
Ik wil voer. Als dit het voer is dat je me geeft, dan vreet ik het weldomme!
Wat is het dat je drijft?
...en vraag ik dan waarachtig nu wat zijn drift zou zijn? hij die leest en drinkt en met gesloten benen kijkt van ver en steeds in groter stilte de groene ogen sluit. een wolk doet hem vervagen. zijn stem allang gedoofd uit dwaze oren. ik men mijn eigen paard, op hol geslagen dag na dag tot haverzak van kort soelaas. Gesloten poort van slot geslagen! de rotzooi onderschat die wel daarachter zat en rent nu zelf spoorslags? verbergt zijn eigen knoken teneinde te ontkomen? Vlucht hij dan? of blijft hij staan wijl ik met ogen open, mijn lichaam presenteer, gevolgd door slierten woorden, geur en tule, zwarte rotzooi in kwadraat, schoonheid uit het reƫle, gistend bloed tussen mijn dijen? mijn ogen zijn niet dood....
Nog klopt de ader hard. Het bonkend vocht belet het slapen. Ik voer het beest de dagen, wijl ik de uren tel. sterven in het strijden. help me. ik ga kapot. en hij, hij rookt nog een sigaar! Hebel komt kunstig uit zijn mond. Hij hult zich weer in nevel.
Wacht, de gloeiing van de asse… kleurt het wit van het.Een vreemde scarificatie… niet grijs maar een roos op vlees.
Oneiromantie op … droomsubstantie.
Het maakt me gek je niet te horen
Het kreupelt het slaan van mijn vingers
vertraagt het golven van bloed waar
anders in de aders van mijn nek
het gulpt en uit bochten vliegt.
Nauwelijks klopt het nog
aan je dove oren.
Je zegt: "Twijfel niet".
Je klinkt zwak.
Ver.
Door het raam kijk ik naar binnen. En daar groeit uit de ogen, de handen, de verstrengelde benen, als uit marmer gehouwen of op doek gezet met snij-precisie van een scalpel, een beeld, een foto, een tekst. Het weten van de Ander.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten