
Verknipt. Het zit op de grond en heeft zich omringd. De schaar zwiept lustig. Het plantte de vingers in haar ogen en spreidt en sluit haar benen. En bij al dat gegesticuleer vervalt de grens tussen beest en schaar. Zelf knipt het op hoge poten wat het tegenkomt, nietsontziend, djahat die het is, en met dode ogen vreet het zich een scherpe weg. En uitgeput van zoveel blind geweld op een weerloze (pfff, wat is wéérloos? pure schijn! ) omgeving stuikt het samen, te moe om de bladen te sluiten en valt in slaap met nog steeds de vingers in de ogen. Onschuldig, zonder twijfel. Het beest kent dat niet, iets goed of fout. Gelukzalig het beest.
Ik kijk het aan, de Siamese uitgroei op mijn leven. Zolang het rust, ben ik vrij. Het duurt slechts even. De tijd om slaaf te spelen ter wille van de economie, de noodzaak om aan geld te geraken voor de ongelofelijk onnozele ruilhandel die ik er mee moet plegen. Het plastic in de gleuf wordt een pervers gebaar. En welk een lust te weten… onrust ja! (daar zal minder gegleufd kunnen worden... welzeker, maar och, die riem die lag hier toch, die zullen we dan maar wat vaster aantrekken zeker? Mendiciteit, here I come!)
Rekenen, niet mijn fort, maar het moet nu gebeuren. Het beest moet eten. Ik kan het niet naakt de straat op sturen, al zou het dat het liefste willen. En binnen is het koud. Het zwarte decor moet afbetaald. De schaarse kaarsen, het slijpen van het mes, het wassen van het deken. Dit wordt het dus! Gereduceerd tot een getal, waarbinnen alles moet passen. Als dat maar goed gaat. Het beest ziet wit van de kou, blauwe lippen. Hmm, misschien toch wat aankleden.
Verwarming minimaal. Grote besparingen. De gaten in het lijf … daar tocht het door. Veel waai vandaag. Plastiek blijft zwart, zeil van het doodsschip. Ik hijs de vlag, bang the drum slowly… Ha, met je salvo! Kom je me redden? Neen? Pfff, dan niet ook. We kunnen wat opwarming gebruiken nochtans, wrijving. Kom dan, schuurpapier, leer, ijzer, haaievinnen, ha neen, dat blinkt op zwart. Die cliché-ring. Hhahhahahaha. (H)Attaque - taktaktaktak...!!!)
Hier is het glad. We gaan spelen. IJskoud, ijskelder, ijsschaatsen. Ken je dat verhaal van die schaats die sneed? Die scheef reed? Die openreet, die … hoe het ook speet. Epouvantabel! Niks aan te doen, gedane zaken nemen geen keer. Het werd overlangs gehalveerd, het kermde van de pijn, toen ik het deed. Ik ging naarstig door. Ik heb het ook gerepareerd. Het was zo blij. Styptica all over. En met pattex alstublieft. We knipten en plakten. En natuurlijk verkeerd. Er zat een hand zomaar los op die bil, die wou niet meer weg, moest terug aan de pols, maar daar zaten al vingers. Het was geen zicht. En toch, als je goed keek, alle ingrediënten zijn aanwezig. Het bestaat immers niet. Je denkt maar dat je het ziet, maar dat is een schil. Rivers of blood deftig gekanaliseerd, beuken alleen van binnenuit. Ik heb het/het ingedijkt.
Ik wil mijn aangroei nog niet kwijt. "Kom stuk niks, als je braaf bent mag je straks weer. Zorg dat je iets schrijft, anders geen eten". Wat? Pistachenoten natuurlijk, wat anders. Ik moet je up to date houden. En achter de hand. Klos nog wat Kant. Oh jee… hoe moet dat verder? Kom, brand de palita. En anders... het lontje? Exces genoeg of wat?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten