Posts tonen met het label vuur. Alle posts tonen
Posts tonen met het label vuur. Alle posts tonen

vrijdag 21 augustus 2009

(possible effects of) lack on... ?


Als je dan al keek, de boom en al zijn vruchten, de pruimen met de wormsteek naar de vaalt verwees, als je dan de teven scheidde, die met schurft uit de auto keilde, het lekke dier in zijn hardnekkigheid dat steeds je hand bekwijlde, terwijl je het niet zag, de schoften ongestreeld en kaal - ontdaan van aaibaarheid, niet afstotelijk meer, maar slechts banaal... de schorre keel tegen het univocaal gekweel van een kamer vol gezichten, als dan het mankeren...
Klink plots jij! Midden de woestijn als water. Beul van vuur.

in reeks god-dog?
en
l'amour en plus?
en zoveel meer?

woensdag 19 augustus 2009

banaliteiten?


Ik herken het nu wel bij mezelf, het lummelen nadat een tekst, een boek gelezen werd. De dagen-buffer tussen dingen. Je gaf me stof tot nadenken dus stil staat het hier niet, maar er wordt evenmin gelézen.
De auto is ondertussen goedgekeurd en op een week tijd ben ik de helft van mijn maandinkomen eraan kwijt. Nu ja, dat zijn eerder zeldzame gebeurtenissen. Ik had Erlaüterungen meegenomen om het vetgehalte aldaar te doorbreken. Pfff.
En ach, viel dat dan weer eens mee.

De kater geeft me wat kopbrekens. Hij is vreselijk handig in het drie-dimensioneel exploreren en ik vind hem nu dus op plaatsen waar hij niet hoort. Tja, als ik er ben krijgt ie een snerp, een veeg, een tik... maar als ik het niet zie... rrrravage.... Heeft al tot interieurverschuivingen geleid. Ik denk dat ik een container laat komen. Alles weg. Behalve de boeken. Lijkt me handig wel :)
Ondertussen dwaalt je gezicht onzichtbaar, je handen aanwezig onzichtbaar.
Je werkt hard. Je was al zo scherp. Nu? Ik wil je voelen in dit leven.

Je raakt me, blijft me raken, terwijl ik in jouw rand sta? Oh, marginaal? of zo? Of was dat het ex-centrische van indertijd? Hm.

Ik weet niet wat jij bedoelt met wat je schrijft. Hoe mooi het ook geformuleerd is en hoe die stamp onder de kont als afsluiter ook lekker klinkt - ik weet niet wat je bedoelt. Ik ga het me ook niet te fel aantrekken.

Pfff, ik loop over een pad met gloeiende kolen met de intentie verbrand te worden. Zal ik dan al te zeer uit het lood gaan om iets dat ik niet begrijp? (Toch!)

Ik zie jou graag (Je naam), dàt is zo een pad, dat is gloeiend, dat is om me te verbranden. Jij!
Ik ga het/ je niet uit de weg.
Een gigantische golf van 'ik zie jou graag' als de beweging van een walvisstaart die naduikt in de oceaan.
Zo hevig in me (Je naam). Ik mis. Zeer.

Ho man, weer 34° C daar bij jullie. Hoe gaat dat? Werken bij die temperaturen?
Ik had van jullie gedroomd.
(inhoud)
Ontredderd na die droom - kapot.
Met nog je ogen die achterbleven
(The Cheshire cat)

Heidegger zegt: Aber ein Wink dahin ist hier nötig... en hij suggereert dat er een hint van het denken moet zijn die ons toeleidt - toegang geeft tot een gedicht waarbij de beelden en entiteiten waarnaar verwezen wordt (zijn dat dan zijnden) worden vermeden, zodat dergelijke toegang de interpretatie naar een (de) pure bron brengt en de poëtische taal opent als een plaats van Ereignis.
Doet me aan Lacan denken, ik vraag me af in hoeverre je dit kan zien - die hint, die Wink - als een equivalent van de lapsus, een woordspeling, een plots iets dat licht werpt op al wat er rond staat.
Soms is het ook zo als ik iets van jou lees, door één andere insteek, ongewild, een andere manier van lezen die zich aan me voordoet, wordt de rest duidelijk.

Jaja, ik weet wel dat Lacan iets met Heidegger had, maar kan ik het daar (óók) zoeken?
Hm, dat zal dan voor later zijn, als ik dan weer terug ga uitzoeken hoe die verbanden zitten.

Ondertussen... mis ik je.
Je schrijft wel, maar de afstand blijft. Ik wil je vastpakken. Me pijn doen aan je. Dichtbij.

Canetti? Oh, die stelt het goed.
We spelen (pfff, spelen?) de Pink Panther, de scènes waar die gekke Japanner zich altijd verstopt en dan bij verrassing op Clouseau springt. We wisselen al eens van rol.
Verder is hij een kei in het bedienen van de spatiebalk. Doelstelling 'koffie zetten' is nog niet gehaald. Heidegger lezen valt hem redelijk mee, tot hij in slaap valt. Žižek beluisteren doet hem ook slapen. Jouw foto eveneens.
Hij helpt met emmers water vullen. Vooral het water dat stijgt lijkt te fascineren. Kijken hoe diep een poot gaat voor hij nat wordt. Verrast zijn door de weerspiegeling. En dan drinken. Ik moet hem nu regelmatig uit de lavabo plukken. Had hij gelegenheid hij zou op een kathedraal springen. Uitgeraasd tenslotte valt hij in slaap hij hier bij mij, half op het toetstenbord of zo.
's Ochtends miauwt hij geluidloos en dan steekt hij zijn kop in mijn hand en vervolgens zijn neus tegen mijn gezicht. Dan is het alweer speeltijd.
Hij maakt me aan het lachen. Dat is goed.
Dag (je naam). (Je naam) die ik mis. Verdomme, dat kan geen kater goedmaken. Nooit.
Kater is zo dubbel.

