Posts tonen met het label HB. Alle posts tonen
Posts tonen met het label HB. Alle posts tonen

maandag 20 mei 2013

Domino


Laten we de hoeren heilig verklaren. De heiligenkalender,
opengeslagen op zaterdag: Betty, Lola, Margot, levenslang
gerestaureerde maagden, voorlopige martelaressen vol van
genade, bronnen van gulheid.

Je schenkt genot, o hoer die de wereld verlost, en niets
vraag je in ruil dan een paar armzalige geldstukken. Je ver-
langt niet bemind, geëerbiedigd, bediend te worden, je
doet de echtgenotes niet na met hun gesnotter, hun ver-
wijten en hun jaloezie. Je dwingt niemand tot afscheid of
verzoening; je zuigt geen bloed en geen tijd; je bent vrij
van schuld; je ontvangt de zondaars aan je boezem; je luis-
tert naar woorden en dromen, je glimlacht en zoent. Je
bent geduldig, ervaren, verdrietig, wijs, zonder wrok.

Je bedriegt niemand, je bent eerlijk, integer, volmaakt;
vooraf zeg je je prijs en laat je keuren; je discrimineert niet
wie oud is, of misdadig, of zwakzinnig, of gekleurd; je ver-
draagt de kapsones van de hoogmoed, de valstrikken van
zieken; je verlicht de impotent, prikkelt de schuchtere,
bevredigt de blasé, geeft een kick aan de ontgoochelde. Je
bent de vertrouwelinge van de dronkaard, een toevlucht
voor de vervolgde, een bed voor wie geen rust vindt.

Je hebt je mond en je handen getraind, je spieren en je
huid, je darmen en je ziel. Je weet hoe je aan en uit te
kleden, neer te vlijen, te bewegen. Je tempo is precies, je
gekreun luistert nauw, geen variatie is je te veel gevraagd.

Je bent vrijheid en evenwicht; je bindt of weerhoudt nie-
mand; je zeurt niet over vroeger, laat niet op je wachten.
Je bent louter aanwezigheid, voorbijgaan, duur.

Op de plaats waar je voorgaat in de waarheid en de
schoonheid van het leven, of het nu een luxebordeel is,
een discreet rendez-voushuis of een armoedig ledikant,
lijk je op een lamp en een glas water en een brood.

O hoer en vriendin, minnares, geliefde, toeverlaat op deze
dag voor immer, ik erken je, ik verklaar je heilig en wars
van huichelaars en verdorvenen, ik schenk je al mijn geld,
ik kroon je met grashalmen en ben bereid van jou alles te
leren, te allen tijde.

Jaime Sabines 




Canonicemos a las putas. Santoral del sábado: Bety, Lola,
Margot, vírgenes perpetuas, reconstruidas, mártires provisorias
llenas de gracia, manantiales de generosidad.

Das el placer, oh puta redentora del mundo, y nada
pides a cambio sino unas monedas miserables. No exiges
ser amada, respetada, atendida, ni imitas a las esposas
con los lloriqueos, las reconvenciones y los celos. No
obligas a nadie a la despedida ni a la reconciliación; no
chupas la sangre ni el tiempo; eres limpia de culpa;
recibes en tu seno a los pecadores, escuchas las palabras
y los sueños, sonríes y besas. Eres paciente, experta,
atribulada, sabia, sin rencor.

No engañas a nadie, eres honesta, íntegra, perfecta;
anticipas tu precio, te enseñas; no discriminas a los
viejos, a los criminales, a los tontos, a los de otro color;
soportas las agresiones del orgullo, las asechanzas de los
enfermos; alivias a los impotentes, estimulas a los tímidos,
complaces a los hartos, encuentras la fórmula de los
desencantados. Eres la confidente del borracho, el refugio
del perseguido, el lecho del que no tiene reposo.

Has educado tu boca y tus manos, tus músculos y tu
piel, tus visceras y tu alma. Sabes vestir y desvestirte,
acostarte, moverte. Eres precisa en el ritmo, exacta en el
gemido, dócil a las maneras del amor.

Eres la libertad y el equilibrio; no sujetas ni detienes a
nadie; no sometes a los recuerdos ni a la espera. Eres
pura presencia, fluidez, perpetuidad.

En el lugar en que oficias a la verdad y a la belleza de la
vida, ya sea el burdel elegante, la casa discreta o el
camastro de la pobreza, eres lo mismo que una lámpara
y un vaso de agua y un pan.

Oh puta amiga, amante, amada, recodo de este día de
siempre, te reconozco, te canonizo a un lado de los
hipócritas y los perversos, te doy todo mi dinero, te corono
con hojas de yerba y me dispongo a aprender de ti
todo el tiempo.

Jaime Sabines 



hoofdstuk 7-13
"je lacht, je lacht"