Posts tonen met het label zien. Alle posts tonen
Posts tonen met het label zien. Alle posts tonen

vrijdag 21 augustus 2009

(possible effects of) lack on... ?


Als je dan al keek, de boom en al zijn vruchten, de pruimen met de wormsteek naar de vaalt verwees, als je dan de teven scheidde, die met schurft uit de auto keilde, het lekke dier in zijn hardnekkigheid dat steeds je hand bekwijlde, terwijl je het niet zag, de schoften ongestreeld en kaal - ontdaan van aaibaarheid, niet afstotelijk meer, maar slechts banaal... de schorre keel tegen het univocaal gekweel van een kamer vol gezichten, als dan het mankeren...
Klink plots jij! Midden de woestijn als water. Beul van vuur.

in reeks god-dog?
en
l'amour en plus?
en zoveel meer?

woensdag 4 februari 2009

weer...!

Pau, später

In deinen Augen-
winkeln, Fremde,
der Albigenserschatten-


nach
dem Waterloo-Plein,
zum verwaisten

Bastschuh, zum

mitverhökerten Amen,

in die ewige

Hauslücke sing ich

dich hin:


daß Baruch, der niemals

Weinende

rund um dich die

kantige,

unverstandene, sehende,
Träne zurecht-

schleife.



Paul Celan,
Fadensonnen

zondag 24 februari 2008

foto door het raam XIII - vlees

Ik kan niet weten wat je ziet. Kijk je naar de delen? Zie je mijn handen? Zie je mijn lippen? Zie je de leegte (ruimte) die het lichaam inneemt in de ruimte (leegte) rondom? Zie je alleen maar vlees? Zie je …. Wat zie je dan? Kijk je wel?

Zie je hoe sterk ik ben? Hoeveel ik verdraag? Hoe klein ik ben en ook hoe groot? De beperktheid van de knoop? Het lachen van mijn benen? Het zingen van mijn mond? Het walsen van mijn borsten? De herberg van mijn bekken? Het schreeuwen van mijn buik? Zie je het? Je hebt de rots geslagen. Zie je waar mijn tepels een strand markeren bij het beuken van golven. Hoe zandkorrels een woestijn worden met ondergrondse rivieren? Hoe vuur slaapt? Hoe vuur ontwaakt?

Ach, het is maar vlees. Het is te omschrijven. Er is dat ander dat ik niet vangen kan. Verlangen? Genot?... En… moet ik dan doodgaan vooraleer? Of wacht je tot ik dood ben? Dan hoeft niet meer.

Maar net dat het maar vlees is, dat het vlees is... gewoon vlees, waar het er niet toe doet of het een geslacht heeft, een naam of wat dan ook... misschien is dat een begin?

Ontveld en ontbeend ligt het vlees in de steeg. De hond vraagt zich af… heft aarzelend een poot en loopt door. In de ingewanden klopt het verplaatste hart en de mond halverwege, tussen de benen, kwijlt. Bloed. Hier is vlees bij de vleet, wat een lichaam was. Leeftijdloos, geslachtloos, statenloos. Zo werd het bij leven beschreven. Het lijf met een hoek af. Er is geen herkenningsteken overgebleven. Nagels noch haar en geen gelaat. Alleen de ogen. Blauw. Een spiegel. De buizerd zweeft hoog en beweegt in de iris. Even lilt de homp. Een stuiptrekking. Zenuwen en pezen die de boodschap niet begrepen, strekken zich uit over kinderkoppen en haken van steen tot steen door het landschap. Bloed schrijft op de barsten en vormt patronen. Een kat likt een teken in de juiste vorm. Draden ontspinnen met duizend poten in ragfijn Kant en Droeve zijde. De tijd is een vloedgolf. De berg verplaatst en aarzelt.

Durf ik in de tuin vannacht? Ik schrijf impulsief. Als ik me inhoud ben ik niet eerlijk. Ik ging aan je voorbij. Ik moest, kon niet anders. Ik wil je zien, verdorie. Elke dag wil ik je zien. Ik wil je zien, je ogen zien, je ruiken, je voelen , je horen. Je stem. Je handen. Elke dag opnieuw. En nu ik niets meer ben dan vlees, wat rest dan nog? Kan ik je zo nog aankijken? Zie je me? Kijk jij wel naar mij? Niet jij maar ik hang aan de haak te druipen. Je staat daar, onberoerd, zuiver. Niets is je vreemd. Ruik je de weëe geur van mijn karkas? Zie je nog dat ik het was? Kijk je nog naar me? Zie je het vel dat ik achterliet?
Je heft je hand en neemt je sigaar. De gloeiende kop brandt een Gat in de massa. Je draait je om.

vrijdag 28 december 2007

chiée XIV (opus V van onbepaald - vuur VIII)

De ronde van het Westen en het Noorden

De derde ronde is crescendo en ik spreid me languit met open armen en benen. De ware zaligheid. Verdorie, ik zou hier eeuwig kunnen blijven liggen. Het is de stille ronde, dus geniet ik in (het) zwijgen.
Het is een lange ronde. Ik verwelkom elke nieuwe wolk van stoom die zich sissend verspreidt als de stenen zich opstandig laten blussen onder het geweld van een schep koud water.

Een vreemde gewaarwording overmeestert me in de absolute duisternis. Alsof ik door een ander oog naar het midden kijk en er een leven zie. Ik ben het zelf, heel bewust en toch alsof het oog een nieuw venster is. De wereld kleurt daarbinnen in slierten en golven van helderheid, groen en geel en oranje… ik ben me bewust van elk deel van mijn lijf, van mijn tenen tot mijn vingertoppen, van mijn kruin tot mijn geslacht. Een gezicht verschijnt. Ik kan het niet aanraken en voel een gemis. En na een nog te korte ronde van het westen is het tijd om even te drinken.

Ik zit op mijn knieën opengestrekt en vraag om water over mijn lijf. De druppels vernevelen ter plaatse en de momentane koelte wordt instant weer verdreven. De laatste stenen schuiven binnen tot de hele pit vol ligt met grote (vooral grote) en kleine brokken, de laatsten door en door heet en rood en gloeiend, de anderen reeds ontkleurd en nog slechts heet. En hoe nu de heetste ronde komt. Het koude noorden dat met uiterste hitte slaat, de knock out lijkt te hanteren…. Terwijl ik maar denken kan: meer, meer, meer…. Al moet ik sterven hier, laat me dan sterven want dit is het waard.

De ademhaling is aangepast. Ik zit op handen en knieën. The inner flute is open en kromt en spreidt, het lieve lijf neemt enkel wat het nodig heeft, laat al de rest vallen… Zo essentieel wordt het daar dan ook. Niet meer, maar ook niet minder. Er is een lichaam dat volledig in ere wordt herstelt. Ik blijf.

Shock

De hut is niet zacht. De hut is geweldig
Ik wil blijven. Ik wil blijven in genot. Ik wil er in blijven. Ik verlang…

En toch, onvermijdelijk haast… Als je niet sterft moet je verder leven. Zo ligt het nu eenmaal.
Het koelt langzaam af en ik kruip naar buiten. Blijf laag want anders duizel ik helemaal. De beek, ja, de beek in wil ik. IJ-zig koud is ze. En daarna begint het tintelen.
Ik ga zitten en… geraak in shock. Heb het niet koud maar begin te rillen. Dit ken ik van iets anders… één keer - iets anders.

Iemand krijgt me in de gaten en ik vraag hem: hou me vast.
Tijdloos blijf ik zitten...