kijk en zie mijn leven in zijn eigen kantlijn staan. Een middelpuntgevoel is me vreemd. En op het (aardappelen)veld sta ik niet. Ik doe niets. Ik sta naar je te kijken terwijl je elders middel- en hoogtepunten graaft tussen uitersten? Of er voorbij?
Ik draai me om en stap de marge af om te voelen hoe het is. De afgrond in. Klote denk ik. Ik val. Beenderen die te bleken liggen. Dit dode gewicht in mijn schoot en kale handen. Deze nacht, dit lege niets…
Klote zen! (of vv)
Vang je me?
(in subcategorie: onafgewerkte tekst).
(archief mei 08)