Posts tonen met het label roth. Alle posts tonen
Posts tonen met het label roth. Alle posts tonen

zaterdag 25 september 2010

switch


Het vuur brandt.
Ik blijf in het vuur staan.
Zoals een ander in de zon kijkt.


hoofdstuk 6, §5
hoofdstuk 10, § 9 pag. 24

donderdag 23 september 2010

leda et le signe

Leda and the swan

A sudden blow: the great wings beating still
Above the staggering girl, her thighs caressed
By the dark webs, her nape caught in his bill,
He holds her helpless breast upon his breast.

How can those terrified vague fingers push
The feathered glory from her loosening thighs?
And how can body, laid in that white rush,
But feel the strange heart beating where it lies?

A shudder in the loins engenders there
The broken wall, the burning roof and tower
And Agamemnon dead.
                                         Being so caught up,
So mastered by the brute blood of the air
Did she put on his knowledge with his power
Before the indifferent beak could let her drop?



W.B. Yeats (uit: The Tower, 1928)

zondag 12 september 2010

il n'y a pas de rapport sexuel (als mogelijke titel) II


For Žižek, woman is what sustains the consistency of man; woman non-existence actually represents the radical negativity which constitutes all subjects. The terms "man" and "woman" do not refer to a biological distinction or gender roles, but rather two modes of the failure of Symbolization. It is this failure which means that "there is no sexual rapport"

(Žižek, Key Ideas)

donderdag 26 augustus 2010

pepper 'n salt II

foto: NY - 1991


in: onafgewerkte tekst - of af te werken tekst?
hoofdstuk 7
hoofdstuk 8, § 8
hoofdstuk 9, p. 25-26, § 1 - 10
hoofdstuk 10,, ltste pags. § 7, § 8, pag. 23-25

dinsdag 24 augustus 2010

pepper 'n salt

 Je wandelt naast me als ik door de straten ga, de zeldzame keren, en je pas is die van mij, zoals ik me aan de jouwe aanpaste. Een kind zegt tegen zijn moeder: kijk hoe  ze gaan, de moeder antwoordt dat het fijn is zo, want dan kan je snel overal heen. Heen ja, dat was waar ik ging. En in mijn voetstap de aanwas die als een gelijkvallende maar toch net iets verschoven schaduw..., een spiegel, een geheime ontdubbeling - neen, soms (...) -.
Ik kom je tegen. In de reflectie van - wie was het weer? Vaker nog zonder weerkaatsing. Ik werd bezet gebied, een negatief.
De achteloosheid waarmee je mijn elleboogplooi inpalmt
een zweem van kou bij het
verlaten - wat ik draag
en wat ik niet draag drukt
een moet
als waar het koord van een zwalpende
om de ankerpaal slaat
Dit leven
- ik ploeg mijn benen
nauwelijks naar voren -
is niets waard
méér
Je loopt naast me maar ziet me niet. Het is een vreemde gewaarwording. Kijken. Je weet dat ik kijk. Je ogen ving ik tussen duim en wijsvinger en zette ze als juwelen op mijn borsten, mijn buik. Je vingers leidden hun eigen leven van scheiden, priemen, vatten, grijpen. Een homp in je handen, als het brood dat je biek. Rijzen, vormen, bakken, eten, ka'kken - ik schik het woord want men zal zich vergissen.
Maar worden - net als brood, soep, groenten en... vlees - mensen niet verwerkt? Zodat ze toeleveren? Het is geen daad van ondankbaarheid een rest te (uit te) scheiden, vreemde golems. Plots voel ik hoe vol ik zit met al wie ik overbodig bewaarde. Te veel, te lang, te rot. Maar jij - leegte - jou wil ik niet kwijt.
daar springt de dood
en slaat
de hamers
onrecht
streeks
........onzichtbaar blijft
(het instrument)
De beelden in mijn hoofd zijn helder, ook al zie ik ze niet. Andere echter lijken me dievelings ontfutseld, ze duiken op waar ze nooit meer verdwijnen. Schijnbaar onschuldig, want hebben we allemaal niet een uitlaatklep nodig. Cloacaca lala. Ik kan niet eens terugnemen wat iemand anders van me schijt. (Ach, daar verschijnt weer... waarom hebben ze woorden ook zo inwisselbaar gemaakt, zoals vormen van lijden, scheiden... het geeft zo'n soort komisch effect.).

Lang geleden, ach wat heet, tuurde ik naar een zwartwitte vlek boven het water - olifanten speelden er en giraffen waagden acrobatie om te drinken - the Pied Kingfisher. In mijn waken en slapen komt hij terug. De sterrenhemel draagt hem, boeken die ik lees. Je schreef 'het' wat nonchalant, maar zoals hij in je rek staat, nu ook bij mij, maakt hij onderdeel uit van je beeld. Het is een zij. Het is een ander halfrond, net zoals het een andere ik en een andere jij is of kan zijn.

de  s
...... p
..........r
............o
.........n
...........g
het reële
aanwezig

Plots lig je daar. Ik droeg je en zag verbaasd dat je er al was. De Doppelgänger van dienst sliep als een Ka-ter in mijn hoofd, als een aaibaar wezen onder tafel. Een onvermijdelijke ontmoeting van Twee. Zachte huiden, vooralsnog. Het huis was leeg, ik werd ongerust. Het huis, het huis... Was zij...? Zou ik haar vinden? Dood in bed? Ze legde haar boek weg toen ze me de trap op hoorde komen en klom onhandig mee naar beneden. Daar trof ik het vechtende paar, de aanvankelijke broederschap dreigde in moord uit te monden. De Kater liet zich gedwee nemen terwijl zijn dubbel met een gapende wonde op het tapijt achterbleef. Het bloed gutste. Geen liefde maar zorg en de onverschilligheid van luidkeels pratende mensen - plots leek de keuken volgelopen met verwanten - deed me mijn zus bij de keel grijpen terwijl ik mijn broer telkens vragen wou of hij tenminste iets anders wou zeggen, iets wou doen, dan het beest te laten creperen.

Plots lig je daar, zit je daar, sta je daar, als ik het scherm doe leven. Even ontdubbeld als je echte ik. Ik wil je aanraken, roep je bij je naam. Je Naam, telkens weer. Ik besef dat even ontdubbeld niet opgaat als het jou betreft. Niet meer.
Maar in de torsie van het lijf
het wapperend goed en haar
en elke plooi -
ben jij

Dit is het creatief gebaar
Heftig is het woord dat zich deplaceert terwijl in mijn hoofd huisraad tekeer gaat. Tegen jou. Omdat je zwijgend incasseert, absorbeert, verteert. Heftig vooral om de meteoriet die je soms katapulteert, compact gecompresseerd, impact met krater, met schokgolven, met waterkeer... inhoud, vooral dat.

[Het tapijt werd opgeruimd
stof valt harder op een tegel
hoorbaarder is het schuiven van bloed
onderhuids

peper en zout
leven]



in: onafgewerkte tekst - of af te werken tekst?
hoofdstuk 7
hoofdstuk 8, § 8
hoofdstuk 9, p. 25-26, § 1 - 10
hoofdstuk 10,, ltste pags. § 7, § 8, pag. 13 en vorige en volgende

zaterdag 21 augustus 2010

alien?


[ →  ↕ ↔]
die uit de hoeven schoot, van achter me, en rakelings langs me een gigantische ren door een wei deed. Machtig. Stier.  [↔ →]  Alle kennis wordt van buitenuit geforceerd  [→←]  Maar het is wèl zintuiglijk hè. [←  ↕ ↔ →]
...


hoofdstuk 7
hoofdstuk 10, §7, pag.26, § 8, pag. 2

zaterdag 7 augustus 2010

il n'est donné au commun des mortels

Vous croyez qu'on a affaire à quelqu'un qui communique avec vous parce qu'il parle le même langage, et puis quand vous poussez plus loin vous vous apercevez, surtout si vous êtes psychanalyste, que ce qu'il dit est aussi compréhensible, tellement compréhensible, comme le vous l'ai montré la dernière fois, que vous avez à certains moments comme l'illusion ou comme un mirage. Il ne s'agit de rien d'autre que de quelqu'un qui aurait pénétré d'une façon plus saisissante, plus profonde qu'il n'est donné au commun des mortels, dans le mécanisme même du système de l'inconscient.

Lacan, Les psychoses.



donderdag 5 augustus 2010

het is weinigen gegeven

Het is een egel

Het is geen egel meer.
Verder nu, tegen klippen en bergen!


af te werken tekst


hoofdstuk 0,

hoofdstuk 7, § 10 e.v.
hoofdstuk 10, § 7, p. 26-31, § 8, p. 1-5

dinsdag 3 augustus 2010

pobre de mi? - II



hoofdstuk 0,
hoofdstuk 7, § 10 e.v.
hoofdstuk 10, § 7, div. pags


pobre de mi?

In Doekbespreking:

Weet je hoe ik voor de massa stond? Hoe hun vloed zich sneed aan de lijn uit mijn voeten? Je gooide me voor de vormeloosheid van hun gezicht, het klitten van kledij in geöliede kleur. Die kerel met zijn bier-aan-mond, de zwepen in de menigte, een notabele met zijn stijve
boord die een halve meter lager zijn leugen niet in bedwang kan houden.
En zij -
zij aanvankelijk in ongewillige heerlijkheid, het ware gelaat weerspiegeld te midden van.
Verikona noem ik jou. Ik neem je plek, dacht ik, en kleedde me. Niemand hief het rood. Het kl(a)uwen van stemopheffend geluid, hun ogen als een rivier vol monden van happende vis in ademnood, het stuwen tegen de rand om dan te verdwijnen (...)
Behalve.
Hij en zij en zij en die en nog een enkeling. Niemand dus.
In het volle daglicht ontstak ik de kaars, de massa is blind maar heeft schrik van vuur.
Zo splijt ik


hoofdstuk 0
,
hoofdstuk 7, § 10 e.v.
hoofdstuk 10, § 7, div. pags

nous?


tenderrillenrankenhoihoi
paranoi
hoi haparanoia hoi
polloi para nous
noi et moi et toi
tenderrillenpararanken
adioi paranoioi
hoi hoi
que voi



hoofdstuk 10, § 7 & §8, div. pags

zaterdag 31 juli 2010

277


Dat we niet meer dan ons zelf zijn niet zijn, zelf niet (-s-s) bezitten, lichaam, niet meer dan ons zelf kunnen aanraken, onszelf betasten in aanraking, waar de huid 'hier houd je op' vertelt en uitwisselingen illusies zijn, ook kijken, ook spreken, proeven, horen
zijn

Te miljoen keer deze hand deze vingers deze stem en afstand en denken en gepuzzeld in ogen geloven te weten. Hopen.
Bellmer.

Je praat en ik luister zodat je jezelf kan horen
Ik kus je en voel mijn lippen jouw hand raakt mijn lippen en likt ze we scheiden elkaar hoe langer hoe dieper de lichamen die we zijn
apart
Ik raap onderdelen bij elkaar vreemd zonder één keer de vraag: dit van jou dit van mij? Hoe lief zou het me zijn dat stuk jij (het zou niet passen, er zouden afstotingsverschijnselen komen, het zou zwart worden, rotten, bij mij)
Is dat waarom gedachten zijn? En woorden?
Taal

En verte ogenzwart
bodemloos spiegelglas
overdracht
groen dat bruin moest zijn
grijs, wit met zwart de lichtknop aan of uit test het ontvangstkanaal
open grillig maar open dus

In de holte die de mannelijke cicade gebruikt om geluid te maken worden bij het vrouwtje de eitjes ontwikkeld
Bij valavond luister ik
Je schildert, gezichten druppen uit de verf en wat ze om het lijf hebben
Ik maal me door een leven dat ik niet ken. In de zee stroomt alles tegen, elke wolk, elke vis, elke mens. Ik krijg geen adem, het doek sluit me de neus, kleren schuren, lieden duwen door mij heen, verspreiden me.

Een ijsvogel - zeldzaam ver
En
Daar, mijn darmen op de dorpel van het huis en handen afgehakt, het hoofd rustend op de buik de rug aan rug
in boomschors en
in het bladerdak mijn eigen ogen met het mes
toen was er pijn en in de lijn van het gebeurde gramschap
en vreugde
daar cirkelt als een gier met de remedie aan zijn poten
als een aap met een plateau
koffiestuifcitroenbegoten
de rechterhemisfeer

In de spiegel is niet
herkenning
hoe ken je me
want begrijpen doe ik niet hoe hij en zij en nog een ander
na jaren
toch wel verzekeren ze dit gezicht

Mijn debiele kind mijn kater voor het leven plots
weet je in mijn borst wat
je sinds lang ontbreekt
ik zie je heel worden
het bezette land van links plooit
moeiteloos
naar verloren wanen
van herinnering

Dit is de nacht van wat ik denk de zwarte deur van
ster noch maan

Mijn wonde explodeert want onverwacht
aan de einder einder einder
één

De ijsvogel zingt een psychose



hoofdstuk 7,
hoofdstuk 9, § 10, p. 26, § 11-12
hoofdstuk 10, § 1-7, div. pags
En god-dog?
en
l'amour en plus?
en zoveel meer?