
Kijk, dan zeg ik niets meer. Dan houdt het op en lig ik 's avonds in bed op een hoopje. Overal spiegels en glazen en vensters, ik zie mezelf niet meer. Ik wou je zien en ik droomde. Wàt maakt niet langer uit.
“Le sujet est personne. Il est décomposé, morcelé. Et il se bloque, il est aspiré par l’image, à la fois trompeuse et réalisée de l’autre, ou aussi bien sa propre image spéculaire. Là il trouve son unité”.Ik lees hele là-ppen tekst en scan: 'là''. Mais je ne vois pas l'homme caché dans le forêt de son barbe, ses smiles, ses bras maigres, sa peau bronzée, ses Gedanken, sa distance, le silence entre là-bas et là-ici.
Ik kan niet slapen, lezen ook niet meer. Ik vind je niet.
Wat ik zei van de magie die ik niet kwijt wil (je weet waarschijnlijk beter dan ik dat ik op een rand sta) - méconnaissance... Een wereld opgebouwd waar ik in functioneer want als ik toegeef dat die wereld...
(...) dat dan die spiegel breekt.
Ik geef niet toe dat je niet bestaat of dat je er niet bent of dat je nooit meer komt. Ik weiger.
Zolang jij alles openlaat.
Hoe kan ik zeggen dat ik je niet graag zou zien? Dat ik niet meer vertrouw? Dat ik twijfel? Hoe kan ik liegen tegen mezelf en zeggen dat alles een leugen is als er geen leugen is? Je hebt toch nooit gelogen hier. Je bent toch nog altijd (Je Naam), met zijn strategische zetten, veinzen te veinzen, zijn non-lieu, agape... zijn sterke arm en slagkracht, zijn groot hart én zijn grote mond die helaas zoveel zwijgt.
Ik wil je 'we ontmoeten (...) ' niet kwijt.
Ik wil je zien, (Je Naam). Ik wil je voelen. Fel.
Là il trouve son unité... maar hier is niets van dat. Le sujet est personne.
I, object
Grapje, schijnt.