vrijdag 30 december 2011

tahrir

qui ratione voluptatem sequi nesciunt, neque porro quisquam est, qui dolorem ipsum, quia dolor sit, amet, consectetur, adipisci velit, sed quia non numquam eius modi tempora incidunt, ut labore et dolore magnam aliquam quaerat voluptatem. ut enim ad minima veniam, quis nostrum exercitationem ullam corporis suscipit laboriosam, nisi ut aliquid ex ea commodi consequatur? quis autem vel eum iure reprehenderit,

never

[...] het voordeel van taal dan weer is de onbegrensde anarchie van vorm en betekenis. Ze zeggen dat er regels zijn. Haja, elke maand natuurlijk. Regels zijn het sterven, de dwangbuis van dimensies, de orde. Elke opgelegde vorm een gevangenis. Waar gekooide vogels - tja - zingen? Creatief met kruimels, een steen als mes, de muur wordt kalender, de wanden van een hersenpan een projectiescherm van emoties en fantasie. Dit oude systeem subliem verfijnd, waaiert in kleuren in golven over carnets de transgression. Een mondspoor in een huis van zwijgen, tongdeur en oogluik gesloten, spinrag voor en na het exiel van een wilde pelgrimstocht van letters, krassen en kreukels in een laatste laken. Wat te doen, de praktische benadering, de vriendelijke, de analytische, de cynische? Frontaal, open mond, open mind, in en uit, andere muziek, delven van gegevens, op teren, kan ik een wervelwind wenden om het verstijven van mijn hand waar lasnaden barsten te neutraliseren?

make my dream come
true


hoofdstuk 7, § 10, §11, p. 1, p. 11, vlg
hoofdstuk 9, § 10, § 25-26
hoofdstuk 11, §12, p. 30
de glazen deur - vannacht

donderdag 29 december 2011

de maan is van kaas






 أسمهان - يا حبيبي تعال


يا حبيبى تعالا الحقنى شوف اللى جرالي....من بعدك
سهرانه من واجبى باناجى خيالك ... مين قدك
و انا كاتمة غرامى، و غرامى هالكنى
و لا عندى لا أب و لا أم و لا عم أشكيلة ... نار حبك


روحى و قلبى و جسمى و عقلى و جمالى ... فى يدك
محتارة اعملك اية فى دلالك ... و ف_صدك
لية هاخبى غرامى ... و غرامى هالكنى
لأشكى و أبكى و أحكى بلك يا غزالى ... يلين قلبك


يا حبيبى تعالا الحقنى شوف اللى جرالي....من بعدك
سهرانه من واجبى باناجى خيالك ... مين قدك
و انا كاتمة غرامى، و غرامى هالكنى
و لا عندى لا أب و لا أم و لا عم أشكيلة ... نار حبك


أبعت مراسيل و اكتب جوابات اشكيلك ... و اتألم
ساكتة و صابرة و راضية بأحوالك ... م_الأول
و انا كاتمة غرامى ... و غرامى هالكنى
وافديك بحياتى و روحى و اهلى و مالى ... و لا تسألش


روحى و قلبى و جسمى و عقلى و جمالى ... فى يدك
محتارة اعملك اية فى دلالك ... و ف_صدك
لية هاخبى غرامى ... و غرامى هالكنى
لأشكى و أبكى و أحكى بلك يا غزالى ... يلين قلبك


يا حبيبى تعالا الحقنى شوف اللى جرالي....من بعدك
سهرانه من واجبى باناجى خيالك ... مين قدك
و انا كاتمة غرامى، و غرامى هالكنى
و لا عندى لا أب و لا أم و لا عم أشكيلة ... نار حبك


zaterdag 24 december 2011

ri-tu-elle

qui ratione voluptatem sequi nesciunt, neque porro quisquam est, qui dolorem ipsum, quia dolor sit, amet, consectetur, adipisci velit, sed quia non numquam eius modi tempora incidunt, ut labore et dolore magnam aliquam quaerat voluptatem. ut enim ad minima veniam, quis nostrum exercitationem ullam corporis suscipit laboriosam, nisi ut aliquid ex ea commodi consequatur? quis autem vel eum iure reprehenderit,




































ernst jandls weihnachtslied 

machet auf den türel
machet auf den türel
dann kann herein das herrel
dann kann herein das herrel
froe weihnacht
froe weihnacht
und ich bin nur ein hund
froe weihnacht
froe weihnacht
und ich bin nur ein hund



chant de noël d’ernst jandl

ouvrez la poporte
ouvrez la poporte
pour qu’il entre
pour qu’il entre
mon seigneur et mémaître
joyel nono
joyel nono
et je ne suis qu’un chien
joyel nono
joyel nono
et je ne suis qu’un chien


(vert.: Lucie Taïeb)




hoofdstuk 7, §11, p. 6
chien

vrijdag 23 december 2011

il est cinq heure...

qui ratione voluptatem sequi nesciunt, neque porro quisquam est, qui dolorem ipsum, quia dolor sit, amet, consectetur, adipisci velit, sed quia non numquam eius modi tempora incidunt, ut labore et dolore magnam aliquam quaerat voluptatem. ut enim ad minima veniam, quis nostrum exercitationem ullam corporis suscipit laboriosam, nisi ut aliquid ex ea commodi consequatur? quis autem vel eum iure reprehenderit,

In de geschiedenis van (on)mogelijkheid mengen (nonela)statistici zich bloedeloos, vermomd als spuugcijfers, palen en taarten. Daar worden de vitale punten van een historiek tot een prop gereduceerd.  Nu de wintersmid slechts koudvuur brandt, sterft het sterven diepgegrond, kilte als een pakking rond de gewrichten. Van vingers en van wisselringen: het jaar, de boom... Het kleitablet van de nacht blijkt 's morgens leeg. Vroeg in de ochtend is al een verleden vraag en het gebed ondertussen koud en gekreukt. In de spiegel reflecteert een onbekende bekende partieel. Bull's eye kijkt en schraapt de hoeven van wel en/of niet. Gedachten wisselen niet-temperatuurgebonden. Ik schrijf een litanie als voor het eerst, want dit is niet gelinkt aan tijd. Keten schakel na schakel, bit & byte, glijschuim, tactisch uur, digitaal en al in de vondelingenschuif. Raak! Ik wil hem naasten voor de droogte begint. Mogen is mijn vraag.
Wat is de vraag?



hoofdstuk 7, §11, p.1, p.11
hoofdstuk 7, § 12
qolashkif - hoofdstukken van een oude jas die lekker blijft zitten
hoofdstuk 11, § 12, p. 20 - 22

dinsdag 20 december 2011

gedicht dat (niet) bestaat






hoofdstuk 7, § 10-11, p. 11
hoofdstuk 11, §12, p. 19
uit: de andere kant van de dag
voor (Je Naam)

vrijdag 16 december 2011

per fume

conquisitis de voluptate et dolore disputandum putant. [32] Sed ut perspiciatis, unde omnis iste natus error sit voluptatem accusantium doloremque laudantium, totam rem aperiam eaque ipsa, quae ab illo inventore veritatis et quasi architecto beatae vitae dicta sunt, explicabo. nemo enim ipsam voluptatem, quia voluptas sit, aspernatur aut odit aut fugit, sed quia consequuntur magni dolores eos,

"Het koude schurft van dagen en inktvissen die zich in kloven nestelen, ruwe huid in afkeer van zalven... te bedenken dat je handen zelf als zalf waren na het gebaar dat ze verrichtten, na het snijden van je ogen op plekken waar ik zelf nauwelijks kan zien. Op mijn linkerborst naaide je een embryonaal weten. Sporen, onuitwisbaar als reliëfschrift. Ik ving een nieuwe studie aan: de cryptoanalyse. Binden en lossen, inpakken, transen, boren, kloppen, vegen. Het product. Aanzet tot toegepaste egonomie - ik zeg maar iets. Zoals steeds.
(Geen puisten op de i.)
Dat lichaam achterover met oogkassen zo diep als een ravijn en op de hals de zwelling van adem geflankeerd door sleutelbeenputten. Zo weerloos ben je niet  (en ik ronder), zo misleidend is je aanzicht als je je pen scherpt en de winding in je hersens als een berekenende sliert gebaren produceert langs de knuppelpaden van je duisterste ideeën. Paarden doe je knielen en anderzijds teugelloos sta je zelf te snuiven, gulzig slurpend aan de ochtendlucht, door tabak gefilterd."

(zo, dat was het dan weer voor vandaag)




hoofdstuk 7, § 10 - gulzig als een boer, Qohelet
hoofdstuk 7, § 11 - Nu!
hoofdstuk 9, § 10, p. 26
hoofdstuk 11,§ 12, s - s'

woensdag 14 december 2011

zijn

itaque aiunt hanc quasi naturalem atque insitam in animis nostris inesse notionem, ut alterum esse appetendum, alterum aspernandum sentiamus. Alii autem, quibus ego assentior, cum a philosophis compluribus permulta dicantur, cur nec voluptas in bonis sit numeranda nec in malis dolor, non existimant oportere nimium nos causae confidere, sed et argumentandum et accurate disserendum et rationibus
[...]
ik moordde wijn - ik weet wat gebeurde, een zeugrelatie opgehangen en bespuugd zelfs waar - neen - ik blind en nat en vuil grondend het bloed opensneedt en het recht liet spreken, kalm en herhaaldelijk, gelijkmatig stotend uit de open ader - een dunne roede daagde me uit te wassen in een gereed kind dat kruiselings over me viel en me touwhing. opnieuw
ik met dat insect dat mijn hoofd inpalmt, kruipend, zoemend, zaagzingend tegen de wandmaden schedelend aan 100%. seks is het voorspel, geweld de daad.. ik strooi duistere gebeden vloekend als 11-vaders en spuug de AV's en wang pillen. maar wil je echt weten waarom? omdat ik gek ben. het is vastgesteld. gek gek gek gek. hoor de tonen van de snaren, zwaar, met resonantie in je hart, hoor het met je longen dan. Luister. ik kras je duizend lijnen die onder een diamant spreken. decodeer.


We worden wat we zijn.
[...]



hoofdstuk 7
hoofdstuk 11
krascode, anderstalig

antigone

zondag 11 december 2011

hydra tegen de gebochelde dwerg

a natura ipsa iudicari. ea quid percipit aut quid iudicat, quo aut petat aut fugiat aliquid, praeter voluptatem et dolorem? [31] Sunt autem quidam e nostris, qui haec subtilius velint tradere et negent satis esse, quid bonum sit aut quid malum, sensu iudicari, sed animo etiam ac ratione intellegi posse et voluptatem ipsam per se esse expetendam et dolorem ipsum per se esse fugiendum.

[    ]e schreven in een andere taal en schiepen een overleven, en wat ik [    ] past op de lussen van mijn vinger, de ene plek waarmee ik raak. Er waren vuisten en vlakke handen en duimen die huid naar believen kneedden. Een rug als djembé, billen als bongo (oh, de Andrade...), maar de haren van een paard die snaren zwepen tot aan de overkant hanteerde jij. Het is weinigen gegeven.
Er loopt een groef in de rug, helft tegen helft, schizofrene doornen haken en hechten weefsel. De wrong onderaan die je ontwaarde is onontwarbaar nu. Hij is me niet ontvallen, netzomin de haveloze jas die je me voorspelde, die je je voorstelde. Ontkleed stond ik al. Fundamenten van een van logica ontdane taal zijn geen fundamenten. Artaud spreekt niet in uitgetelde maten. De enige waardevolle reactie was jij, toen wat je zei zich verdroeg in wat geen woorden waren. En toch werd het geschreven. Slimme ruimtes in domme tijden.
Er wervelt water in mijn hoofd. Beau fort, des newages. Ra ta dra



hoofdstuk 7
hoofdstuk 9 
hoofdstuk 11, § 12, p. 6, p. 9
in: W. Benjamin -Über den Begriff der Geschichte, E. Canetti - Die Blendung,  [   ]ij

vrijdag 9 december 2011

dinsdag 6 december 2011

pas enough


Venez demain à 14h. 03.



hoofdstuk 7, §10, p. 31, § 11, p.11, overige pags. 
pag na pag na pag na
nu na na nu
hoofdstuk 12

donderdag 1 december 2011

Hoed mijn lammen

a natura ipsa iudicari. ea quid percipit aut quid iudicat, quo aut petat aut fugiat aliquid, praeter voluptatem et dolorem? [31] Sunt autem quidam e nostris, qui haec subtilius velint tradere et negent satis esse, quid bonum sit aut quid malum, sensu iudicari, sed animo etiam ac ratione intellegi posse et voluptatem ipsam per se esse expetendam et dolorem ipsum per se esse fugiendum. 

Gevleugelde dingen... waar the fuck heb je het over? Woorden? Schouderbladaangroeisels? Stralende nietbestaandheden? Waanzin, heresie, en het gerucht van Engelen, geprojecteerde angsten aangejaagd door wind en woorden die niet bedaren. Waar ben je dan met de theorie van chaoscontrole. De kookpotten borrelen verhit en gevaarlijk, olie en water, onverenigbaar. Technisch gesproken is geen rationele matrix toereikend. Lineaire ruimtes bepalen de trek van memmongen, van vee. Honden en duivels zijn elementair vuurwerk als god 's ochtends naar zijn werk gaat. Come si dice - Fruitige vrouwen doen handgesneden verhalen over het ontstaan van maanlicht in de beker van de nacht. Ze geuren naar manga en vleesbanaan.



hoofdstuk 7-11
es ist zeit...

dinsdag 29 november 2011

een geval van providentia

dulce mel. quorum nihil oportere exquisitis rationibus confirmare, tantum satis esse admonere. interesse enim inter argumentum conclusionemque rationis et inter mediocrem animadversionem atque admonitionem. altera occulta quaedam et quasi involuta aperiri, altera prompta et aperta iudicari. etenim quoniam detractis de homine sensibus reliqui nihil est, necesse est, quid aut ad naturam aut contra sit,

