Laten we de hoeren heilig verklaren. De
heiligenkalender,
opengeslagen op zaterdag: Betty, Lola, Margot,
levenslang
gerestaureerde maagden, voorlopige
martelaressen vol van
genade, bronnen van gulheid.
Je schenkt genot, o hoer die de wereld
verlost, en niets
vraag je in ruil dan een paar armzalige
geldstukken. Je ver-
langt niet bemind, geëerbiedigd, bediend te
worden, je
doet de echtgenotes niet na met hun gesnotter,
hun ver-
wijten en hun jaloezie. Je dwingt niemand tot
afscheid of
verzoening; je zuigt geen bloed en geen tijd;
je bent vrij
van schuld; je ontvangt de zondaars aan je
boezem; je luis-
tert naar woorden en dromen, je glimlacht en
zoent. Je
bent geduldig, ervaren, verdrietig, wijs,
zonder wrok.
Je bedriegt niemand, je bent eerlijk, integer,
volmaakt;
vooraf zeg je je prijs en laat je keuren; je
discrimineert niet
wie oud is, of misdadig, of zwakzinnig, of
gekleurd; je ver-
draagt de kapsones van de hoogmoed, de
valstrikken van
zieken; je verlicht de impotent, prikkelt de
schuchtere,
bevredigt de blasé, geeft een kick aan de
ontgoochelde. Je
bent de vertrouwelinge van de dronkaard, een
toevlucht
voor de vervolgde, een bed voor wie geen rust
vindt.
Je hebt je mond en je handen getraind, je
spieren en je
huid, je darmen en je ziel. Je weet hoe je aan
en uit te
kleden, neer te vlijen, te bewegen. Je tempo
is precies, je
gekreun luistert nauw, geen variatie is je te
veel gevraagd.
Je bent vrijheid en evenwicht; je bindt of
weerhoudt nie-
mand; je zeurt niet over vroeger, laat niet op
je wachten.
Je bent louter aanwezigheid, voorbijgaan,
duur.
Op de plaats waar je voorgaat in de waarheid
en de
schoonheid van het leven, of het nu een
luxebordeel is,
een discreet rendez-voushuis of een armoedig
ledikant,
lijk je op een lamp en een glas water en een
brood.
O hoer en vriendin, minnares, geliefde,
toeverlaat op deze
dag voor immer, ik erken je, ik verklaar je
heilig en wars
van huichelaars en verdorvenen, ik schenk je
al mijn geld,
ik kroon je met grashalmen en ben bereid van
jou alles te
leren, te allen tijde.
Jaime Sabines
Canonicemos a las putas. Santoral del sábado: Bety, Lola,
Margot, vírgenes
perpetuas, reconstruidas, mártires provisorias
llenas de gracia,
manantiales de generosidad.
Das el placer, oh
puta redentora del mundo, y nada
pides a cambio
sino unas monedas miserables. No exiges
ser amada,
respetada, atendida, ni imitas a las esposas
con los
lloriqueos, las reconvenciones y los celos. No
obligas a nadie a
la despedida ni a la reconciliación; no
chupas la sangre
ni el tiempo; eres limpia de culpa;
recibes en tu
seno a los pecadores, escuchas las palabras
y los sueños,
sonríes y besas. Eres paciente, experta,
atribulada,
sabia, sin rencor.
No engañas a nadie,
eres honesta, íntegra, perfecta;
anticipas tu precio,
te enseñas; no discriminas a los
viejos, a los
criminales, a los tontos, a los de otro color;
soportas las
agresiones del orgullo, las asechanzas de los
enfermos; alivias
a los impotentes, estimulas a los tímidos,
complaces a los
hartos, encuentras la fórmula de los
desencantados.
Eres la confidente del borracho, el refugio
del perseguido,
el lecho del que no tiene reposo.
Has educado tu
boca y tus manos, tus músculos y tu
piel, tus
visceras y tu alma. Sabes vestir y desvestirte,
acostarte,
moverte. Eres precisa en el ritmo, exacta en el
gemido, dócil a
las maneras del amor.
Eres la libertad
y el equilibrio; no sujetas ni detienes a
nadie; no sometes
a los recuerdos ni a la espera. Eres
pura presencia,
fluidez, perpetuidad.
En el lugar en
que oficias a la verdad y a la belleza de la
vida, ya sea el
burdel elegante, la casa discreta o el
camastro de la
pobreza, eres lo mismo que una lámpara
y un vaso de agua
y un pan.
Oh puta amiga,
amante, amada, recodo de este día de
siempre, te
reconozco, te canonizo a un lado de los
hipócritas y los
perversos, te doy todo mi dinero, te corono
con hojas de
yerba y me dispongo a aprender de ti
todo el tiempo.
Jaime Sabines
hoofdstuk 7-13
"je lacht, je lacht"