dinsdag 18 maart 2008

foto - vuile foto dus

Heb ik nog een taal als ik neerlig, opengereten, verspreid in plassen, tot pulp geslagen, besmeurd…. Kan mijn mond nog open? Kunnen mijn lippen nog dicht? Misselijk hartbonkend kortademig gereutel met schrikke ogen vol legers, reflectie van je arsenaal, dat ik niet zie. Ik weet niet wat je doet, noch what’s next. Achter de blinddoek moet ik volgen, de benen dichtgeknepen en een stem die niet spreekt. Angst is een bot mes met geduld, terwijl ik langzaam ontbind en je me lijden laat. Ik sla mijn armen rond en maai het brakke water weg dat zich sluit boven mijn hoofd, de stroom van modder die me vult en weldra doet verdwijnen.

Met mondjesmaat voer je me de dagkaart. Als ik snak naar aandacht forceer je zonder spreken een weg in mijn brein, mijn hart, mijn buik. Ik sta het toe en leef alles wat je presenteert. Zout in mijn ogen maakt me blind en slechts vertrouwen kan me redden. Elf zonnen branden een ravage in mijn huid. Je kan het smeulen ruiken, geblust met eigen vocht. Een kleed van zure melk ligt als een film over mijn borst en buik. Walgelijk. Mooi eigenlijk. Een wazige schijn, met druppels bloed als rotte druiven. Je bent zo ver en geeft niet wat ik vraag doch wel wat ik (wellicht) kan gebruiken. Ik kan je haten om je creatieve gebaren, die me ondersteboven en binnenstebuiten keren en waardoor ik los kom van al wat rationeel lijkt.

Dat geef je me vaak en nu met Angst, dat gevoel van te klein en een onbeginbaarheid met te veel kleurpaden en uiteindelijk grijs, dooreen, onduidelijk. Dan weet ik het niet meer. Ik wil je horen wil je hand even voelen, gerust en warm, want rillen gaat niet over. Alles is los gekomen sedert jouw passeren. Wat heb je gedaan? Ik sla door.

Gekerfde rug en bloed. Ik wil weglopen nu, kan niet want ik plak. Er is iets dat me vastpakt, aantrekt en niet wil laten gaan. Ik wil los en toch ook niet. Ik kan niet verder kijken nu dan wat ik voel bij elk woord, bij alles wat ongenadig binnenkomt, wat je ook op me loslaat, honden, handen die bijten en scheuren en grijpen. Ik accepteer. Wat doe je met me? Je haalt me uit elkaar tot ik desintegreer. En net op dat moment ben je er. Verlossend, haast altijd provocerend, met rust waar nodig. Maar bovenal aanwezig.

Ik krul me als een dier op de mat bij de stoof. Ik kijk weer binnenin naar elk spoor dat je achterliet. Het vuur is even gesust. Niet geblust. Dat zal je wel voorkomen.

Geen opmerkingen: