woensdag 25 maart 2009

am Weg


Weil es am Weg liegt... am Weg Weg Weg...
Je Huis klop ik niet aan - de ketting op het slot - maar jou bestorm ik als een orkaan, als hagel wil ik vallen, als een sneeuwtapijt, als als als

Foto door het raam, een lange reeks gedachtenbezoeken door schoon en vuil en onderhuidse straten met wijde ogen dicht tot aan de voet van een berg, waar ik je schaamteloos bekijk, mezelf bekijken laat
- boom, pad, een bloem, schors en naalden
klaus-gedachten voor en na
venstercondens, glazen water...
Spiegels in een tuin schilderen bloemen met groen en geur van bot tot rot.
Je dooft je sigaar als vanouds in mij, merkt me,
dat je me eindelijk merkt straks nu dan toen weleer en mettertijd, tot je me loslaat,
schroeiend sluit wat openbleef, want vanzelf verdwijn ik niet )

Weil es am Weg liegt passeer ik je raam, nader, onder je voeten, je handen, je ogen, je wang, je tanden, je tong, je schouders, je buik, je geslacht
weil es am Weg liegt zingt mijn hele lijf, klatert gelach in alle hoeken en tranen
weil es am Weg liegt sijpel ik de grond in - in het water waarmee je je wast, je voeten, je handen, je ogen, je wang, je tanden, je tong, je schouders, je buik, je geslacht
weil Es am Weg liegt soll (...) Es sein

daar en daar en daar, door rook door koffie door trokken
de rauwheid van een dag ochtendlijk gesmoord
goesting zonder strand en elke golf materialiseert
vanbinnen tot barsten
ik leen een vogel om je te schrijven en val, met de haast van een lichtschilder dichter
kom ik niet wegens de ban - als stof onder de mat dat wordt bewaard tot de volgende act dien ik de zool van je geheugen
- ingesloten uitsluiting -
platweg maar nooit weg, weil Es am Weg liegt



andere raamfoto's: februari en maart 2008
.

dinsdag 24 maart 2009

de profundis amamus


Ontem às onze
fumaste

um cigarro

encontrei-te

sentado

ficámos para perder

todos os teus eléctricos

os meus

estavam perdidos

por natureza própria


Andámos

dez quilómetros

a pé

ninguém nos viu passar

excepto

claro

os porteiros

é da natureza das coisas

ser-se visto

pelos porteiros


Olha

como só tu sabes olhar

a rua os costumes

O Público

o vinco das tuas calças

está cheio de frio

é há quatro mil pessoas interessadas

nisso


Não faz mal abracem-me

os teus olhos

de extremo a extremo azuis

vai ser assim durante muito tempo

decorrerão muitos séculos antes de nós

mas não te importes

muito

nós só temos a ver

com o presente

perfeito

corsários de olhos de gato intransponível

maravilhados maravilhosos únicos

nem pretérito nem futuro tem

o estranho verbo nosso


Uit: Pena Capital van Mário Cesariny
1957

(in de reeks god-dog)
en vele andere reeksen


zaterdag 21 maart 2009

discharge


Als we niet elkaar bekijken en ik niet zeg wat voor een klootzak je bent omdat je de uitzondering bent door je allerklootzakkerigstheid, waardoor je omgekeerd evenredig aan al het banale tuig dat zich aftrekt voor de televisie of dat kickt op de platheid van goed fatsoen, de kern bent waarrond ik beweeg.
… Omdat ik klootzak voor jou tot eretitel verhef... bekijk ik wat er van je is en noem het naaste en buur. Ben ik het kutwijf dan? Noem me teef zoals je deed met het uitverkoren schaap ter schering voorgeleid. Op straffe van… oh de schrik, de dreiging, de aangekondigde straf… het lange heerlijkste bad.
God! En ik ontkende, overdacht. Ik wist het niet. Ik rationaliseerde. Tot slot, bekende…: God dan maar, het éne godgezicht (open)
Zo is het dus en dat ik verzuip in wat je achterliet, het gat, leegte waar je weg in bent, dat me aanzuigt als de muil van een monster zonder lijf, een mond die eindigt in oneindigheid. Verglijdt, verglijdt, verglijdt…
Ik sterf aan je in duizend sneden.

Vertellen. Omdat elk verhaal zoveel kanten heeft als acteurs. Omdat elders een andere kant van hetzelfde wordt verspreid. Omdat ik beloofde te zwijgen over het hoe en het waar en dat tot nog deed. Omdat het andersom niet gold waardoor de schittering van het Ene als vuil vertrappeld wordt, water brak en zuur gegoten over dat: het meest unieke uit dit leven door de handen van de Ander.

Ik dacht het (open)
ik zoek de krochten niet waar je een slet verwacht het blauwe licht en damp van hete lijven nergens daar nergens op een niemandsplaats van leegte het oppervlak vol zweet gezwets en lege spraak van mensen met een dier- of lichaamsnaam - lieve lieve mensjes (voorbeeld enzo)
ik ben (daar) niet
of zo (open)

De tafel was rond.
Daar zat jij, te praten en te zwijgen.
Kleiner nog dan hoe je stil soms was zat ik en reisde op zinnen die je niet zei. Op die van anderen, van boeken en van oude doden, levende door zichzelf gedragen woorden, door jou. Groter werd ik in het kijken naar gedachten, naar je ogen die geloof en verlangen eigenzinnig projecteerden, me penetreerden, muren deden wijken... of omdat je vertrouwen zei.
Veelzeggend de bloem, een verpulver(en)de steen, scherven van een ruit. De vodden. De vodden. Tralala. Je lachte ermee. Je werd de dreigende schaduw op de wand, metamorfose, het beest met de muil. Ik dacht: daar wil ik wonen. Je arm een slang met ontwrichtende kaken in het zadelgewricht, in mijn lijf.
Ik telde je botten onder mijn vingers, op mijn vingers, tussen je verhalen en de warmte van 'doet het pijn?' en franse koffie en cognac. Ik reisde in je lichaam op een handwortelbeen. Stultifera enz., helemaal de gekte in.
Non lieu en Agape...
Maar het huis is het huis is het huis. sodade slechts een noma(n)dentent, contractvrij.
Het ging (niet) over werken en schrijven en dichten. En hoeren en schilderijen met sperma en spuug en haar. En ‘Over het perspectief vertel ik je later nog wel’. Over het exces, patafysica, de constructie van de Ander, over Sade en Kant, een auto, een godin, een jood, een hongaar, Koffie en Genot. Over ‘Je zal het leren kennen, allemaal’ en 'een volgende keer'.
Ik luisterde naar Passages uit Parijs, die je vlot interpreteerde (lezen, sodade, lezen, dit en zoveel meer), keek op de schrijvende handen van een vluchteling.
'Vluchteling, waar is het boek van onder je arm? Waar is je grote boek? Wie bewaart je teksten voor jou?' ( hier, je hoeft maar te vragen)
Vluchtelingen zijn wanhopig, hun daden moedig maar zonder weg terug. De nieuwe Engel van de dood, de blik is een breuk, er is geen voor – of achterwaarts. De breuk - binnen en buiten, the edge that divides and unites (open)
Vrije Dood (open)
Ik wil je niet dood. Ik wil niet dat je weggaat. Ik ben stil in je nukkige zinnen, onder de lijnen van je hand. Rafels van een deken (Aàn-dacht, neem ze nu je ze krijgt)… het stof voor jou, voor mij de gaten. Onder jouw ogen ben ik altijd naakt, omdat er geen grenzen zijn.
Hond tot hond? Short cut (open)

De cycloop kijkt naar de droeve bloemen in de boog van mijn schrijven dat landt als een zwerfkei in gobiaanse desolaatheid. Mijn muil kleurt rood, ja.
Ik voel me overgeleverd aan de uithangborden van de straat (even dan) en de huizen van recht waar je hand als een fakkel, je arm als een fontein van vuur op mijn vel… (hmmm, ze spuien maar, die willen - raak de paria! Pfffacer.)
Mijn oog breekt in facetten - De beweging in honderd
Tijd ontdekt het naakte lijf
De hel barst los
Achter de deuren aan de wand: janus lacht en janus kijft, het koor en gezellinnen: het zuur het zuur waar is het zuur dat ik haar vermink, verlink want vroegen we niet nooit te reppen over het eigen oord, de eigen naam terwijl we zelf… kleppen? Als het mangavrouwtje dan. Ja. Kwaad. Niet boos. Zeus dan toch. Alle goden. Maak je toch niet druk.
Onaf
Leven
skandalon enzomeer
Wat kan ik anders zeggen dan: ‘ik zie je graag’ terwijl je éne oog zich sluit. ’s Nachts.
(of daar waar het derde open blijft)
god verdomme (open open open open open tot komt nog en mettertijd)
dierbare klootzak tot-dan-maar
Ben je er? Ben je nog wakker? Ben je daar?
En dan huil ik nog een beetje.

hfdst 9, p.287 e.v.

(in de reeks god-dog)
en vele andere reeksen

donderdag 19 maart 2009

woensdag 18 maart 2009

zin-loos

Ik heb geen zin.
Zo. Nu heb ik tenminste één zin.