Taal [...]

De mensen baden en voeden vandaag de dag hun honden,

Ze stapelen rijkelijk lof

op handel en wandel, de naam en de faam van hun katten.


Mensen kletsen dezer dagen rumoerig

over garen, hout en kolen.

Maar wat maakt het uit

als het karakter van de taal zich verandert,

zelfs al prijst ze baksteen, hout en stenen.


Taslima Nasrin







Heidegger heeft het over Bildwesen en ook over ...Sein Rahme grenzt das Offene des Durchscheinens ein, um es durch die Grenze in eine Freigabe des Scheinens zu versammeln.
En hier komt zowel Žižek als Badiou naar voor als ze het over het Reële hebben dat het kunstwerk maakt. Zoals bij Malevich's Zwarte vierkant bijvoorbeeld. Het is gewoon een associatie bij dat stukje Heidegger.
Pfff... die rondepot...

Duidelijk - écht duidelijk ben jij ook niet.
Dat opene dat ik zo verwensen kan... en jouw (voor mij) onrechtstreekse manier - ook al begrijp ik ze vaak niet - ... . Een antwoord haakt pas vast als het er de tijd voor is - of mijn tijd? - als twee toevallige lichamen die op één plek compatibel zijn en tot die plekken raken, doelloos lijken te bewegen, paniekerig soms, bang om het moment te missen, vreugde bij de eindelijke herkenning. Een gedachte die een andere gedachte tegenkomt.

Moe. Weer.
Ik wou dat ik je zag, dat ik je kon zien. Je gezicht.. waar is je gezicht? Lach je? Ik wil je voorkant zien. Ik wil je helemaal zi.n, Trommelaar. Toon je. Nu (en ook in het Vlaams).

Hoe (totaal niet) anders dan verwacht? Pfff, het zijn dürftige Zeiten, je afwezigheid. En toch. Ik weet dat je 'geen tijd hebt, want altijd benomen', met je handen vergroeid aan bouwmateriaal.
En misschien gewoon moe bent neem ik zonder meer aan.
Geen shiatsu dan maar (glimlach).

Een typefout in een stukje toen ik over de Trauerarbeit las en noteerde was: achterlief in plaats van achterliet. Hoe b-anaal nietwaar, droeve Dichter?

[...]
...Of dacht je dat ik niet meer naar je teksten omkeek? Ik weet niet wat ervan te denken. Die banaliteit?
De schoenen passen wel of niet, dat is ongeweten door mij.
Ik blijf ze bekijken maar ik ga verder liever blootsvoets.
Verder dus.

Interessant hoe Heidegger het woord tisin - tisis terugbrengt tot een neutrale inhoud, waar die elders als straf wordt vertaald.
Achten, waarderen - of dat nu positief of negatief is, datgene wat toebehoort geven didonai tisin.
Kom ik toch terug bij je, want het is niet de eerste keer dat het om iets gaat dat van zijn specifiek positief of negatief label ontdaan wordt. Ik ken het van jou. Maar Heidegger gaat nog verder, nog neutraler. Ruoch. Roek- veronderstel ik, van roekeloos. Roek en voeg. Eigenlijk is dat een machtig schoon spel, die woorden.

Oh, ook dit: Heidegger heeft het ook als hij het over het interpreteren van een tekst heeft, over een wiederholende Interpretation. En dat hij daarbij de tekst geweld aan doet, 'een gewelddadigheid in dit proces dat hij beoefent dat kenmerkend is in de denkende dialoog tussen denker en dichter'. Ik vind niet onmiddellijk de Duitse tekst. Maar ik moest (weer) aan je denken. Bof, ik denk eigenlijk voortdurend aan je als ik lees. Soms ben je de dichter, of de denker. of en/ en... De Schilder, beeldhouwer. (Je naam). Vooral (Je naam).
Freude... bij zo'n gewelddadig behandelde tekst. Hm, bij jou nooit voorverteerd, integendeel. Je snijdt en bijt, kneedt en slaat in elke richting.
Een vreemd ding vaak dat overblijft, op het eerste zicht. Een heerlijk ding. En vervolgens dàt er uitslaan wat nodig is om te begrijpen. Tenminste, als ik zie hoe diep en ver ik moet/ kan/ wil gaan zoeken bij duidelijke of verborgen referenties die je geeft. Ik vind het heerlijk. Het maakt dat ik tegen de muren oploop, het doet me vloeken (hm, je wil niet weten wat en hoe/hard) maar man, ik heb daar deugd aan, als dat dan stil aan duidelijk wordt, openplooit.
Soms na eeuwen pas.

Het staat ergens - en het sloeg ook op jou en op wat je soms schrijft: it brings the (poem) nearer by stressing its remoteness - de Erlaüterung is tegelijk een beweging die benadert maar ook weerhoudt. Het is zo dat het niet om be-grijpen gaat, waarbij de taal - de auteur? - tot object gemaakt wordt, maar door de niet-objectiveerbare natuur ervan te behouden verandert het je/ me. Mij.
Ach man, het was Heideggers bedoeling niet, maar zo zie ik jou: je hebt me veranderd. Je bijzondere schrift. Nog elke dag wou ik dat je kwam en terug op me schreef. Met wat je maar wil. Zichtbaar. Zodat ik er even trots op kan zijn als ik was, toen je hier geweest bent. Bij mij.

Hm, Nicole Peyrafitte's blog... spreekt me aan. Misschien minder als ze straks niet meer in Zuid-W-Frankrijk is. Ken je dit gebruik waar ze over schrijft? Heb je het al gezien? gedaan? Ik zie het je doen. Heel eenvoudig, omdat ik denk dat dit je allemaal afgaat. Ik sluit mijn ogen en ik kijk. Dan zie ik (het bij) jou. Je bent te ver van mij, dat wel.

Faire chabro is an ancient custom that is still very much in practice in the Southwest of France. It consists to add about 1/3 of a glass of red wine in your soup plate once you have eaten two thirds of your broth. The proportions are very subjective to your taste, however you need to know that it would be totally unappropriated to poor your full glass of wine into the full content of your soup! Chabro needs, and is best, with a pungent broth. It is divine with the broth of a pot roast, a poule au pot, a strong consommé or a garburo. It is very important to drink it the way it is demonstrated by my older son Joseph and my husband Pierre Joris, that is to sip directly from the plate.

... of je nog wakker bent? Of al slaapt?
Laat je horen, merk me...
Mijn voeten zijn ondertussen 'genezen'. Ik blijf doorgaan voor wat ik van belang vind. Voor dat waar ik naar verlang.
Tja, blootsvoets, over glasscherven als het moet.


Through me forbidden voices,
Voices of the sexes and lusts, voices veil’d and I remove the veil,
Voices indecent by me clarified and transfigur’d.

I do not press my fingers across my mouth,
I keep as delicate around the bowels as around the head and heart,
Copulation is no more rank to me than death is.
I believe in the flesh and the appetites,
Seeing, hearing, feeling, are miracles, and each part and tag of me is a miracle.

Divine am I inside and out, and I make holy whatever I touch or am touch’d from,
The scent of these arm-pits aroma finer than prayer,
This head more than churches, bibles, and all the creeds.

Walt Whitman uit: Song of myself





woensdag 12 augustus 2009

gaan II


Door rook door vuur door... Sekuru...
ge(brand)merkt

De stijve kraag van het bed, bevroren als een reddingsboei de laatste rimpel in het laken en ik sleep een rivier op de doornen van mijn rug, het meren van handen in de bekkenkuil als ik van je droom.

Dromen...

Ik loop brandend door de straten. Het gloeiend sintelen van je magere gebeente kus ik blootsvoets. Niet bedoeld was het me te schroeien als een dwaze mot, maar je brandmerk te dragen, zichtbaar(der) nu voor even.

Top je sigaar af op het pad, want waar jij de aarde openbreekt volg ik je, Vuur, je voorbode, je nasleep. De fakkel die je bent warmt en verteert tegelijk.

Ik zoek niet dan de onmeetbaarheid die ik (niet) van je krijg.

zondag 2 augustus 2009

Diotima

L'honneur de clore ce festival d'été de musique classique revient au quatuor Diotima.... Genoemd naar Fragmente- Stille an Diotima van Luigi Nono

Diotima, trok mijn aandacht: This composition seeks to "externalize as fully as possible that which has been internalized...that is what matters today" (Nono). The music is guided by lines from Holderlin's famous poem (Diotima was Socrates' teacher, and is associated with the concept "Time"), which are present only as unspoken meditations and guideposts written into the score in 52 places.


ochtend en Derrida voor (je naam)

Beetje vreemd nu, Canetti kwam voor het eerst uit zichzelf op mijn schoot gekropen. Ik heb nog niet eens kleren aan. Hij is zacht aan mijn buik en op mijn benen, vast in slaap. Af en toe smakt hij met zijn mond. Dat is grappig.
Koffie, ternauwernood gemaakt. Dat heeft hij me gelaten, éénhandig. Lukte wel.

Ik heb gisteren nog een en ander van Derrida opgezocht. Ik wou de oorspronkelijke tekst hebben van Le toucher, maar vond enkel verwijzingen.


mid-dachtje Heideggeren


De spanning is er nu wel uit. Leidt hier nù tot wat doelloosheid, terwijl ik wel die tekst nog steeds wil vinden. Terwijl ik ondertussen in de werken waarover ik beschik dingen zag die ik grààg wil lezen. Maar goed, maandagen zijn maandagen. Moontime. Tsss, dadaniddahdidadah... op z'n juds dan maar?

"Hoe lang duurt een analyse?" is wat zij vroeg.
Pfff, zolang het nodig is, nietwaar, Mijnheer-ik-laat-alles-open. Weet je, soms zie ik zo helder hoe het is, dat open laten, maar soms - vaak - meestal - haat ik het.
Het is het opene dat vertrouwen vraagt. Waar ik zeker van ben hoef ik geen vertrouwen in te stellen.


pfff - niks Heidegger

Niks dus. Te ellendig en te moe om iets te doen behalve slapen. En vanavond dan maar gekookt. Kip met moambesaus en banaan.
Ik wou dat ik terug mocht, bij jou. En dat je weer waterzooi maakte of iets anders, maakt niet uit wat. Alles behalve rode biet, dat eet ik niet.

Ik zag vandaag dat het bij jullie iets koeler (?) was. Maar morgen terug meer dan 30°.
Schiet het werk op, Heer van Real Estate.
La maison c'est la femme, maar la femme c'est une bitch, sometimes.


Lascaux - Liefst huid op huid

De grotten van Lascaux, óók niet gek ver uit de buurt.
Vind je het raar dat ik zoek? Ik wil tenminste iets voelen van de context ook al is dat ruim, ook al vul ik het zelf in, ook al moet ik raden. ... Flamenco, Toro, la Maison, het Weer...
Ach ik weet het niet. Ik vind, probeer me je hier en daar voor te stellen.
Ik wil je zien. Ik wil met je buiten zijn tot het nacht wordt en dan een vuur stoken en bij de vlammen zitten.

Je bent pas ergens geweest als je er de nacht bent in gegaan met mensen van wie je houdt en voor wie een warm vuur brandt. Eten, drinken, en mensen onder elkaar. Dichter of iets minder dicht. Liefst huid op huid.


Lugaux, bouwen wonen denken, Picasso enzo

(Je naam),
Ik las een artikel over ene Ferrer, kunstschilder, die er in de jaren zestig en vlg. in slaagde om 'mannen' als Dali, Chagall, Buffet, Poliakoff, Zadkine naar zijn stad te krijgen maar vruchteloos bleef in zijn poging om Picasso te overtuigen.
Ik had het eerst verkeerd gelezen, dacht dat Picasso al ooit bij hem was en dat hij hem opnieuw wou uitnodigen. Ik gooide de jaartallen ook nog eens door elkaar - enfin ik dacht niet eens aan jaartallen - en vandaar kwam ik uit bij Bataille en Beatus.

Wat leuk is, na gisteren de grotten van Lascaux is er vandaag de (vergeten) kapel van Lugaux, die ooit per toeval werd teruggevonden en waarvan de muren enz. vol met schilderingen blijken te staan, iets van de dertiende eeuw.
Oh, en jullie zijn néo-landaisen! Om de één of andere reden doet dat woord me lachen. Het is een dansend woord, vind ik. (Het voelt zo.)

Heb je wel tijd, voor andere dingen dan bouwen, werken? Denken.
Oh, wat zou ik graag in je buurt zijn. Ik kan me niet onttrekken aan het idee dat het heerlijk is om je aan de gang te zien. Je branche-omschakeling doet me vermoeden dat je gewoon heel veel, zoniet alles zelf doet en plant. En hoewel ik denk dat je nieuwe predicaat nog heel anders kan geïnterpreteerd kan worden... ik wou dat ik je mocht bezig zien, of iets er van mee kon krijgen. Het moet boeiend zijn om dat te doordenken - dergelijk project en daar al de delen van.

Mijn broer kocht indertijd een oude boerderij van toen ze die dingen neerzetten zonder fundering. Hij was geen bouwvakker maar hij heeft die hele keet gerestaureerd, te beginnen met het steken van fundamenten, en verder alles, alles.
Ik herinner me goed de gesprekken dat hij 'advies' kreeg. Het zal wel overal zo zijn, dat de beste stuurlui het schip vlekkeloos denken te kunnen besturen.
Droogweg.

Spijtig dat toen het huis eindelijk zo goed als af was hij ziek is geworden. Nu ja, hij is in ieder geval dood gegaan in de schoot van la maison. Alsof het er toe doet.


beperkt vocabularium

klote
ik mis je
ik mis je zo veel


de naam van de Buurvrouw, een grap?

Hoe kan het nu, die naam daar? Een vrouw, une actrice waar hij een affaire mee had en die hij zelfs als zijn vrouw voorstelde?
Ik kom zoveel namen tegen in die tekst van. Moet ook regelmatig lachen en twijfel soms aan het waarheidsgehalte van wat hij schrijft, soms net iets te gekleurd is om dan later weer bij te trekken.

Bij het verhaal van Rosa werd ik 'sad' - ik twijfelde tussen verdrietig, bedroefd, en nog iets maar 'sad' lijkt me gepast - omdat er zoveel versies van in omloop zijn. Weet je, het lijkt dan alsof het niet om één maar om vele vrouwen gaat, die elk een 'avontuur' met hem hadden en daar mee wilden afrekenen, terwijl het om één vrouw gaat en veel vertellers met wrok (of niet - die op één of andere manier toch iets willen poneren).
En ik dacht ook aan ... . Iedereen vertelt maar wat.

Je bent overtuigend en ik wou overtuigd worden. Ik ben overtuigd. En in dat woord zit genoeg. Ik wil dat je...
Want je zou terugkomen.


gebouwd, getouwd, alles in je handen

Ik ben vaak meer dan moe, maar ik ben jou niet moe.
Ik wil je zo graag zien. Ik weet ook als ik zeg: "Als ik maar iets van je merk... dan... ", enz. En als ik dan iets zou merken dat ik blij zou zijn, maar onmiddellijk denk: ik wil meer. Ik wil veel meer. Alles willen, zei je.

Vervulling: Gevuld. Getekend, geschilderd, volgeklad, afgebroken, gebouwd, getouwd. Alles in je handen. Zo dicht bij.
Mmmm, ik zie jou graag (je naam).
Zeer.

Shaddaï?


Es reiche aber,
Des dunkeln Lichtes voll,
Mir einer den duftenden Becher,
Damit ich ruhen möge; denn süß
Wär' unter Schatten der Schlummer.
Nicht ist es gut,
Seellos von sterblichen
Gedanken zu sein. Doch gut
Ist ein Gespräch und zu sagen
Des Herzens Meinung, zu hören viel
Von Tagen der Lieb',
Und Taten, welche geschehen.

Hölderlin - Andenken


Adorno - Hegel, three studies

(Je naam),
(Je naam). Hoe dikwijls mag ik hem zeggen, schrijven, denken?
De laatste pagina's van het werk in het verschiet. Tussendoor Taussig over Benjamin en tegelijk een aantal reddingen hier binnenshuis waar Canetti de andere hoofdrol in speelt. Hij groeit als kool en springt erg hoog, is geweldig levenslustig, mooi om te zien. Ik toom hem niet erg in, hij krijgt de ruimte, beperkt tot één kamer, maar wel van hem. Mij krabben en bijten mag niet, de enkele pogingen die hij onderneemt worden vlot afgebroken. En als hij me ziet, nadat ie alleen was is het altijd een geluidloze miauw en vragen om gestreeld te worden.
We lopen elkaar niet in de weg. Af en toe hindert hij bij het lezen of aan de pc.

Erlaüterungen staat dus nu mee open. Ik wissel af. Maar ik wil dat éne vandaag afwerken. Ik vermoed dat ik morgen de twee andere boeken uit zal hebben. En dan zullen de volgende die nog niet zover gelezen zijn naar voor schuiven.

Het lukt wel zo. Ik krijg echt wel een en ander verwerkt. Gelezen.
En het verwerken komt daarna, als ik weer andere dingen lees en koppel. Enzovoort.

Wat me mankeert ben jij. Ik mis je en dat is zo. Het is een stuk dat nergens past en voortdurend wringt en schrijnt. Als het even rust en zich lijkt te zetten, dan schijnt de zon en zwelt het en springt het weer alle kanten uit. Of het wordt koud en treurig en het krimpt en zoekt warmte.
Ik mis je.
Ik wou dat ik vaker mocht merken. Dat je met me spreken/ schrijven zou. Dat ik wist hoe het jullie vergaat. Of dingen volgens plan verlopen met het project.
Kom?
Mag ik komen?
Ik zou best mijn handen uit de mouwen willen (en kunnen) steken.


brand mijn vingertoppen weg

Ja ik haat van je. Zo veel. Het doet pijn. Verdomme, het doet pijn. Is dat wat je wou?
En ik mis je. En ik wil je zien. Ik wil dat je... Ik wil me...
Maar heb ik dat niet steeds gedaan, ondanks alle verzet en het vragen om van alles... me overgeleverd aan je pijnlijke willekeur.
Het mentale spel is zwaar. Och, mocht ik het wel 'spel' noemen? ik, het vergeten speelgoed in de hoek van de kast. Donker.

Verdomme.
Man, ik wil je pijn doen, ik wil je bijten en slaan. Ik wil dat je me merkt. Aandacht, verdraaid, die stomme ( --- ) krijgt zelfs aandacht.

Prince van Aquitanië? Ultieme liefde - sprak je van
Uitgestrekt. Gebonden. Geblinddoekt. Geen stem.
Brand mijn vingertoppen weg, mijn beeld.

Ik zie jou graag. Ik zal het blijven zeggen, stemloos. Ik zal het schrijven als een wolk. Die stuur ik naar de Pyreneeën.


gaude mihi


gaude mihi
gaude mihi
gaudeamus igitur
gaude mihi (je naam).


weer - On - Weer

Weer - On - Weer morgen. Bij jullie.
Kan je huis het hebben, een fikse bolwassing, regen, wat hagel, wat wind enz? Bah, misschien wordt het niet zo fel.
Hoe ziet jullie huis er uit, (je naam)? Is het groot? Ik begreep dat er heel wat werk aan was. Wat zou ik graag af en toe iets horen.

Ik mis je, snap dat dan, ik mis je toch
Waarom zit je zo onder mijn huid - en ach, ik wil je niet weg

Der Nordost wehet,
Der liebste unter den Winden
Mir, weil er feurigen Geist
Und gute Fahrt verheißet den Schiffern.
Geh aber nun und grüße
[...]

Hölderlin - Andenken


needles and pins

En heel op het einde kwamen de naalden. Pfff. Waar had jij ze 'verstopt'?
Zal je?



ontmoedigd

Ik las net - probeerde net een tekst te lezen van een 24-jarige. Ik werd er ellendig van.
Zie mij: elk woord dat je me stuurde moest ik opzoeken, elke zin, elke uitspraak. Niets - niets wist ik. En nog steeds, och, wat zou ik toch wéten! Achtergelaten voel ik me. Zelfs geen hond meer; slechts een halve, de rest afgevreten door de beesten.

Waar ben je? Waar ging je dan plots naar toe? Je noemde me object en teef en ik moest gehoorzamen en luisteren.
Je scheurde mijn leven in twee, voor en na en dat is het mooiste dat gebeurde. Maar ik ga kapot.

Dacht je dat ik niet meer zou 'komen'. Ik kom verdomme elke dag, elke keer als het me bekruipt, als ik mijn keel voel barsten van verdrietpijn en als ik ontplof achter mijn ogen. Ik kom tot je zegt dat het niet meer mag.
Ik mis jou, (je naam), en jij denkt niet eens meer aan me. Denk ik. Of?



hij zit op zijn Pyre-"Not done"

Met zoveel uren tussenin
lijkt het niet alsof
zoveel uren tussenin
want binnenin is
niets
anders
anders
niets
ik mis en in
mijn keel steekt
even dwars
nog steeds het pijnbot -

onverteerd


ik huilde plots onderweg en dacht: hij zit op zijn Pyre-"Not done".
Want je zei 'komt-nog' en 'mettertijd' en nooit: "Nee".


hm - electricity?

Kans dat je zonder valt? Of zonder verbinding? Met het voorspelde onweer?
Rafales en grêle enzomeer. Pfff, moeilijk om het van hier precies te lokaliseren, maar als je regio vermeld staat zal het niet ver uit de buurt zijn.
Kan me de situatie bij jullie niet voorstellen. Hopelijk zijn jullie, tja, bestand.

Ik zal me weer herpakken. Vandaag misschien niet veel meer, maar morgen dan toch echt beginnen aan Nr. 4
Tsss.
Moest ik ook nog genieten, Mijnheer (je naam)? Van?
Vertel het me dan. Vertel me dan iets.



prachtig geweld


Prachtige mens die je bent.
Ik vind jou geweld - hoe zou ik kunnen stoppen met je graag te zien alleen omdat je me niet meer (be)ziet.
Ik ben vreselijk kwaad. En ook niet. Het loopt door elkaar.
Ik - aan-denken - denk aan je


teruggevonden? verloren

Wo aber sind die Freunde? Bellarmin
Mit dem Gefährten? Mancher
Trägt Scheue, an die Quelle zu gehn;
Es beginnst nämlich der Reichtum
Im Meere. Sie,
Wie Maler, bringen zusammen
Das Schöne der Erd' und verschmähn
Den geflügelten Krieg nicht, und
Zu wohnen einsam, jahrelang, unter
Dem entlaubten Mast, wo nicht die Nacht durchglänzen
Die Feiertage der Stadt,
Und Saitenspiel und eingeborener Tanz nicht.

Je schreef - bewust of onbewust - 'teruggevonden'. En nu? Is ze weer verloren gelegd? Een verzopen kat op een natte regendag?
Het regent hier al een uur of 5 - 6 aan een stuk.
Soms - pfff, nu ik zo geïnteresseerd ben geraakt in het weer (!) - en vaker dan soms, lijkt het alsof het hier een zwakke versie van bij jullie is: Is het bij jullie snikheet, dan is het hier ook best. Onweer bij jullie, wat gerommel in echo hier, rukwinden en felle regen ginder, nattigheid in deze contreien.
Ik moest misschien maar een carièrreswitch doen. Het heeft iets voorspelbaars.

Enfin, (je naam), ben je er? Ben je daar?
Zeg je nog eens iets?
Hier: ik bekom van wat dromen. Ik schrijf ze je niet meer, zoals ik deed. Het heeft weinig zin.
To blog was fijn. Een hele poos. Toen jij begon te lezen was het nog fijner. Nu ... niet zo meer.

Andenken dan maar?

Wenn gleich ist Nacht und Tag,
Und über langsamen Stegen,
Von goldenen Träumen schwer,
Einwiegende Lüfte ziehen.

Hölderlin - Andenken


hoofdstuk 9, § 7, pag. 27 - 31
hoofdstuk 9, § 8, pag. 1 - 2
En god-dog?
en
l'amour en plus?
en zoveel meer?

zaterdag 5 januari 2008

vuur VIX


Ja, daar is dat vuur dat lokt. Die warmte. Vlammen die schroeien. Dat bijzondere licht waarbinnen alles anders wordt. Kijk! Kijk naar dat gezicht. De ogen gloeien. Het lichaam beweegt zonder te bewegen. De schaduwen leven vanzelf. De handen rusten schijnbaar in een dunne schoot. Alles is wat niet is. Ik kijk, kijk neer en kijk weer. Het was er, verdween en verscheen. En geen ogenblik bewoog de buitenkant. Slechts mijn ogen en het vuur vingen de reflectie van wat ze dachten te zien. Als een schatkist. Rafels van gedachten, ideeën uit een ander universum, linten, verbindingen.
Zo breekt alles, als het wateroppervlak licht, zo breekt alles tot iets anders, iets spannends, ontregelends, verwarrends, tot een …begin. Ja.
Het vuur, ik geloof dat het daar zit. Dat het armen stookt tot die vleugelslag. Dat het ogen doet schitteren en woorden warm maakt zodat ze tekens branden.
Hoe kan ik slapen als niemand de wacht zal houden? Wat als het dooft en ik wakker word in kou?

vrijdag 28 december 2007

chiée XIV (opus V van onbepaald - vuur VIII)

De ronde van het Westen en het Noorden

De derde ronde is crescendo en ik spreid me languit met open armen en benen. De ware zaligheid. Verdorie, ik zou hier eeuwig kunnen blijven liggen. Het is de stille ronde, dus geniet ik in (het) zwijgen.
Het is een lange ronde. Ik verwelkom elke nieuwe wolk van stoom die zich sissend verspreidt als de stenen zich opstandig laten blussen onder het geweld van een schep koud water.

Een vreemde gewaarwording overmeestert me in de absolute duisternis. Alsof ik door een ander oog naar het midden kijk en er een leven zie. Ik ben het zelf, heel bewust en toch alsof het oog een nieuw venster is. De wereld kleurt daarbinnen in slierten en golven van helderheid, groen en geel en oranje… ik ben me bewust van elk deel van mijn lijf, van mijn tenen tot mijn vingertoppen, van mijn kruin tot mijn geslacht. Een gezicht verschijnt. Ik kan het niet aanraken en voel een gemis. En na een nog te korte ronde van het westen is het tijd om even te drinken.

Ik zit op mijn knieën opengestrekt en vraag om water over mijn lijf. De druppels vernevelen ter plaatse en de momentane koelte wordt instant weer verdreven. De laatste stenen schuiven binnen tot de hele pit vol ligt met grote (vooral grote) en kleine brokken, de laatsten door en door heet en rood en gloeiend, de anderen reeds ontkleurd en nog slechts heet. En hoe nu de heetste ronde komt. Het koude noorden dat met uiterste hitte slaat, de knock out lijkt te hanteren…. Terwijl ik maar denken kan: meer, meer, meer…. Al moet ik sterven hier, laat me dan sterven want dit is het waard.

De ademhaling is aangepast. Ik zit op handen en knieën. The inner flute is open en kromt en spreidt, het lieve lijf neemt enkel wat het nodig heeft, laat al de rest vallen… Zo essentieel wordt het daar dan ook. Niet meer, maar ook niet minder. Er is een lichaam dat volledig in ere wordt herstelt. Ik blijf.

Shock

De hut is niet zacht. De hut is geweldig
Ik wil blijven. Ik wil blijven in genot. Ik wil er in blijven. Ik verlang…

En toch, onvermijdelijk haast… Als je niet sterft moet je verder leven. Zo ligt het nu eenmaal.
Het koelt langzaam af en ik kruip naar buiten. Blijf laag want anders duizel ik helemaal. De beek, ja, de beek in wil ik. IJ-zig koud is ze. En daarna begint het tintelen.
Ik ga zitten en… geraak in shock. Heb het niet koud maar begin te rillen. Dit ken ik van iets anders… één keer - iets anders.