Met de kracht van gemodelleerde microgolven schiet de overlevingsdrang uit de dampen van geitenkaas met chocola. Of is dit even insane als ethiek in het bankieren? Vertel me l'ouis van de zwarte prins en zijn dames? Geitenkaas is halal dus dopen we samen de hand in de schaal. Met pistaches. Ik kende ooit een man, Sahin - je sprak het uit: Sahein - met een halfzijdige verlamming. Hij was vierentachtig jaar. Elke dag knielde hij op zijn mat. Een keer of vijf of zo. Zijn vrouw had een ander geloof en onthulde dat zijn bedprestaties niets bejubelbaars meer hadden. Hij had een halfzijdige verlamming en was vierentachtig jaar. Hoe smaakt het? Je weet: de hand was voor de vork, alle gogo's kunnen je dat vertellen; ook al leven ze op een vlooienmat, hun wijsheid heeft iets universeels, habibi. Ze verkopen trouwens weer tajines in de carrefour. Witte, mèt gebruiksaanwijzing. Niet alleen om als sierschotel te dienen. Ik houd het bij het oude Marokkaanse gerief. Ken je het nog? Ik kocht er toen meerdere, spotgoedkoop en handig met de verwarming die ik heb. Koken zonder moeite. Nu de periode van werkgerelateerd sterven wat verder achter me ligt, is de knooptheorie actueel. De Kater zijn forte trouwens. En tante F. van zevenenenegentig - zo dement als maar kan - duikt het vooroorlogse liedje over de kat en de wol op. De theorie is ze vergeten. We lachen vaak met haar, wat ze zegt is hilarisch. Tussen haar 7 eerste jaren en 7 laatste minuten rest haast niets. Maar honderd wil ze stellig worden. Oh jee. Aan de drie dialogen van Barklee heeft ze weinig. Ik vraag me af: en ik? Dementie runs in part of the family... maar dat doen hartziekten en eetstoornissen ook. En het sterven. Hoe verschijnt de wereld voor me en wat is ze an und für sich. Soms verdenk ik Tante F. ervan dicht bij het laatste te staan. Soms. Want veel is voor haar ontdaan van betekenaar. Honderen hebben met Barklee gelachen. Anders dan de hond, zijn ze stom, niet in staat hun kop scheef te houden en het gat te bekijken. Of hun bovenlip aan slechts één kant op te trekken in een grijns. Ze lachen met jou. Met mij. En jij zegt: dat is ri-du-cul. Daarmee is dat ook afgehandeld. Geen handenvol suiker om de kost te doen vreten. Geen afleidingen, maar een heldere blik op de bron van de verwonderingen. En ongeduldige poten om over hekken te springen waarboven het verbodsteken hangt. Haha, een mens is geen paard. Wij zijn honden. Weliswaar met golfoptische componenten voor onze ogen, want meer dan drie- of vierhonderd jaar oud. Het hangt cobraans te wezen, ook bovenaan in mijn nek. Ik zoek nog naar de juiste kleur, die ik ken maar niet kan vinden. Het leven is grappig in de ochtend, vooral bij de voetwassing. Elias gaat voor en dan de rest, terwijl ik nog mijn neus in de droom druk die ik net over je schreef. Zonder handen, weet je. De vloeistofwetenschappelijke concepten dwingen tot praktijk. Elke hond weet dat. Mensen ook. Het is haast tekstboek. China China. Hectoliters ochtendpis.



hoofdstuk 7
hoofdstuk 9, §10, p. 26
hoofdstuk 11, § 11, p. 24

zondag 27 november 2011

epizode

[30] Omne animal, simul atque natum sit, voluptatem appetere eaque gaudere ut summo bono, dolorem aspernari ut summum malum et, quantum possit, a se repellere, idque facere nondum depravatum ipsa natura incorrupte atque integre iudicante. itaque negat opus esse ratione neque disputatione, quam ob rem voluptas expetenda, fugiendus dolor sit. sentiri haec putat, ut calere ignem, nivem esse albam, 

A Jewish Man's First Bacon 

Het woord was lach en lach werd worden brood vol manden handen
uitgegooide trossen lach en woord en brood de blote tonen van
bruine huid en bruine huizen, woorden voor het brood en na
het vlees in lach gebonden, de zinnen leeg van linksgelegen, rechts
met kale, en ik die van tapas houd met stukjes hond, mij is vreemd
het brood dat mannen dragen als een kruin, mij gaan blinde ogen voor
op achterhoofden die zich glad te dansen lenen terwijl ze scanderen,
gebeden uit al hun holen persen als petomanen met teveel.

Mij was de honing lief die uit je zijde vloeit op stront van gefolterde vrouwen,
het nieuwelingse pain pavé - plat plaveielings onder een maan wit als melkbrood
en je ewoorden die een vermenigvuldiging zijn door met en in de tijd
kijkt zacht met grote ogen suiker room en deeg van troost van boter na de pijn
zalf het smeren na het sneren het lokken voor het snijden lijden steken kijkt zacht
van chocola en marsepein eten zonder bijten eten zonder lijden zacht zo zacht
en enkel glijden

kijkt onbekend en daagt uit, kijkt vreemd en vol verleiding, kijkt nieuw en vrank,

duur en buiten bereik, tijdelijk, kijkt exclusief met speciaal gerief met handleiden
zonder lijden, durf je en ik spring hartig op de rand van een boterham met kaas,
daar waar ribbels diep indrukken, mijn voetstap naast de grip van een wandel
schoen en de handel schoen die mij bij de nek grijpt daar is het verbod vandaag
dat ik niet mag, niet meer mag, ondanks een lang verleden.

Daar klinkt de nijlpaardlach uit honderd opgeblazen kelen en tussen alle maal

sta ik. Er loopt lucht in vorm gegoten leeg als nijlpaardwolken en hun lichte lijven,
veel groten en veel kleinen, drijven op de helling van een boterham met kaas
met houvast in de ribbels van lach en scheten. en wat niet mag want niet mag is vergetelheid.
Het is geleden van het verleden dat ik er nog liep en in de vensterbanken
boeken kweekte. Zij roepen vragen lachen, het zijn nijlpaardvrouwen, hun glimlach verraadt
hun gezicht, en hun hoge kousen met horizontale banden, wat op revalidatie wijst.
Of ze zich katrien nog herinneren, van wie de moeder de plakziekte kreeg? en
dat ze het daar ook deden: zonder gerief. Alleen een stoel. Het zijn boze helmen die me
van de helling drijven waar de vering van nijlpaardlijven beschermt. Een grote vuilnisbak
grijnst dat ik geen schrik moet hebben en die heb ik niet. Er zijn ribbels en spijlen
en richels en in de lucht gaan wolken voorbij voor een paar euro per uur.
Ik bedank en stijg. Stervend. Maar niet echt. Gelukkig oordeelt niemand over dit.
Of ze zwijgen.



hoofdstuk 11, § 11, p. 16-20
nothing to loose

donderdag 24 november 2011

Zeit


Corona


Aus der Hand frißt der Herbst mir sein Blatt: wir sind Freunde.
Wir schälen die Zeit aus den Nüssen und lehren sie gehen:
die Zeit kehrt zurück in die Schale.

Im Spiegel ist Sonntag,
im Traum wird geschlafen,
der Mund redet wahr.

Mein Aug steigt hinab zum Geschlecht der Geliebten:
wir sehen uns an,
wir sagen uns Dunkles,
wir lieben einander wie Mohn und Gedächtnis,
wir schlafen wie Wein in den Muscheln,
wie das Meer im Blutstrahl des Mondes.

Wir stehen umschlungen im Fenster, sie sehen uns zu von der Straße:
es ist Zeit, daß man weiß!
Es ist Zeit, daß der Stein sich zu blühen bequemt,
daß der Unrast ein Herz schlägt.
Es ist Zeit, daß es Zeit wird.

Es ist Zeit.


Paul Celan






hoofdstuk 7, §11
hoofdstuk 11, § 11, p. 24

woensdag 23 november 2011

i(,) object III

s k i i r c f h j t n i s e






hoofdstuk 8-11

zondag 20 november 2011

Never

I rrrrove you

Sonnet XLVII


Betwixt mine eye and heart a league is took,
And each doth good turns now unto the other:
When that mine eye is famish'd for a look,
Or heart in love with sighs himself doth smother,
With my love's picture then my eye doth feast,
And to the painted banquet bids my heart;
Another time mine eye is my heart's guest,
And in his thoughts of love doth share a part:
So, either by thy picture or my love,
Thy self away, art present still with me;
For thou not farther than my thoughts canst move,
And I am still with them, and they with thee;
     Or, if they sleep, thy picture in my sight
     Awakes my heart, to heart's and eyes' delight.


Shakespeare




hoofdstuk 2

hoofdstuk 7 - 10

hoofdstuk 11, § 11, p. 16-19

vrijdag 18 november 2011

LI - eat that!

constituam, quid et quale sit id, de quo quaerimus, non quo ignorare vos arbitrer, sed ut ratione et via procedat oratio. quaerimus igitur, quid sit extremum et ultimum bonorum, quod omnium philosophorum sententia tale debet esse, ut ad id omnia referri oporteat, ipsum autem nusquam. hoc Epicurus in voluptate ponit, quod summum bonum esse vult, summumque malum dolorem, idque instituit docere sic:

Ingebedde systeemfundamenten en de aanwezige synaptische plasticiteit zouden toereikend moeten zijn voor dit bestaan. Niet zo. Soms is het in woorden in zinnen alsof de straten al belopen zijn. Een walvis ligt op de stoep het einde toe te gapen. Voorbij de regendriftige dagen haalt zonnevorst nu rag door resttextuur, code van licht en dicht op naakte twijgen. De ochtenden zijn eender, vroegemist gezongen, herhaling van herhaling door een naald van diamant bij kandellicht en waar mijn blikken reiken kijkt het binnenoog naar de boog van je gezicht, een lach, een frons om lip of brauwen, wenk of weer je weer? Mist is barmhartig voor de verbeelding, transfuseert, frantaseertasmatisch waar het koor de hoofdmoot zingt en ecrituur uit dubbel obscuur zich opheft naar lichter licht. Het zwarte nachtsalon, onderdonsd door dekens, waar strategieloze melancholie zich zonderloos vertaalt vóór radiant gedachten aan het ene, aan de Ene, een tyndalleffect genereren bij een horizon van dekens, het voeteneinde waar men moeiteloos - deze koude dagen - een slaafje dromen kan tegen koude benen. Geheimen als gouden bloemen verdwijnen bij de impact van ontwaken en de strijd om een dag ziel in te blazen.



hoofdstuk water
hoofdstuk 7-10
hoofdstuk 11, §11, p. 18

donderdag 17 november 2011

L - a thou-sand yard stare in the eyes


nunc dicam de voluptate, nihil scilicet novi, ea tamen, quae te ipsum probaturum esse confidam. [29] Certe, inquam, pertinax non ero tibique, si mihi probabis ea, quae dices, libenter assentiar. Probabo, inquit, modo ista sis aequitate, quam ostendis. sed uti oratione perpetua malo quam interrogare aut interrogari. Ut placet, inquam. Tum dicere exorsus est. Primum igitur, inquit, sic agam, ut ipsi auctori huius disciplinae placet:
Dans un geste

si j’enveloppe les fruits dans un geste je les serre pourtant contre ma main
mes distances mes libertés ne sont pas désinvoltes
si je regarde de loin ou de près le lointain
mon affection et mon désir ne cessent pas d’être niveau qui tienne la démesure
si je viens d’ailleurs et trouve sur la table la chose ou si je viens de moi-même ma main
reste caresse et tremblement crainte et silence panique baiser
si je suis les lignes de la main de ce que je vois et déchiffre les mouvements
si je les épaule
si je touche ce que je disais 
*


Een beschermpolitiek van wolligheid doet wormrot niet verdwijnen uit het haveloze van onbestemdheid. Zouden wij vandaag dan wapens grijpen. En welke? Op mijn bord scharrelen kleurige landschappen en ontworteld goed (ik wil niet dat je loslaat). Kruidig kleurt het morgenrood, de maan schreef drie registers. De bruine aarde, kluiten als een veelborstig wezen, geurt overvlezig. Ik zie je magere enkels zinken als de grond eraan zuigt. Sporen. Je zei het nog: "het forensische... komt overeen met criminologische verslagen", toen ik je back- en bovenhand vergeleek, je handen bekeek en palm en rug met vingers in de mijne streek, ze er in brandde. Het zijn landen, hard en onbewerkt en zoet en zuiders tegelijk, strepen van last en leven, van oosten en tonen. Je hebt me in een dunne plooi dichtbij je oog geborgen. Kijk nu, naar het beeld waar duimen zo zijn als wangen als borsten als billen als ogen, waar anamorfose... disproportioneert. Verstop je toch. Verstop je niet. Je bent te vinden als je zoekbaar blijft. Wie kijkt wordt bekeken. Duizend schilders met één penseel, vier kleuren, een zandloper die pas in het midden begint. Licht breekt in sneeuw, in hagelregen. Prisma. Alles is veel.



(*)
Christian Dotremont, texte tracé au pinceau par l’auteur dans une peinture-mots avec Pierre Alechinsky, huile sur toile, 89 x 145 cm. 1957. Œuvres poétiques complètes, Paris Mercure de France 1998, p 311. 


hoofdstuk 7, § 11, p. 11
hoofdstuk 11, § 11, p. 11
hij raakt mijn schouder aan 

XLIX - why me


Che vuoi?



hoofdstuk 7, §10, p. 31

maandag 14 november 2011

dichter

ooooooooooo oooooooooooooooo ooooooooooooooooooooooooooo oooooo ooooooooooooo oo ooooooo oooooooooooo ooooooooo ooooooooo ooooooooo oooooooo oooo oooooooo ooooooo oooooooooooooooo oooooooooooooooooooooooo oooooooooooooooo oooooooooooooooooo oooo oo oooo ooo oooo ooooo ooooo oooooooo ooooooooo ooo oooooooooooooooo oooooooooooo oooooooooooooooo ooooo ooooooooooooo oooooooooooooooooooooooooo oooooooooooo ooooo oooooooooooooooo ooooooooo ooooooo oooooooooooooooo oooooooooooooooooooooooooo oooooooooo oo
de dood kan niet dichter zijn
vers na verse dag in leem en aarde
zinkt het graf
dichter dan die sneed
het scheldlied dichtend nu vertreedt
dichter dan die leeft
die nu onder mijn voeten ligt
verder
te rotten





11.00 h

maandag 14 nov. 2005 - maandag 14 nov. 2011

vrijdag 11 november 2011

XLVIII - tango?

censes haec dicturum fuisse? Utrum igitur percurri omnem Epicuri disciplinam placet an de una voluptate quaeri, de qua omne certamen est? Tuo vero id quidem, inquam, arbitratu. Sic faciam igitur, inquit: unam rem explicabo, eamque maximam, de physicis alias, et quidem tibi et declinationem istam atomorum et magnitudinem solis probabo et Democriti errata ab Epicuro reprehensa et correcta permulta.

Noli me tangere - une oreille - une oreille - un avis avec ovation - silence - silence - une oreille après un avis - silence - silence - une oreille - ovation - silence - une oreille - ovation - tanget - deux oreilles - une oreille - un avis avec silence - un avis avec ovation - une oreille après un avis - deux oreilles - deux oreilles - un avis avec ovation - une oreille - deux oreilles - tangebar - deux oreilles et queue - ovation - ovation - une oreille - sifflets - deux oreilles - ovation - ovation - une oreille - ovation - ovation - deux oreilles - ovation - ovation - une oreille -  tangebat - une oreille - une oreille - ovation - une oreille - silence - deux oreilles - silence - silence - une oreille - silence - une oreille - une oreille - une oreille - deux oreilles et queue - tangit - une oreille - une oreille - silence - un avis avec ovation - une oreille - ovation - ovation - une oreille - ovation - sifflets - une oreille - silence - une oreille - une oreille - ovation - tetigerit - deux oreilles - une oreille - deux oreilles - deux oreilles et queue - une oreille - une oreille - une oreille - silence - silence - une oreille - silence - ovation - une oreille - un avis avec ovation - ovation - une oreille après un avis - une oreille - deux oreilles - une oreille - deux oreilles - deux oreilles - une oreille - une oreille - une oreille - deux oreilles - tetigerat - ovation - silence - deux oreilles et queue - ovation - deux oreilles et queue - un avis avec ovation - ovation - une oreille - silence - deux oreilles - un avis avec ovation - une oreille - tacta sum - deux oreilles - une oreille - une oreille - une oreille - une oreille - ovation - un avis avec silence - deux oreilles après un avis - deux oreilles après un avis - une oreille après un avis - une oreille - une oreille - une oreille - neuf queues - s'il lance



hoofdstuk 7 - 11
11.11

woensdag 9 november 2011

XLVII - fumée de fumées




hoofdstuk
borststuk
achterlijf
7
9
11,§ 11, de heerlijkheid van J.

