zaterdag 28 februari 2009

what about love?


[...]
The Heidegger correspondence confirms that Arendt lived this principle. In 1950, seventeen years after they had last communicated, Arendt and Heidegger met again, when she went to Germany to help track down stolen Jewish cultural treasures. At times, she had been publicly critical of Heidegger’s behavior during his rectorship and afterward, but the renewal of their ties banished all her suspicions. “This evening and this morning are the confirmation of an entire life,” she wrote to him after their meeting. For the next two years, their love enjoyed a brief afterlife, as Heidegger wrote poems about her and told her things like “I wish I could run the five-fingered comb through your frizzy hair.” Even when the jealousy of Heidegger’s wife, Elfriede, brought this quasi-romance to an end, Arendt kept in touch with her old teacher. In the last years of his life, she helped get his work translated in America.
(exc. uit Beware of pity, Hannah Arendt and the power of the impersonal.
by Adam Kirsch)

donderdag 26 februari 2009

Genickschuss


orgelend suizen van bloed in aders, hartetrommel, buikgevoel, geslachtelijk klokken
geluiden
en die diepe kreun waarna de wolf te huilen slaat, àl zich richtend op slechts één
de reine bourdon

er wordt nooit een maat bereikt
elk deel speelt buitenbeen
en pauken pletten mij
ik tel de indruk van hun slagen

geurig vlak van glijdend plezier, on-handig als lange veulenbenen
- in zuurstof van mijn ogenwaas deelt vlees
met jodiumtinctuur zijn glans -
waar het om snijden gaat: lijf en remedie pijnlijk knus tegen elkaar

stampede in mijn tempel
nog roer je het gebeente daar
waar angst en verlangen nooit een adres krijgen
slechts de onmetelijkheid van de oceaan verschaft de walvis zijn elegantie
en toch spoelt hij dodelijk onbeholpen aan

Het rijzen en dwalen op anapestische cadans...
de zwaai die je beheerst
je je beheersen laat en
in afwijking je de mooiste streken maalt



Schilder,
onzichtbaar luisterend met mijn darmbeen tegen je oor verblijf ik
Jenseits vastgeboord door je
blik
(die altijd alles open laat)
J'oui

Gunsmoke

[...]

Die Stunde, deine Stunde,

Ihr Gespräch mit meinem Munde.

Mit dem Mundn mit seinem Schweigen,
mit den Worten, die sich weigern

[...]

Paul Celan, fragm. van Selbdritt Selbviert uit Die Niemandrose

dinsdag 24 februari 2009

geurloos

Je komt binnen met die blik en zet je neer. Ik wrijf je rug tot boven aan je nek, waar je vel een prop van littekenweefsel is. Je draagt zoals steeds een pak en beweert dat het met een aortareparatie in orde komt, moèt komen. In mijn boodschappentas verkommert het gebakje, dat met slagroom, waar ik al zo lang naar smacht. Of je de hond nog uitlaat, is de vraag, en hoewel het niet mogelijk is, je kan gewoon niet meer, neem je het touw. Wat later sta je in de badkamer, uitgekleed. Je haalt het niet. Je haalt de wc niet, je haalt de lavabo niet. Je spuugt alles onder en terwijl je ineenzakt, ontdaan van wat je rechthield, met die onhoorbare stem van 'dit kan toch niet' kom ik bovendien te laat om je op het toilet te helpen. Niets blijft van je over, alleen het witte lichaam in mijn armen. 'Het is niet erg', blijf ik herhalen. We houden elkaar als boeksteunen zittend.
Ik word weggehaald.
Elke geur is afwezig.

maandag 23 februari 2009

glimlach


daar was de koning
daar het hoofd
in de schaal stoof bloed
de weeë geur
van oude woorden op een tong geronnen en
uitbundig na het snijden
danste zij
naakt op tafel
doopte haar knieën
in het hout de vingers
in de lange nek en in de open ogen
- voor de orde groen -
blies ze schaamteloos
het leven

woorden sterven
(niet) in
de oren van het geheugen
op de lippen van het lijf

(dat ze vertrouwen moést en zoù -
van komt nog ooit tot mettertijd)

(in de reeks god-dog)
en vele andere reeksen