Iemand krijgt me in de gaten en ik vraag hem: hou me vast.
Tijdloos blijf ik zitten...

donderdag 27 december 2007

chiée XIII (opus IV van onbepaald - vuur VII)

Het ontsteken van het vuur

Kwart na vier. Iemand komt me wakker maken. Het is zover. Het vuur wordt ontstoken. Het vriest en nog steeds schijnt de bijna volle maan. De rijp op de takken is inmiddels dik en verlicht de plek in het bos. Het hout is doordrongen van kou en vocht. De vlammen willen niet pakken. Sommige stukken blakeren en krijgen een Mondriaan-achtig patroon. Het vuur is zwak nog daar. Telkens het zich op één plek lijkt vast te bijten, lost het op een andere. En toch… de mensen zijn geduldig. Ze willen dit vuur echt. En het vuur zelf is hardnekkig onder de handen van de vuurmakers, het weet dat het sterker is dan hout maar moet overtuigd worden. Ach, hoe zat dat weer? Soms moet je gedwongen worden om iets te willen…?
Ik hoor de roep van de uil en stel me hem voor. Geruisloos zijn zijn vleugels, zijn ogen scherp.

De ronde van het Oosten en het Zuiden

De veertig stenen ter grootte van dikke kinderkoppen hebben een paar uur tijd om op te warmen – ach, hoe eufemistisch klinkt dat: om roodgloeiend te gaan zinderen! – voor ze de hut zullen verwarmen en rond zeven uur ’s ochtends is het zover. We kleden ons uit. De koude is draaglijk bij het nu uitbundiger vuur. Door de stijgende warmte ontdooit de berijpte dauw op de takken en valt hoorbaar én voelbaar als kleine projectielen. Het is tijd. We buigen ons door de lage opening, vrouwen en mannen.

De hut is koel maar warmer dan de buitenlucht - de eerste ronde koud. Ik laat geen druppel zweet.
Dán doen de stenen hun werk, ik schuif met mijn voeten tot bij de pit. Van dan af wordt het heerlijk. Al snel vallen druppels uit mijn nek. Als tergende vingers kruipen ze langs mijn rug omlaag, traag en met een indringend gevoel. Het doet pijn en tegelijk ook niet. Het is jeuk en kriebel waar ik niet bij kan en het houdt niet op. Het is vreselijk en ik wil nog meer. Veel meer. Ik wil die vingers voelen.

Hitte vult de lage kleine ruimte met meer dan twintig mensen. Geen speldenknop licht kan binnen dringen. Ik raak mezelf aan waar het zweet over me glijdt. Het voelt zo heerlijk. Ik voel me vrij. Naast me weet ik een zwangere vrouw. Het kind draait zich binnenin... twee baarmoeders, zo vertelt ze me. Haar borsten waren zo mooi.


Genot

Dat er gehuild wordt en geroepen, getierd, gebruld… kan voor mij de pret niet drukken. Ik lever me over aan haast wellustig genieten. Mijn lichaam is volledig ontvankelijk. Het genot overstijgt mezelf en hoe meer hitte er komt, hoe meer dit lichaam wil. Er is de verrukkelijke combinatie van de fysieke impact die de daadwerkelijke hitte heeft en de gevolgen daarvan op het ademen, met anderzijds de pure vreugde (mag ik dit nu agape noemen?) die vrijkomt, die het beleven wijzigt.
Ik besef dat ik mijn vervloeking van het verleden waar maak. Mijn lichaam vandaag is even naakt als toen ik werd geboren. Ik houd van elke plek ervan. Ik raak het ongegeneerd aan. Mijn kale kop voelt heerlijk en absorbeert en stoomt en ook de rest van mijn blote lijf… Zo ben ik terug een heel klein kind dat ongebreideld geniet van zichzelf. Zo wil ik niet meer dat kind zijn dat plots zijn naaktheid ontdekte onder de beschuldigende blikken van de ouders. Zo ben ik nu wie ik ben, helemaal. Ik toon mezelf, geen kind meer, maar op weg naar mens. Ik bén en raak in extase.

Het voorhang gaat open. Wie wil kan even naar buiten.
Wie wil nu niet? Wie wil nu niet het contrast ervaren van de haast satanische hitte tegen de vriesbeet buiten? Ik kruip naar het vuur en daar, onder de vallende snippers zware rijp, strek ik me languit, hef ik mijn armen, krom mijn rug lordosaal… en kijk in de klimmende zon (en blijf erin kijken...).
De maan is onder. De zon stijgt traag maar fenomenaal tussen de beladen bomen. Haar licht is anders en feller en doet de omgeving gloeien, doet in me een intensiteit groeien en slaat me tegelijk met een gemis. Ik denk aan enkele warme woorden. Tja… Ik delf mijn vingers in partjes sinaas en zuig het sap eruit. Ik denk aan…




woensdag 26 december 2007

chiée XII (opus III van onbepaald - vuur VI)


Het nadert middernacht als we de koude instappen. De maan is bijna vol en schijnt heftig tussen de takken van gemengd loof en naald, waarop stille rijp zich verzamelt en helder licht diffuus reflecteert. De langste nacht is majestueus als we bij de zweethut verzamelen. Ze is ontvankelijk als een warme schoot, een rijpe baarmoeder, de voorgrot van een hete hel… klaar om ons in de vroege ochtend haar buik in bezit te laten nemen.

Ze lokt. Mijn lichaam opent zich al, anticiperend. Het smacht naar de warmte, het duister, het genot...

Er worden stenen geschonken aan het vuur van morgen. Mijn vloek om al wat was, het radicale breken, vergezelt de overige zogenaamde spiritualiteit ongegeneerd. Geen moeder aarde of vader zon worden door mij aanbeden. Een hartsgrondig 'pesti ... ' vermengt zich met de rotte bladeren, het licht dat spookachtig wordt en mijn gedachten, die ver dwalen in de ruimte van dagen, gedachten, filosofieën, een mens, een slang, sporen, honderden nieuwe verbanden.
'Genot' is de intentie. 'Genot', roep ik door de nacht. En ik bid (hem) dat ik het leer.

De ochtend naakt al, waarop het vuur zal worden ontstoken. De brandstapel staat klaar met zeker veertig stenen. Veertig hitsige bronnen van stoom en innerlijk vuur... Veertig zogenaamde voorvaderen die met kracht hun binnenbrand als zwepen over de lijven zullen slaan, tot alles gutst en stroomt en leeft. Er resten slechts enkele uren slaap… en toch nog even baden onder de sterrenhemel. Het blote hoofd, het kale lijf dompelen in een warm buitenbad. Een contrast van meer dan veertig graden trotseert dit lichaam als het van de koude in het water daalt en geniet van de weelderige, niets ontziende aanraking van loommakend vocht. Genieten is meer dan dubbel, heel nabij in het eigen vel en ook daarbuiten bij het aanschouwen van de anderen.

De nacht is helder en ijzig vrieskoud. De waterwarmte doordringt lijf en leden en stoomt onder de beet van de vorstlucht. Wat nevel stijgt ten sterren...
Nog even slapen, enkele uren. Dan is het tijd. De aarde wacht met haar hete, diepe plooien, het duister, haar rijk van lichamelijkheid en genot.

donderdag 13 december 2007

chiée


Naakt sta ik in een kamer

Ik kruip uit een oude huid. Met moeite, met vreugde. Naakt sta ik in een kamer. Met mijn ogen dichtgekorst kan ik slechts voelen, vermoeden... Ik dénk dat ik in een kamer sta. Mijn voeten zinken weg. Myriaden parels - de minusculiteit van korrels zand - persen zich tussen mijn tenen... Ik voel de aarde me dragen. Ik stá! Los van alles en iedereen stá ik. Ik ben. De lijn tussen mijn geslacht en mijn kruin is een vrije baan, een kanaal. Ik heb nu geen ogen nodig om te zien. Ik weet. Ik begin. Ik leer. Ik hoef niet te aarzelen. Er is geen twijfel.
Het blok aan mijn been

Ik kom de eerste tegen, het blok aan mijn been. Ik dans ten voeten uit… de amashako dreunt, het geluid van haar vel doorzindert mijn bloed als het infrasonore gedender van Nzou’s voetzool de aarde aan het trillen brengt en mijlen ver zich verplaatst… mijn bloed gloeit. Ik volg de ibishikizo, ik, de solodanser in de woestijn. Op mijn buik hangt de inkiranya. Ik sla. Het is de avond van de handen, de avond van de armen, de schouders, de avond van het hart. Ik sla en sla en sla, vlakke hand, platte hand, gebolde palm, enkel vingers, streel de drum, gesel ze, tokkel en bewerk, met vuisten, met vuisten… met vuur. Mijn bloed vloeit. Er is geen zenuw onberoerd, er is geen molecule onverplaatst. Diep, hoog, laag, onder, boven, links en rechts stap ik onbevangen… het blok wordt weggeworpen, het moet lossen. Het moet los. Ik ben los en vrij.

De dwangbuis

Ik kom de tweede tegen, de dwangbuis. Het is de avond van de armen, de handen, het hart. De dwangbuis knelt en drukt. Mijn pijnlijke schouders worden ongemakkelijk geforceerd. Ik ben daar niet, mijn lichaam is van mij. Bind me. Bind me niet. Verbied me niet, gebied me niet. Ik ben van mezelf. Ik dans, mijn lichaam beweegt als een slang, het lichaam zonder armen, ik zoek een pad, een weg. Weg. Weg van vroeger, weg van normaal, weg van allemaal, weg naar één. Zelf. Ik dans die weg en glijd en glip over zand en rotsen, van mijn kruin naar mijn geslacht, met benen die me dragen, verdragen, ver dragen, zo ver als nodig. De djembe vibreert, ik stamp het antilopevel, de lange windsels trillen los, de knopen openen, alles leeft bij de kenkeni, ik sla vanop mijn rug de stok, ik kronkel me vrij en speel en dans en leef. De rite moet doorlopen, dit is dougouba dya, dit is milah, zelfbevrijding…
De molensteen

Ik kom de derde tegen, de molensteen. Het is de avond van de schouders, de armen, het hart. De molensteen hangt en drukt. Ik begin te draaien, hoeveel ik daarvan houd. Ik lach als een gek, luid en waanzinnig, spreid mijn armen en ga door. Ik neem zoveel ruimte in als nodig. Ik draai en zie alles, alles wordt gezien en leeft in de wereld waar ik ben, waar niets om me heen kan, ik draai als een schroef en slinger de molensteen. De steen wordt een wapen en geen boze last. En wat me deert wordt weggemaaid, zonder spijt. Het bloed drupt tussen mijn benen. Het gloeit, het vloeit, het dampt en is van mij… het dringt naar buiten en druppelt slierten in het zand van de dorre woestijn… de rode klei, de rode olie, de rode mij ben ik. Ze kijken naar de gekke vrouw, de bedelares zonder schoenen, de borsten naakt de armen opzij, de steen, de steen die waait en maait en doodt.
De blik staat ruim

Ik heb geen ogen voor het evidente. De blik staat ruim met ogen dicht, de blik staat oneindig en nabij en alles tussenin van pijn en vreugde, van gekte en verdriet, boosheid en liefde als wat naam heeft en wat daar tussen zit, daar tussen ben ik, daar tussen als de slang, daartussen als de vrouw, daartussen als het kind, daartussen als de woestijn, daartussen als het bloed, de woorden, de man, gebruind, gekleid, amorf en toch aanwezig, vloeiend, stromend, bewegend, walsend, overweldigd en overweldigend, zonder meer….

De weg ligt open

De weg ligt open. Mijn voeten stampen, mijn handen vliegen over vellen, de sowrouba, de tama, de bata, de huid van één, over ruggen, over toetsen, over woorden, over groeven, over haar en vlakte en zand en ogen en stenen en papier en gebaren en stoppen niet met vragen, met gretig zijn. Daar slaat de cinturão tem mêl. Ik leg aan. Ik ben de slang die opgerold kan wonen in de kleine kamer. De kamer is de schedel van de vreemde in de woestijn. De gekte die ik zelf wil zijn.