zondag 6 november 2011

XLVI - jacobsladder

inter se reprehensiones non sunt vituperandae, maledicta, contumeliae, tum iracundiae, contentiones concertationesque in disputando pertinaces indignae philosophia mihi videri solent. [28] Tum Torquatus: Prorsus, inquit, assentior; neque enim disputari sine reprehensione nec cum iracundia aut pertinacia recte disputari potest. sed ad haec, nisi molestum est, habeo quae velim. An me, inquam, nisi te audire vellem,

Het is niet dat de vleugels die ik vertouw falen, wat men ook wil doen geloven - oh mistig woord. Ze falen niet maar worden moe van tijd tot tijd, terwijl het hart hart blijft en indringend de geur van verbrande freins (het koor in re-). Niet zo indertoen, de losse teugel, de overtuiging, gehalsterd, gevierd, dicht en tot slot vakkundig opengewrikt. Millimetergolven doorheen fijnstoffelijkheid en zo een berijken. Verstrooid licht, schitterend door lamellen van herinnering als zonnen die door woorden breken, door een vraag, een gebod, een j'ouis, ook al weet je dat je... ik dat ik... Ik hef het glas en zie er de wijngaarden in, die zuidelijker geur en gloed van bergen voorafgaan. Het druipen van honingmeloen op een strakker koord, messcherp goud op snee dat vinger na vinger zich mengt met bloed van de intieme lezer, en een palet met warm tot woeste kleuren. Slaapt het serpent in de holte van mijn mond? Of krult het straks weer als een vraag in een bodemloze cultuur? Omgekeerd zal ik dan kijken, ellipsisch, en plantvoeten in weerstandsmemorie maar ook: het lachend vallen zoeken - als een gek doorheen het dek van alle symboliek - dat mogen stuiteren in een andersheid en dan niet meer weten. Slechts het gewijs in de sporen die je liet. Schilder je nog en met welk gerief.
Misschien hef ik een glas vannacht alvorens een cocon te zoeken in verlangst, de dubbelkoppige, het domein van ochtend, nacht en ongehoorde wee, als aangejaagd gedachten nagels slaan in herinneringshuid. Denken is een regenbui die niet stopt. Licht smelt aan de horizon en houten ogen ontluiken in het morgengezicht



hoofdstuk 7, §10, § 11, p.1 e.v.
hoofdstuk 11, §11, p.4-6
o.a.

vrijdag 4 november 2011

XLV - roet & vuur

summum bonum diceret, primum in eo ipso parum vidit, deinde hoc quoque alienum; nam ante Aristippus, et ille melius. addidisti ad extremum etiam indoctum fuisse. [27] Fieri, inquam, Triari, nullo pacto potest, ut non dicas, quid non probes eius, a quo dissentias. quid enim me prohiberet Epicureum esse, si probarem, quae ille diceret? cum praesertim illa perdiscere ludus esset. Quam ob rem dissentientium

M
e
t
e
n
Meten gaat niet - wegens verschillen en dus zeggen we dat alles even is. Mij lijkt een om het even, kijkt het om de hoek of - zelfs - staart het onverschillig. Ik dacht dat er een weten was. Naar beneden kijken met mijn hand. En de waaiers met vingertoppen over de afgrond. Ik wil je naasten, dacht ik.

Zij schrijven en praten de wereld leeg maar het zeggen doe jij. Terwijl ik wacht.
De wereld trekt door.

Waar ik mijn voeten hef - ik heb geen naam - trekt het leven een grafiek in mijn eelt. Die wordt driedimensioneel. Een naam krijg ik niet. De dieren die passeren heffen sloom de poot in een het hoeft niet meer. Er stuift zout in mijn ogen.

Je lacht en vrijt en vloekt. En sterft.
Hoe doe je het, vraag ik je: snijden. Amputeren.
Je bekleedt het niet. Het heeft geen naam.
Het is ver
s
t
o
t
e
n.



hoofdstuk 11, §11, p.3

dinsdag 1 november 2011

all eyes

amfibool³

As soon as we enter the symbolic order, the past is always present in the form of historical tradition and the meaning of these traces is not given; it changes continually with the transformations of the signifier's network. Every historical rupture, every advent of a new master-signifier, changes retroactively the meaning of all tradition, restructures the narration of the past, makes it readable in another, new way.

Thus, 'things which mean nothing all of a sudden signify something, but in a quite different domain'. What is a 'journey into the future' if not this 'overtaking' by means of which we suppose in advance the presence in the Other of a certain knowledge - knowledge about the meaning of our symptoms - what is it, then, if not the transference itself? This knowledge is an illusion, it does not really exist in the other, the other does not really possess it, it is constituted afterwards, through our - the subject's - signifier's working; but it is at the same time a necessary illusion, because we can paradoxically elaborate this knowledge only by means of the illusion that the other already possesses it and that we are only discovering it.

S. Žižek - The Sublime Object of Ideology, p.58



Het is ochtend en ik houd me vast aan een kop koffie. De nacht was te kort. Alles lijkt bizar: waarom ik hièr zit, hoe ik hier kom en hoe ik me afvraag: heb ik een kater!

Mijn ogen dwalen in de registers van mijn geheugen.
Ik hang vast aan ogen van schitterend amfibool, gevlamde eb en mahonie, vingers die in een baard plukken, handen en armen die onverwacht explosief gesticuleren en woorden, uitdrukkingen, tussengooisels als ‘pfff’ en ‘oech’ en lach en gedachten kleurrijk boven de tafel schilderen, om daarna even plots stil te vallen in een schoot van magere benen die zelfs om elkaar geslagen nog toelaten dat beide voeten de grond raken. Ik wil mijn handen op die knieën leggen.
Ik houd me vast aan een kop koffie. Zwart legt hij een isolatielaag tegen mijn binnenkant terwijl ik mij uiterlijk als vanouds niet laat kennen. Tenminste, dat denk ik. Ik stort een bodem in mijn maag, een shot cafeïne, om me niet te verliezen in gedachten van 'utterly confused'.
En zijn die haast vogelachtige handen, als kieviten op een veld, met onnavolgbare vlucht - dat duiken, zwenken, stijgen, rusten….
Ik had gezegd: “Ik wil ze zien en voelen”. Dat mocht en deed ik dus.
Ik palpeerde ze beiden (zou mijn ogen willen sluiten) en voelde ze als braille. De nagels, het bot, de huid, het vlees van de muizen. Ik navigeerde als vanouds tussen metacarpalen, vond snuifdoos en webbing. Zocht de ijkpunten, maakte een mentaal plan en hing alles vast in mijn eigen vingerprent.
Dat was ik, prentenverzamelaar. Van onzichtbare platen. Het handencabinet…
Met kijken en voelen van handen als puur genot.

Mijn ogen zijn daar gebleven, op dat gezicht. En als met een laserpen snijd ik lijn na plooi, de baard, de lange nek daaronder, kwetsbaar als Nzou’s plek.
Elke dag sedertdien.


1 nov. 2007 - 1 nov. 2011

zondag 30 oktober 2011

XLIV - pain dur et biftèque

Quae cum dixissem, magis ut illum provocarem quam ut ipse loquerer, tum Triarius leniter arridens: Tu quidem, inquit, totum Epicurum paene e philosophorum choro sustulisti. Quid ei reliquisti, nisi te, quoquo modo loqueretur, intellegere, quid diceret? Aliena dixit in physicis nec ea ipsa, quae tibi probarentur; si qua in iis corrigere voluit, deteriora fecit. disserendi artem nullam habuit. voluptatem cum 

Alfa-bee(s)t, bewoond door de onverzadigbare taalparasiet & homp waarin je de hartslag delven moet, groei kruiden in het nest van een liegend brein. Verwacht dissectie rond het middaguur, met vrucht en fileermes. Dan gaat een halve are hellegrond vleiloos onder de hamer. Ik koop, jij koopt en verkoopt, slag op slag, eentweedrie enveertig. En na de droom, in tijden van wanhoop die teelaarde blijft, blijkt de parachute zoek, volgt kleurloos, geurloos vallen. Dan weer stijgen van vonk tot vlam, in een mum en twaalf stappen. Merken. Blazen noch blussen. Acceleratie en wilskracht tot boze plannen van het creatieve genie, van vrees en twijfel naar brandstof voor barre dagen, het effect van gestolde lynxpis: een fossiel? Vreemd te zien hoe onderaan het schroeiend kleurt en boven duister blijft. Tot plots. Licht wordt aangestoken.
Soms denk ik: "Bad you... heeft poëzie". Dat een leven gestild kan zijn in kleuren van olie, of in het grijze overgeblevene (toch Z. en wat Hegel). Een openbaring, ja, dit ànders bekijken. Abstractie, zo wordt me geleerd. (blokkendoos vol woorden: integriteit, sublimeren, castratie, enzovoort - en bovenop een bloederig stuk vlees).



hoofdstuk 7- 11,
all most
Sjibbolet

woensdag 26 oktober 2011

XLIII - via

multitudinem haec maxime allicit, quod ita putant dici ab illo, recta et honesta quae sint, ea facere ipsa per se laetitiam, [26] Haec igitur Epicuri non probo, inquam. De cetero vellem equidem aut ipse doctrinis fuisset instructior -- est enim, quod tibi ita videri necesse est, non satis politus iis artibus, quas qui tenent, eruditi appellantur -- aut ne deterruisset alios a studiis. quamquam te quidem video minime esse deterritum.

alsof het stenen zijn
vereikt in het westen tussen
leeuwen
in plaats van duiven
met vuurwerk in hun hart
koppen van oud kruid en een leren pand
de trilling van een hazelmuis
in het noorden
tikt de tijd
kringen
op de vlakte
van de vijver gebeukt
hoeveel kouder
hoeveel ouder
met gouden ogen als karpers
alsof geweten meten is
en in het zuiden
ik 
gewilg en gelover



hoofdstuk 7, §10
hoofdstuk 9, § 10
hoofdstuk 11, § 10
17520?, 730?, 104?, 24?, 2?, onmeetbaar!,

zaterdag 22 oktober 2011

XLII - proménade

Quid tibi, Torquate, quid huic Triario litterae, quid historiae cognitioque rerum, quid poetarum evolutio, quid tanta tot versuum memoria voluptatis affert? nec mihi illud dixeris: 'Haec enim ipsa mihi sunt voluptati, et erant illa Torquatis.' Numquam hoc ita defendit Epicurus neque Metrodorus aut quisquam eorum, qui aut saperet aliquid aut ista didicisset. et quod quaeritur saepe, cur tam multi sint Epicurei, sunt aliae quoque causae, sed


De ochtend is de keuken van de dag. Er is koffie, ja, en hier de geur van kastanjes, rookwaar en noten - ("Neem toch noten mee!", zei hij krakend, want de dood hing in de lucht.) - dagen met gaten vol herinnering. Dood of weg is niet voorbij. Negenhonderdrieëntachtig spreeuwen schreeuwden en de laatste keerde: dat je niet kan schrijven - ik die je ben - hun gezichten keken beausaardig neer. Maar onder een film van drie lagen kaarsenwas hoorde ik niet meer. Het morgendroodt. De kastanje gloeit met zijn rijpe veren. Vuistver van mijn hersens word ik, ben ik dier als ik niet spreek. Doorinkt par l'être als de huid van leven gloeit onder een gevlochten knaagteken, uitgepunte commando's en vragen naar een grens die ik niet hoor. Nachtstorm van labyrinthodromen en een koude neus die als een boei mikpunt blijft van een afwezigheid. De aanvankelijk zwierige techniek met brede armslagen en meer dan cassant wonderstreept heb je verfijnd tot miniatuur. Perspectiefwissel, mengen en roeren van tekort-e dagen, en het veel van weleer, het vloeiend vele dat uitloopt in accidentele creativiteit. Zoek ik.je gebaard.



hoofdstuk 7, §10, Bereshit
hoofdstuk 7, §11, Ets pri ose pri 
hoofdstuk 9, §10, Logos, fissuur
hoofdstuk 10, § 8-9, Ets etc.
hoofdstuk 11, § 10, p. 21, M-lane, Godot

maandag 17 oktober 2011

XLI - lui

quales eius maiores fuissent, et in conspectum suum venire vetuit, numquid tibi videtur de voluptatibus suis cogitavisse? Sed ut omittam pericula, labores, dolorem etiam, quem optimus quisque pro patria et pro suis suscipit, ut non modo nullam captet, sed etiam praetereat omnes voluptates, dolores denique quosvis suscipere malit quam deserere ullam officii partem, ad ea, quae hoc non minus declarant, sed videntur leviora, veniamus.



Sans doute, au fond de mon oeil, se peint le tableau. Le tableau, certes, est dans mon oeil. Mais, moi, je suis dans le tableau.

Lacan, Les Quatre Concepts Fondamentaux De la Psychanalyse, 1964.



binnenkomende ogen uit vette randen, vrouwen zijn mannen en andersom, dragen borsten als uien en in het midden speelt de hond, cirkelrijdend achter de vlo op zijn staart en ogen staren naar de vlo. de vrouw met de pels plukt een draak en gooit hem op het tapijt en ogen staren. de kunstenaar lacht en schrijft de muren vol en de lens. de hond pist tegen de fotograaf. boven alles uit wiebelt een mand met fruit en ogen staren



hoofdstuk: verboden
7+4
Ein Mensch!

donderdag 13 oktober 2011

XL - Lukas 19:40

, cum ipsi naturae patrioque amori praetulerit ius maiestatis atque imperii. [24] quid? T. Torquatus, is qui consul cum Cn. Octavio fuit, cum illam severitatem in eo filio adhibuit, quem in adoptionem D. Silano emancipaverat, ut eum Macedonum legatis accusantibus, quod pecunias praetorem in provincia cepisse arguerent, causam apud se dicere iuberet reque ex utraque parte audita pronuntiaret eum non talem videri fuisse in imperio, 
[...] spoke the world into exsistence...
 
Het landschap brandt en boven de vlammen vliegt de havik, omdat hij het kan. Het is de olifant niet zijn aard.

Structuren van weten en geloof in taal gegoten, het zachte brons van een stem die alterneert tussen keuvelen en heersen. Hoe niet verloren geraken in woekerend schuim, duiven-engels en halfbloedblues? Een zacht vergif uit de slachtersvogel zwelt aan tot een rapsody in rood en de wind beeldhouwt en poliert.

Hematiet - zei ik het al - kleurt rood bij het slijpen, bloed van ijzer.
Jij, die mijn liefde door de stenen kent - ochtenden breken als quartz fumée met veldmist, kristalfantomen bij een lage zon, de robijn van de top van je sigaar, de geur van golven in jaspis, de veelzijdige - Plato had het over een geode.
Al die tijd.

In het brandpunt schijnt de herfst.
Het is volle maan.
Is er Koffie





hoofdstuk 7, § 11, p 11
hoofdstuk 11, § 10, p. 13

woensdag 12 oktober 2011

XXXIX - rodeaucol-art

indignius. ad maiora enim quaedam nos natura genuit et conformavit, ut mihi quidem videtur. ac fieri potest, ut errem, sed ita prorsus existimo, neque eum Torquatum, qui hoc primus cognomen invenerit, aut torquem illum hosti detraxisse,ut aliquam ex eo perciperet corpore voluptatem, aut cum Latinis tertio consulatu conflixisse apud Veserim propter voluptatem; quod vero securi percussit filium, privavisse se etiam videtur multis voluptatibus
Microtribaal, zo zou je het kunnen noemen, gekissebis over identiteiten en hoe realiteit virtueel als door die bepaalde soort ficus omstrengeld is. Hoe harder het geroep hoe feller de slag in het eigen gezicht. Jaloezie. Enzo. Van het kind dat stierf en de electrocutie weet je. Para flesj, back in simultane tijden.


MamaSoko liep het mealieveld in en stak zichzelf in brand. Kleine Aap keek toe en sopte zijn teen in een blik bonen die de adelaar had gedropt. De wereld is rond, maar heeft ook toen een scherpe kant bijgekregen. I'm in that corner nu. In een ton kringelt water rond een cohort paardenneuzen. Kunnen handen nog bevlogen zijn?  Vijf vingers op mijn ogen. Hegels tenen zijn overspannen met vele noten. Vandaag heeft Hoofd stuk 3 3 benen, net als de rest die zijn voeten baadt in olie van druk papier, verleden geschriften, lapsussen en filosofa's. Weet je dat er onlangs een veiling werd georganiseerd? Wat beeldjes, zijn bed en bureel, dat soort dingen. Zucht. Tastbaarheid is niet ongewenst, maar ik denk niet dat ik de hexagone basaltblokken in je borst kan raken, grotten vol mineralen, lichtinval, rutielnaalden, glans en ongepolijstheid,... niet de kristallen, de ruwe, de gladde agaten, de hartkleurige jaspis of het obsidiaan. Een geode, dacht je, dat het heet. Maar je wíst het. Een anagram voor de ochtend, als de koffie aroma met wenkende handen verspreidt en de top van een sigaar nagloeit, voorgloeit voor de dag van het symposion. Gulzig, gulzig als een boer die leven snuift en zijn vlerken leent om landschappen te schilderen. Een schaduwbestaan uit de kunst. 
Het mechanisme van je geest is als vingers die origami plooien. Mathemen met wiskundige borstels, verveegd in zinnen die onbekende gerechten lijken. It's an acquired taste. Hmja, met het gevaar dat erin rust: verslaving aan de keuken. Het risico van een Lorelei die zingt. Vandaar de was in jouw oren. En die grote lach die met gespeelde afschuw ri-du-culiseert.  Wat - What the fuck!


ander boek, hoofdstuk 99
hoofdstuk 1-6
hoofdstuk 7, § 10-11
hoofdstuk 8, § 3, p. 26
hoofdstuk 9, § 10, p. 26
hoofdstuk 11, § 10, p. 7, p.11


dinsdag 11 oktober 2011

XXXVIII - Lord of the fly

ostendit; iudicia rerum in sensibus ponit, quibus si semel aliquid falsi pro vero probatum sit, sublatum esse omne iudicium veri et falsi putat. [23] Confirmat autem illud vel maxime, quod ipsa natura, ut ait ille, sciscat et probet, id est voluptatem et dolorem. ad haec et quae sequamur et quae fugiamus refert omnia. quod quamquam Aristippi est a Cyrenaicisque melius liberiusque defenditur, tamen eius modi esse iudico, ut nihil homine videatur
Lange schepen snijden de vaart als muziek en zeven patronen. Een golf is geen golf wanneer zij door jouw vingers glijdt, als veel fluwelen rood perzik te perziken zalft en slaat. Eerst met de linker, dan de rechter die de titel draagt 'le nom du p...'. Je speelt een gloria op naakte benen, hazelpoten in een land dat rust op één steel als een woestijnman die zijn vrouw het firmament schenkt op de rand van een waterkruik, kameel boven de kamelen. Dragend zal een hoofd nooit buigen.
Rubens sprak zij, die - zo wordt beweerd - niet exemplarisch was voor zijn tijd wat betreft afgeronde voorkeuren, en Grieks - ook een beetje. Hij Hebreeuws met een gerookt accent en zij inhaleerde, werd hoedster van een vuur, dat brandt op notenhout en chassidische verhalen. Onder andere.
Als mes voor mes vielen de bladen van de roze bloem en hij lachte, in zijn oase.

(Misschien moet je proberen iets meer...? Wat doet die bloem daar bijvoorbeeld? Veel van de rest kan ik niet lezen. Ik heb een muggenbeet op de top van mijn pink. Of all places. Ik moet ervandoor nu.)








hoofdstuk 6, §5, p. 24
hoofdstuk 11, § 10, p. 3, p. 7
tussenstuk 7, 10de cm, ergens na de middelste Fug

zondag 9 oktober 2011

XXXVII - ...- --- ..( -..) ...

.... . -.-. - .- .-. . -.   .... . -...   .. -.-   --- --   --.. .   - .   .-. . -.-. --- -. ... - .-. ..- . .-. . -. .-.-.-   .--- .   ... - . -- --..--   -.. .- .- .-.   .. ...   --.. .   -.. .- -.   --- -... .--- . -.-. - .-.-.-   .. -.-   --.. . -   .... . -   --- .--.   -.. .   ... -.-. .... --- ..- .-- .-.-.-





hoofdstuk 7, § 10
hoofdstuk 8-10
hoofdstuk 11, § 10, p. 7

maandag 3 oktober 2011

XXXVI - panden

nullo modo probantur, tamen Democritum laudatum a ceteris ab hoc, qui eum unum secutus esset, nollem vituperatum. [22] Iam in altera philosophiae parte. quae est quaerendi ac disserendi, quae logikh dicitur, iste vester plane, ut mihi quidem videtur, inermis ac nudus est. tollit definitiones, nihil de dividendo ac partiendo docet, non quo modo efficiatur concludaturque ratio tradit, non qua via captiosa solvantur ambigua distinguantur Weet je hoe hard ik moet lachen om je okselplotsheid? Is het leven zo eenvoudig: dat wat achter je sleept opnieuw in dozen gaat en huizen inwisselbaar zijn? Hier zet ik alles naast en door elkaar onder een palle zon. Ik bekijk de dunheid van je enkels. Kameleons en zand dat stuift, je kleren kleurt aan de poorten van Tangiers bij de derde plooi in het laken waarop ik lig naast de kromming van de nek. De kitzak op je schouder kleurt aaprood en nu ik wakker ben weet ik weer wat hij bevat. En na vannacht, na het versturen, jij ook. Weer. Hoe vaak heb ik gezegd dat ik die beige voetstap die uiteenviel in een mozaïek met een buitendeur, als een dier met een leren rug dat aan de voorkant de ogen die ik niet mag zien weg fixeert - nat of mat? - blijf horen. Elders gaat het over dode kinderen en elders is het altijd tragischer dan hier. Ik wieg de komhier en blijfmaar als een negatief, soms klein, maar vaker groot en doorleefd. Het is een jongen, denk ik dan. Elders zal hij spreken. Hier was ik prematuur misschien tot Komtnog en Mettertijd.




hoofdstuk 7, § 10, § 11, p. 1, 11 e.v.
hoofdstuk 8, duchamp is niet duchamp
hoofdstuk 9, § 10, p. 25-26
hoofdstuk 11, § 10, p. 2

vrijdag 30 september 2011

XXXV - @

in geometriaque perfecto, huic pedalis fortasse; tantum enim esse censet, quantus videtur, vel paulo aut maiorem aut minorem. [21] Ita, quae mutat, ea corrumpit, quae sequitur sunt tota Democriti, atomi, inane, imagines, quae eidola nominant, quorum incursione non solum videamus, sed etiam cogitemus; infinitio ipsa, quam apeirian vocant, tota ab illo est, tum innumerabiles mundi, qui et oriantur et intereant cotidie. Quae etsi mihi
 

Ze noemen het een web van en leren spelend hoe te weven. Er is een klok met 7 cijfers die slecht slaat en meer dan kromme lijnen van de wijzers zijn er altijd zij die een werper zoeken. Ben je nog niet klaar met dit gebazel? Neen. Er is het ongerijmde, de nagel zoekt geen hamer zoals de tijd. Neen, hier zal het nonsens blijven. De rode blik met in de hoeken een vlag die oplicht in de zon, een tong die in de nissen van haar leegte zoeken blijft naar residu, resten vlees van waar het sluitwerk beet, en woorden die verdwaald klauwen naar betekenis, om samen een relatie te beginnen. Ben je nog niet klaar met deze wartaal? Neen. Een herinnering wordt opgeroerd en doet een uithaal naar nog een. Probleem, symbool en parler delen eenzelfde etymologie en je onvermengde woord klinkt op de kinderkoppen, op het markante ritme van je stap - katrwa-katrwa en lang-kort. Ik weeg wat glas op mijn hand, Ghana, Zuid-Afrika, de evenaar van je hersenstam, klank geknoopt tot taal. Ik specialiseerde retroactief in micro-economie. Omdat ik niet slaag ben ik geslaagd. Schaarste gelijk aan een veel. Het regent en ik tel druppels van beek naar meer. Hm. Ik dacht het wel. Met patapata's aan mijn oren lukt het minder dan mijn voeten willen en ik zwem door zoveel namen, zwart als een geheim geheim, waar dolen dwalen wordt en het enige bemerkenswaardige onvindbaar, waar blote voeten houtskool garen en breuken in een vergeten stad van koningen en zwarte prinsen. Verschroeide aarde, als techniek. De reuzenhuisjesslak gestorven in haar eigen woonst en tussen twee verkoolde takken een web met middenin een sneeuwwitte pluizige spin. Je schreef over weekdier, het huis, kwijl en ziel en andere histoires. De slak zag ik niet, maar De Naam hoed ik in mijn linkerhand -



ander boek, hoofdstuk 93- 106
hoofdstuk 7, § 10, p. 7
hoofdstuk 8, § 7, p. 24

hoofdstuk 11, §9, p. 10 & 14
in: op scène, koor, glossy en goelie enz.

woensdag 28 september 2011

XXXIV- wat staat hier?

quasi, provincias atomis dare, quae recte, quae oblique ferantur, deinde eadem illa atomorum, in quo etiam Democritus haeret, turbulenta concursio hunc mundi ornatum efficere non poterit. ne illud quidem physici, credere aliquid esse minimum, quod profecto numquam putavisset, si a Polyaeno, familiari suo, geometrica discere maluisset quam illum etiam ipsum dedocere. Sol Democrito magnus videtur, quippe homini erudito

Ik droomde waar ik ophield wakker te zijn, jouissance en ideologie. Onrust, matrassen, vinyl, de geur van witte geest, overvolks plukken aan mijn huid en het opkrullen, altijd gelijkgericht, de ochtend, de avond, het nest, het leger van waanzin, transgressie, weerstand aan de goegemeente, Malevich en Anish Kapoor. Zwart. Conformiteit en conflict, het botsen zelf. Er komt kots aan te pas bij zoveel rotzooi. Gezond verstand en gemeenplaatsen en toch is er dit: hier is een lijn met aan de andere kant niets. Spring! Aan de andere kant van de wolken, zijn er nog meer. Het licht aan het einde van tunnel is een aanstormende trein. De scène wordt braaf bespeeld. Er wordt buitenissigheid geserveerd als vermomming van meer van hetzelfde. De chiée die hier verschijnt wordt geneutraliseerd. Laten we dus geur toevoegen, consistentie variëren, potten walg, afkeer en...
Of andersom misschien in een wereld van papier, met of zonder verbeelding. Een conceptuele benadering. Evolutionair moeten er innovaties onderkend worden. En toegepast. Ik heb een bouwvakker nodig, iemand die weet wat hij doet. Ze vroegen - indertijd - hoe ik het zonder meten kon. En dat het altijd paste. Dat het poëzie was maar dat werd niet begrepen. Dat het fout ging bij de maatstaf en het bed waarin ik geperst werd, met lamgeslagen benen. Dat mijn hoofd sedertdien niet meer past en groeit en groeit en groeit. Ondertussen werd een rek voorzien voor 's nachts. Met een haak om het op te hangen. En in de lakens wordt weer gezongen en gedicht, zij het heel stil en ongeweten. Ik vertel het je hier hoe je naam over de barsten van de muren kruipt en in de poriën van het dons, en hoe een diapason de nacht tot hoogteslaap verheft. Soms. De afgronden van Kant en ijzer, de leuzen en bad you's, fuck old's, damned ohne freude - zandbanken in het donker en dwaallichten overdag. Fosfor op het water en glimwormen. Ik hout van je, zei ik, verstokt. Zeg ik, vermomd als vrouw.
Om charmant te zijn, moet je daar een spier voor verrekken?


hoofdstukken

maandag 26 september 2011

XXXIII - oud ijzer; zakje met knikkers gratis

-- ait enim declinare atomum sine causa; quo nihil turpius physico, quam fieri quicquam sine causa dicere, -- et illum motum naturalem omnium ponderum, ut ipse constituit, e regione inferiorem locum petentium sine causa eripuit atomis nec tamen id, cuius causa haec finxerat, assecutus est. [20] Nam si omnes atomi declinabunt, nullae umquam cohaerescent, sive aliae declinabunt, aliae suo nutu recte ferentur, primum erit hoc


Met het gordijn op een kier, rook. De ochtend geurt naar ochtend en is gaar, koud, klaar van korte nachten met of zonder maan. Buiten ruik ik je het best, buiten mijn handen, buiten het oog, buiten waar je achter de zon, achter het scherm, achter de einders kijkt. Zie je iets? Schermen sluiten uit, ook aangesloten geven ze niet veel prijs. Geluid, zand, het weren van de scherpe schaduw op een blad. Aristoteles over de tijd, de uitdaging van het relativeren, concepten van wat waarheid zou zijn, liefde zonder adjectief... De mengbeker onder mijn maag spreekt luider dan de stam waarop links en rechts de hersens groeien, twee bomen met dezelfde wortel, Bereshit in elk mensenhoofd. Cowdung, merdre. Ernstig nu waar Ubu tolt. Hier is dit en daar is dat en beide zijn gescheiden en door hun scheiding binden zij. Zocht ik waar kukeon, charisma, instrument, expansievaten, hoofdbarsten en shitterende geuten aanwezigheid - plots, bij voorkeur aan de vleestoog in de supermarkt en in je keuken, waar respectievelijk proza worst is en gebakken biefstuk volgens de juiste methode pure poëzie, en vergif te vergeven - carry me, scary you, scary me, je non oui nonouinonuitonoui, schrijnende rotte zon, zwarte zon, melaatse zon, bultige wormstekige zon, perfecte zon naarmate de afstand vergroot. Zo'n volmaaktheid, zo'n onbekijkbare, verblindende, schroeiende, stralende, brandende, vernietigende zon. Kijken. Kijken. Regarder le soleil. Dichter, dichter, dichten. Zingen, branden, schreien, vallen, kapot, kapot, kapot. Het zijn mythes, schijnt. Verhalen. In de twee bomen bij de wortel die één is, woont een konijn met een spiegel die weerkaatst, recht in de zonnevlecht. Eén is een, één is twee, twee is Eén. Tellen hoefde nooit langer te duren. Een ruptuur, het scheiden van een zee, een stok op een rots die zuiver water eist, het leren van de meester die de solarisknoop uitzonderlijk weet te gebruiken. Fucking... Mindfucking goed.
DèAnder



hoofdstuk 7 - 10
hoofdstuk 8, § 3, p. 14, p. 29; § 5, p. 2, p. 12 (e), §8, p. 19 (bis)

hoofdstuk 11,§ 9, p. 16, p. 22,23.