
Sufkop! Je noemde het Werktekst. Het spreekt altijd met een franke teut. Vreemd, als het zo uithaalt wéét ik dat het míjn Siamees is. (We vallen in elkaar als een tekening van Escher, water dat in zichzelf blijft stromen, de onzichtbare schaduw als de zon is geculmineerd. Wel en niet, to be or not to be, no question at all. Take it as it is, and me too of course. Of Maagdenburgse halve bollen? Communicerende vaten misschien of een Kleinse fles… maar alles dan iets anders bekeken… Analoog aan een optische illusie. Een illusie, ja, zo iets zal wel in de buurt kunnen komen. Net niet, nooit natuurlijk, net zoals de zon nooit in het zenit kan staan, zelfs niet op haar hoogste punt.)
Maar ik geef ferm terug: Natuurlijk, Werktekst, het ging verdorie over mijn labeur – wat ik in het zweet mijns aanschijns en leidend tot decubitale verschijnselen op een vervelende plek dagelijks moet, zal moeten doen, gedurende enkele uren! Heb je dat gemist in je… automatisch schrijven? Ik grinnik en denk aan de uitdrukking die ik recent zo vaak kreeg: 'het verhaal schrijft zichzelf'. En sedert het dat doet, het schrijven, een deel van het leven, tja, ik ben haast geneigd hem gelijk te geven. (Steek die pluim in je scalp, waarde, and keep on blowing!)
En Werktekst, het blijft! Ten andere, óók de andere activiteit, degene in de marge, het kamertje met rood, óók dat wat ik in het verborgene deed én minder verborgen, het berekend risico dat ik neem… Werk, mijn lieve, allemaal werk. Ik lach met al mijn monden. Overleef. Want dit is wel zo aardig, terwijl de vingers tikken, klopt het lichaam onder tafel, leef het een ander traject, neemt het sodade mee.
Er kroelt een eenzame schilder in mijn cerebraal (huh?) vocht, midden in de nacht. Het klavier fungeert met scherm als glas in de gevangenis. Een dwaze illusie. Hij conserveert zijn gerookte lijf met armagnac, ik mijn bloed met rode wijn. Dorst… zin… buitenzinnen… de volle maan speelt me parten, ik zit op z’n wolfs en huil naar de sterren. Lang, vol determinatie. En vol bourgogne…
Het is de wolf in mij, de danser, de extase, de trance, de slang die genoeglijk kronkelt. Wie beroert wie? Irrelevant wie de slang is… de kat, Nzou’s slurf, de hand de hand de hand de hand… de vingers, een kluwen.
I dance the Queen of Sikim. Hier is geen grein bégueulerie! Just take off your clothes and be as you are! De almaviva valt als het doek van een toneel, en - in tegenstelling echter tot onttrekken van de blik - onthult volledig!
Het vervoert me naar die plek, waar kettingzagen draaien en tussen de gevelde bomen ruimt het een plek. Met ongezoolde voeten neemt het ruimte in, neemt het sodade over en soon is er niet meer dan puur genot, het voelen van de vranke handen, de open lucht die koude striemt, takken zwiepen tegen benen, splinters boren en wrijven…
sodade zit te kijken van binnenuit en van buiten, hoog uit een boom, uit de ogen van een ander, door onderhout, van op een verse stronk, uit de lucht, van in het water, alles wat het bos daar maakt en honderdduizend blikken … en met de ogen dicht is het een kijken naar wat niet is en onmiskenbaar toch niet kan worden genegeerd. Onnodig is de krans om goede wijn.
Deze dallesdekster lijkt voldaan ondanks de kennelijke staat waarin ze zich bevindt. De sommen zijn gemaakt, de vrijheid duur gekocht. Het had daarin de hand zowaar: het lijf dat sprak boven de rede. Kijk naar vandaag, morgen ben je dood. Dus: straks schijt ik kinderpek, slechts over enkele dagen en dan… met dat wat overblijft - het lijf en enkele essentialia - herbegint het leven.
Etiam si omnes, ego non!
Er verschijnt hier - out of the blue - een boodschap dat deze tekst te veel verdachte woorden bevat. Geloofde ik in de kosmos, het zou waarachtig een teken kunnen zijn...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten