01-04-2008
[ VANGEN ] - [ sodade @ 02:01:22 ] - QOLASJKIF
Waarom worden paarden zo vaak ’s nachts vervoerd? Waarom lukt het nu eenmaal niet die vleermuis, die schaduw die ik werp terug te pakken? Waarom ook val ik er niet mee samen? Waarom lijkt mijn binnenkant zoveel groter dan van buiten? Waarom is die grote zak zo leeg? Waarom lost de hagedis zijn staart en vlucht de sprinkhaan krachtig? Waarom die incesten in mijn buik, dat wriemelend gezwel vol pantoffeldier? Waarom die vraag. En dié vraag? En dié… die allemaal hetzelfde lijken?
Ik kruip op hand en voet en scheid een breedbandspoor uit. Te lezen voor wie wil. Of niet. En hoe.
‘Ik duw het door zijn strot’, dacht ik. Maar zijn strot was te klein. Niet als de nachtzwaluw, niet als de boa constrictor.
Mijn kaken zijn nu vastgelijmd. Wat naar buiten komt, kan druppelen, vingersgewijs opgevangen en geëncodeerd. Behalve dat wat niet is. Dát blijft. En verder als projectielen richt dat zich nu binnenwaarts. Hard ja.
De foto’s zijn mislukt, dacht ik. Het is niet zo. Ze tonen niets omdat er niets te verbergen valt. Ze zijn de lege plekken waar ik gadesla. En blijf. De breedgeschapenheid van verlangen, dat is als rook, als de schaduw, als de vleermuis… het windspel met de lege plastic zak… die altijd verder altijd verder rolt. Ik ren en hijg, ben moe, terwijl het bloed blijft jagen. De zak is niet te vangen.
De winkels zijn vol met niets. Honderdduizend-en-één dezelfde dozen gaan vlot weer van de hand. Vanavond als ik honger heb naar wat ik niet kon kopen, eet men elders overal hetzelfde, de mond die proeft, ogen die staren, de oren doof van de laatste trend. En de huid tevreden met … weer eens van dát.
Ik ben woest, ik moet schreeuwen. Het brandt nu op elke plek. Zuur dat zich bindt met het zachte weefsel. Het is niet te neutraliseren. Het bijt. De winkel is dicht. Och, hij verkoopt geen remedie.
Mijn gedachten rennen over de kasseien. Ze zijn apen die slingeren van tak naar boom in het allesverbergende bos, wespen die bladen teisteren met hun offspring, verpakt in een doosje… Verpakt in een doosje… ach. Ik sprak daar ooit toch over: het juweel, de schitterende stenen, dat wat ik zag.
‘Ik steek je ogen uit’, dacht ik, als ik ze verzoek te nemen. Dus liet ik ze zitten.
Ik plak met vliegenvoeten aan het raam. Onzichtbaar.
Mijn vingertoppen zijn ontdaan van de afdruk. Ik laat nog weinig sporen. Misschien in die overdosis aan pistaches… dat begint trouwens het zelfde als het woord dat ik nu niet zeg.
Op mijn schouders groeien vleugels. Ik ben een composiet van horden ééncelligen. We verliezen het wit, het geel, de zak, de lucht en zoeken naar ons tegen-deel.
Het woord zit in de zin. Dat wat blijft. En een geslachtloos kluwen.

02-04-2008
[ DROMEN ] - [ sodade @ 02:30:50 ] - QOLASJKIF
Ha, daar moet ik zijn. Het Pandjeshuis. Ik zit op zwart zaad. Niemand die het weet, maar goed… Ik stap binnen, zonder gêne. Die heb ik niet meer sinds hij passeerde. Mens achter de toonbank kijkt bij voorbaat verveeld. Vastbesloten steek ik van wal:
“Meneer, wat geeft u voor dromen?”.
Hij kijkt me aan alsof het dondert in … Keulen (vooruit dan maar).
“Dromen… wat bedoelt u mevrouw”.
Ha, een opgevoede medemens. Noemt mIJ mevrouw nota bene. Ik steek van wal.
“ Ziet U meneer, ik heb geen warm water, en maar een uur per dag chauffage. Ik heb niets in de aanbieding behalve dromen. Die heb ik genoeg. Teveel zelfs eigenlijk. En ik kan het geld gebruiken.
(Terwijl ik de uitleg doe wordt het me licht te moede… mijn dromen… ik moet kijken dat ik geen diggelen verkoop.)
Tot enkele dagen geleden kon ik ze kwijt. De afnemer kloeg nooit. Soms bekeek hij ze en legde me iets uit. Ik was blij dat ik ze bij hem mocht placeren. Maar… hij wil ze niet meer, denk ik. En nu zit ik er mee.
Ik denk aan de dromen van de laatste maanden, maar ook aan die van vorige nacht. Heftig, met hem overal er in. Heftiger en duidelijker dan ooit tevoren. Alsof het geen droom maar een fantasie betrof. Ik schurk me er nog tegen aan. Mmmmmmm. Maar goed, ik dwaal af. Ik moet mijn waar aan de man zien te brengen en ik leg de toonbankmens één en ander uit. Hij is geduldig genoeg, maar hoe verder ik vorder hoe hoger zijn wenkbrauwen rijzen. En dan glipt het woord eruit: “Jouw dromen nemen we niet!”. Lap, daar sta ik dan maar weer. Ik wil ze zo graag naar hem versturen, maar… het heeft geen zin.
Thuisgekomen reserveer ik een grote doos in de koudste kamer. Daarin blijven mijn dromen vers. Tot hij ze terug wil lezen.

03-04-2008
[ MIJN ZEE ] - [ sodade @ 14:18:42 ] - QOLASJKIF
Onverteerd ijzer stapelt zich in mijn lever en kompassen slaan door. Ik vind de weg wel zonder GPS. Toch: daar is de zon, de maan, de sterren. En het licht. Altijd ergens is een raam met een lamp erachter. En een natte duim in de lucht helpt ook. Of autostop op het internet. Ik ga overal binnen. En drink en eet. Ze spreken vreemde talen. Ik leer.
"Het is tijd", klinkt in het donker, en een stilte valt. Kanonnen worden geladen. Alleen het geluid van een vis die hapt en het glijden van de boeg door het nat. De riemen zijn gestreken. Het gezicht. Het hemd met hoge kraag, des dames onderbroeken, gestijfd en wit.
"Nu!" Een salvo… als nabije redding, maar ratten zijn laf en kruipen omhoog. We weten: we maken water. We maken het zoals alles rond ons en we maken levens en knallen ze omver. En flessen, heel veel flessen. De rode wijn spat met bloed vermengd. Er groeien loten op het dek, het bos is altijd zeer nabij - in toppen rusten kraaien, hun nesten vol - en schorre keel, steeds weer klaar voor een gevecht. Zoals de mensen: met twee of meer tegen één, ook al is die beter uitgerust, kan die langer zijn adem inhouden dan iedereen of zijn de hersens zwaarder. Ze splitsen met gemak de ene. Denken ze dan toch.
"Geef het op", zing ik achter in mijn keel.
"Geef het op. Het zal jullie toch niet lukken".
Ik strip het gif van mijn huid, de zepen, korrels, achtergebleven handen en vieze lippen van weleer, azijn. En ook de fles verdwijnt, het schrijnen, de nagels op verkeerde plek, de knokkels tegen mijn gezicht… alles weg!
De lucht is rood van vuur en knallen. Ik grijp haar fluweel met sterren bedekt en flitsend licht en scharlaken binnen. Klootjesvolk, denk ik.
Ik duik.

04-04-2008
[ DIG! DIG! ] - [ sodade @ 17:49:06 ] - QOLASJKIF
Ik open het vat en zoek een paar vuisten. Waar ik het blijf halen? Daar dus! Uit het vat. De opengesperde bek, de spreidstand op het slappe koord en geen paraplu bij de hand. Paraplu’s, nochtans schoon materiaal om iets verzamelen…vooral dat wat er langs drupt.
Weinig viezer cascades dan daar.
Scharniert het deksel van mijn hoofd in mankementen, de woorden speren zich een weg of boren langzaam naar buiten, de grasmat voorbij, soms pieren uit de neus, zelden als melk, eer als zout.
Of bitter, alsemgelijk.
Het zijn slechts woorden. Niets dan woorden. Sla open het boek! - ze staan in regiment. Geen leger zo gedrild als grote dictionnaires. En zij op hun beurt op een rij, maar daar durft het slabakken: Grieks soms vooraan, vóór Latijn en Frans en Spaans en Duits of méér exotisch gedoe…
Kijk bij de ‘s’ van schrijven en begin. Niet moeilijker dan dat.
De stop is van de fles en lijkt het niet alsof de wijn die binnenklokt het woord naar buiten stoot en elke inhalering (kiest u maar…) transformeert in taal?
Het hoeft zo nodig niet, liefs is leeg! En wat ik schrijf komt uit een ton met vuil van de goot waar ik lag, uit een kop als een kuil vol vechtende beren, rollend in bloed en stront met lange tanden.
Mooi of lelijk, het is van geen belang net zomin als schrijven hier.

07-04-2008
[ KEREN ] - [ sodade @ 01:27:29 ] - QOLASJKIF
Als ik wartaal spreek
elk woord dat kleur betekent
tatoeage-inkt
en lichaamsvocht verkeerd
gespeld
ik zwijg nu al lang
borstel ruw de strepen
het palet blijft nat
p van angst geknoeid en
v van wachten en désir
het huis is (niet) leeg
zilverduizend keer vang ik
echo in voor-beeld

08-04-2008
[ NOLI ME... ] - [ sodade @ 02:15:57 ] - QOLASJKIF
Daar wil ik niet van… weg dus hier, ga! Vade retro enzovoort. Pfff. Konijnen kruipen in een hol en kinderen onder prikkeldraad en vaders erover en scheuren hun broek terwijl ze vreemd gaan. Of niet. Slimmeke toch. Ik schrik want hier is het stil. De deur staat open, niemand komt vreemd of anderszins. Er is koffie. Maar geen Koffie. Ik kan hem nog niet zetten.
“Klim in mijn been!” roep ik zonder stem (en: hoort hij mij, als ik voel hoe hij weerhaken zet als bakens in mijn vel?). Een woestijn is rijker dan vermoed en levert ochtenddauw. “Kom!” Mijn stem verplaatst zich duinsgewijs. “Kom!” en “ya habibi taala” uiteraard. En in mijn ooghoek klopt een ader, daar waar mijn neus begint bijna. Gekmakend van willen, geloven en die andere woorden waar een Ander bij betrokken zou kunnen zijn. Als een ezel die zijn staart strekt en elke J-a roept tussen strot en haar geslacht. I-ya-u en dat wordt aiaiai. En pfff en tsss en laat maar komen.
Stenen mogen vallen op mijn borst. Ik dans wel met mijn handen. Ik dans wel met mijn tong en keel. Er mag een vuur mijn huid verzengen, want ieder weet dat vuur tevoorschijn brengt wat eertijds werd verborgen. Geheimschrift. Ik kan mijn eigen vel niet lezen. Mijn eigen taal ken ik niet meer. En wind en storm stralen zanderige pijn en vlakken komen bloot te liggen.
Ik strek me voor een karavaan van vingers en kamelen. De zweep drijft ze aan. ’s Nachts worden ze gekniehalsterd, net als ik geboeid. Ik kan niet vluchten. Wil het niet. “Overkom me dan”, smeekt het, terwijl ik horizontaal het hooi vermaal en herinneringen stapel in mijn borsten.

09-04-2008
[ WOORD/SPAANDERS ] - [ sodade @ 00:56:48 ] - QOLASJKIF
Het was een veld, een hard veld vol ongebroken kluiten. En stoppels. En midden in dat veld daar stond ik als een molen, als een gek te draaien rond mijn as. De flarden van een laken, wat koord en een bruine juten zak als vlaggen in het landschap. “Zie je me?”, riep ik luid. En “Hoor je me wel, daar achter je raam?”
Zou ik het diepste moeten zoeken? Of voor de hand, hoe ik met mijn nagels krabben moest aan gelijmd papier, aan een scherm met letters, aan deuren en vensters achter zinnen, van vluchten en oorlog en boten naar Amerika. En laf zijn of slim of gewoon heel bang. 2001 in Den Afrique... En vragen waarom dan toch, waarom? En blijven vragen. Waarom iedereen door bleef (blijft) roeien? Als dove, blinde dommeriken. Volgelingen achter een kerel met een baard. Ach, snorretje toen en nu ook weer, dus, daar…of... eender wat, gevangen en verdoofd.
Braaaaaaaaf.... oh zo braaaaaaaf!
"You white trash! I'm going to kill you..." (Vuile Jood, enzovoort)
Ik schurk me aan je schrijven en terwijl ik zoek weet ik wel: goud zal ik niet vinden, maar botten van een karkas, een glazen knikker en scherven Duits porselein en woorden, heel veel woorden in en uit mijn hoofd. Je gooit ze, ik open me en vang, een gekke kermis, een droog bestaan waar leren brood moet zijn.
Mijn voeten stampen in de aarde en ik kijk hoe zand verrolt, niet waard het spreken.
“Ik zie je niet. Ik zie je niet. Ik zie je verdomme niet en nooit. Kijk, ik jaag door de voren, een muis achterna. Ze heeft daar een nest met jongen. Kijk dan, hier in mijn handen, zo bloot en zo blind. Weet je niet meer dat ik zo voor je lag? Kijk dan wat mijn vader deed: hij nam de tuinslang en verdronk ze. Zie je dat? KIJK of durf je niet?” (“Schijtbroek die je bent!” – natuurlijk bleef ik kijken! Hij had het mis met mij) - en kreeg toen spijt en redde dat ongedierte. En jij? (Ik zie je niet en wil je zien... )
Ik nestel niet, ik dool gewoon in nachten en bomen met verborgen bladen en blijf plakken aan de spar. Die die bloedt van overtollig hars. Die die zo heerlijk ruikt als je er in kerft. Of hem aan spaanders hakt.

10-04-2008
[ STREEPJESCODE ] - [ sodade @ 02:45:10 ] - QOLASJKIF
Nacht en wassende maan… ik kijk en vraag me af wat daar steeds te wassen valt, pivoteer en toon de wereld mijn rug. En straks is het dan zover, de dag dat ik een stempel krijg, voor goed toch tot ik sterf. En men zal zwijgen. Misschien wel schrijven:
"Hier ligt de dode,
waar niets van rest,
behalve....
een streepjescode."
Maar een graf zal ik niet krijgen, vuur, ja, groot en heet. Niets mag overblijven. Geen eer aan de Orde die ik morgen tergen zal. Vechten tot ik niet meer kan. En dan?
Ik zoek woorden die hij me leerde: Non lieu? Gelassenheit? Enzomeer. En telkens weer kom ik bij hem terecht. Ik strek mijn arm en vraag. Mijn oor doet pijn, mijn lezen, mijn vingertoppen op de regel.
"Ek wil jou voel, ek wil el wil ek wil... en wat wil jij?"

12-04-2008
[ METTERTIJD ] - [ sodade @ 02:14:30 ] - QOLASJKIF
Ik schril langgerekt – de blik met rode ogen staart naar mij – de reeks reflecties, imaginaire beelden, spiegels die in kleur en grijs een lichaam registreren, zoals het is. Zoals het aan zijn voeten zich wil strekken, vouwen, krullen, zonder vreemde tekens, except de zijne, naakt en vol vertrouwen.
Mijn hoofd splitst open in schedel, mond en lippen als bloed én maag én hersens een offensief beginnen. Mijn lijf kan niet leger meer en zelfs de pijn kan ik niet moorden. Uitgespuwd als gal, gedachten en vragen en dat diep verlangen dat altijd blijft:
Te mogen stellen: “Waar ben je? Ben je er nog en ben je wakker dan?” En zeggen: “Ik had schrik vandaag, praat even met mij?”
In gedachten wo(o)rden ze dag na dag zonder nog te materialiseren, een uitschieter niet te na. Ik weet dat hij weet. Ik wou dat hij het ook zei. Maar hij is hij, onschatbaar zoals hij is, onveranderbaar behalve door hemzelf. Zo is het goed.
De nachten ijlen als autoloze grootlichten met dromen en surrealistische beelden dimmend de ochtend in en waak of slaap, de beelden blijven dominant in kleur en leven. Het gevoel van zijn handen dat ik meeneem in de dag die ene keer, vooral de woorden en het onophoudelijk aanwezig zijn van nieuw, in al wat ik nu kennen leer.
Het is het waard. Nooit wist ik het zekerder, maar dit is het ondanks wat onvervuld nog
....
En ach, er is nog steeds … mettertijd:
De wereld van wat openblijft.

13-04-2008
[ NONSENS ] - [ sodade @ 02:13:12 ] - QOLASJKIF
Maar kijk! Kijk dan toch! Hoe banaliteit als wild gras zich verspreidt en paart met lieve lustjes. Gvd, kijk dan toch! Zie hoe nonsens ongehinderd suizen door het rode licht, het kruispunt daar en hoe nagels hen niet immobiliseren. Jesus Christ! I’m getting cross! Ze schichten driedimensioneel. Mijn hoofd, mijn hoofd, mijn arme hoofd. Ik ben geraakt, verlamd en gek. Hoe lang moet ik wachten en waarom? Goor licht is ruim genoeg en groen is altijd elders. Ik maak een ritje op oranje en zie hem in het raam. Open is wat hij draagt, ik kijk naar zijn nek. Mijn vingers verdwijnen. Ikwil ikwil ikwil ikwil... Ach neen! Ach ja!
Jawel! Het is vreselijk gewoon! Ik heb een dwerg geplet. Het spijt me, ik ging even zitten. Het spijt me zoooo zeer. Niet dus en waarom? Uitkijken komt van twee kanten. Mijn voeten zakken in centimeters stof, ik maak een spoor van tenen. En zolen. En ik denk: “omgekeerd!” en weet niet wat ik zelf bedoel, als in ‘ondersteboven’ of ‘binnenstebuiten’ of… wat nog meer? – omdat alles anders is, niets meer als tevoren. Nooit meer. Nooit.
Elke stap die ik zet beweegt verschillend met hetzelfde lijf. En wat ik denk bezet ongekende ruimte. Ik zie je niet, ik zie je nooit verdomme. Ik wil je zien! Maar als ik mijn ogen sluit, schuift vandaag, vannacht, nu en hier naar elders. Op die plek sta jij. Het maakt niet uit welke dimensie je vult. Ik ben geen mens van mooie woorden, wat men dan ook denken mag. Ik roep het hier, door het donker: ‘het leven is klote! – het leven is goed!”
Sloksgewijs puur ik vannacht woorden uit gecondenseerde wijn, druppels tegen het gewelf van mijn maag, de krul van mijn darmen. Mooie woorden zijn zAt. Ze blazen hun geur in goedgelovige neuzen.
Hij licht er dwars doorheen en leest me feilloos. Dat hoop ik althans.

14-04-2008
[ OPGEJAAGD ] - [ sodade @ 15:46:34 ] - QOLASJKIF
Het weke vel tot schraal, geschraapt, een kattentong
Voeten rennen als vingers en houden halt daar en daar. En daar
Drinken Eten
De sonde voert nog enkel woorden.
Ik heb honger naar een beeld, de vloeibaarheid van een stem, handen die durven - wil het lek niet dichten dat hij sloeg
Elke dag een sleutel
Spiegel spiegelt oneindig de deur - ik ga crescendo
Scherven van mijn gezicht wrik ik in de kier en roodhuilende vingers
Ik wil je zien
Hij rijgt dagen naadloos aan elkaar, de scheidslijn, een schaduw van wat zwarte uren en danst met katten en Abraham’s vrouw en wat zijn handen verplaatsen in luchtloze, loze, lichte, lichtzinnigheid - waanzin weerzin zinnelijke zinnigheid - daaronder wil ik me rekken lui, opgejaagd, kapot maar levend, onder al wat hij verwekt in kleur gemengd
Ik verlang
Zijn korte nachten maken de dagen al te lang
Het wachten

βία
946 943 945
15-04-2008
[ TERPENTIJN EN ZO ] - [ sodade @ 00:59:16 ] - QOLASJKIF
Ik ben gek
als ik schuivend door de schimmel
woorden in mijn lippen kraak
smaak na smaak mijn tong verleg,
króm rond wat ik denk
en zoek te vatten
Kom
mijn lege handen,
slierten uit je algen
de storm die raast als Zeus
onbeschaamd het doek
met as en haar besprenkt
Ik lig roerloos, want geramd
mijn buik gespleten
Boven woedt het zwaar tempeest
wijl mijn vel in ’t diepe water
scheurt aan bloedkoraal en parels
- veren van de zwaan -
roste kobelpluim

16-04-2008
[ HONGER ] - [ sodade @ 15:12:25 ] - QOLASJKIF
Ik weet dat je onverteerbaar bent…Genot duurt. Onhoudbaar is logisch. Houden is niet zinvol. Zijn daarentegen meer.
Waar ben je dan? Ik raakte verstrikt vannacht en hoe feller ik vocht hoe vaster de knoop. Je geeft woorden waarde, verschuivend ken je ze toe, ken je ze. En in je onzichtbare ogen lees ik niet in ruimte of tijd, maar diep. Ik hoef je niet te hebben, niet te houden. Zijn is van belang. Hoe ik leren moet dat je er bent, zonder ik het merken kan.
Ik voel je niet.
Mijn armen zijn verward als horens in een struik. Je weet wel sinds wanneer. Retroactiviteit, tijd is niet lineair. Toen niet, nu niet…
“Je moet dat zo niet bekijken…” ried je me aan. En inderdaad, zo niet bekeken wordt veel heel anders. Gewoonte toch overtroeft nog al te vaak. Een dag, twee dagen… niet weten waar of wanneer… Ik merk je niet. Tijd wordt dan weer uren, minuten drijven als trage modder. Ik verstik. Verknoop.
Ontwar me, alsjeblieft.
We stoppen langs de weg. Het is heet. Er ligt een papaya, groot en sappig. Voor ik het geld ervoor achterlaat duikt hij uit het struikgewas… of ik nog een grotere wil…? Hij showt de exemplaren: één in de vorm van een doodskist, een als een reuzenpompoen…
Liever niet, bedank ik.
De jongen loopt argeloos door de straten, een kind op zijn schouders. Ik ben jaloers. Hij wel, ik niet. Niet het kind... De argeloosheid. Anderzijds...
Zij verklaart dat we dement zijn, wij die voor haar zorgen… Het verraad…
Als je dit op blote voeten uitwandelt, krijg je een gratis diner…
Ik heb het nog gedaan… op blote voeten (ik noem een aantal gemeenten, niet om aan te geven dat ik het daar overal gedaan heb, maar zoekend naar de juiste gemeente... Ik vraag me nu af: Heb ik het wel al eerder gedaan?). Het voedsel lonkt, de exquisiete maaltijd voor een paria…
Over zandwegen, paden en door velden… het koolveld.
Een machine klieft een huizengrote kool. Ik ga er met mijn blote voeten in staan stampen. Wat een heerlijk gevoel. Zouden kinderen toch uit kolen komen?
Ik mis je. Waar ben je?

17-04-2008
[ HONGER II ] - [ sodade @ 14:57:03 ] - QOLASJKIF
De woestijn is standvastig. Het zijn haar duinen die waaien, wispelen, draaien, haar zand dat zich wentelt rond tenten, karkassen,… een nakomeling, een bedekt verleden, tijdelijk een waas, soms lang vergeten.
De oceaan is standvastig. Het zijn haar golven die krullen en spoelen, stijgen en dalen, haar water dat los en vrij de scheepswand teistert, het drijvend lichaam, een wrak, een andere tijd, een kind op de bodem van de zee. Zout in een wonde, die open blijft.
De lucht is standvastig, Het zijn de wolken die zeilen, die af en aan drijven, telkens een andere vracht. Hun lading onvoorspelbaar als de toekomst, vermag te dekken wat was.
Er is vuur, storm, hagel, sneeuw, onweer, bliksem, wervelende wind en meer.
Hier is het lichaam. Hier is niets dat blijft. Ik drink en probeer te eten. Ik zweet, huil, scheid tranen, melk en vocht uit. Ik bloed. Ik plas. En aan het einde van de dag… lees ik dat wat nog moest komen: "Ik heb schijt".
Verdomme!
Ik weet dat je lak hebt aan alles nu.
Ik hijs de zeilen, ik wil jagen door je woestijn als vingers door je haar en baard, ik wil het water klieven als een mes, striemen als een zweep ‘t gewillig vel, ik drijf al de wolken bij elkaar een knallend onweer in de maak. Ik wil je schip op de rots doen lopen in nacht bij volle maan en steen na steen op je borst doen vallen. Ik leg je vast, te luisteren. Ik leg je te luisteren naar wat ik zing. Geen was in je oren kan jou redden.
Daarna mag je je ontlasten. Liefst van een nukkig ei. Ik zal het lezen. Eens te meer. Eens te meer. Omdat het de moeite waard zal zijn.
Je bent een woestijn, een oceaan, een lucht. Bedrieglijk veranderlijk, vreselijk standvastig. Boven al totaal jezelf.
Ik wil je lezen, ik wil je merken, je schurend zand, de slag van je water, je adem.

18-04-2008
[ MISSCHIEN ] - [ sodade @ 02:27:49 ] -
En wie de liefste was
kromp ik met genoegen
het gesnelde hoofd,
een buiging zonder trots
opdat je kreng onder de krengen
mij niet meer krenken zou,
het strakke koord zou vieren
jij secreet!
Moeder noem je je
ik noem je anders dan tevoren
en later, wie weet
- als je lijf, verteerd door aarde,
mij de jaren geeft -
zal ik je missen.
Misschien.
Nooit is geen belofte.

18-04-2008
[ MISLUKT PRODUCT ] - [ sodade @ 15:56:56 ] - QOLASJKIF
In dit landschap met gaten vind ik de weg niet meer.
Duizend muizen in mijn onderbuik knagen onrust, een lange lijn over de vlakte, eindeloos, en daar aan vastgeklonken het voetspoor – sporen – alsof ik ze volgen kan. Te willen is slechts één.
Streken, een penseel, ik vloei als verf, dik en geurig, onverdund - verdund met terpentijn. Glijden... uit de tube, de hand – niet de borstel – zijn hand, op mijn vel, als een passend stuk. Voel maar. Landschap, willekeurig beklad, lijnen, tekens, kleur…
Het mes... Pijn.
Ongedurig zoeken, stuurloos ongeduld. Doek doek doek.
Streel – knijp – teister – blaas – ontlaad – strooi – rook... in dit landschap met gaten – vul – verkrampte leegte – glij – vol – witte verf – kleine beestjes – yoghurt? Of wat…
Er hangt een zon te schijnen, ze is niet echt, maar wie ze ziet gaat liggen bruinen. De een gaat neer, de ander volgt. Oorsmeer als was. Dikke kaarsen druipen, hoofd per hoofd, het vet als drugs, verdovend. Ogen kijken in hypnose. Koop nu, allemaal! Drink allemaal hetzelfde, kijk dezelfde tv. Denk je dat je kwaliteit zoekt? Dat doen ze toch met duizend. Wijk niet af, loop mee. Links, rechts of in het midden.
Wie (over)stijgt?
Ik kijk naar het uiteinde van mijn lijf, begin te rennen. Alles beweegt op en neer en links en rechts en boven. Zo vreemd zie ik er uit. Al mijn contouren misvormd. Mislukt product. Past niet meer. Kijk die borsten zwiepen! Die buik! Die vreemde wolk gedachten! (Zij wil haar moeder dood, wil wat niet zou mogen. Vraag niet hoe haar huis uitziet… Ze woont op zwarte mos, in het schijnsel van een flits – niet van deze wereld…).
Ik wil weg. Ik ben zo moe. Laat me gewoon liggen. Hier is goed. Mag ik wat dichter? Je handen zijn warm. Ik wil rust. Volgen wil ik wel, maar om te leren.
Ik vlieg recht en krijs. Zuur brandt op mijn vel. Er kerft een tekst in mijn rug. De uitdaging die ik vroeg… .
(vandaag nog, asjeblieft?)

20-04-2008
[ KLAAR ] - [ sodade @ 00:03:52 ] - QOLASJKIF
Ik rust. Ik kan niet rusten. Ik verwijl. Ik dacht: “Daar rust ik even” en ik keek naar het gezicht, de lijn van neus naar mond. “Dáár”, dacht ik, “daar zou het kunnen”. Ik werd klein. Leek te passen. Zó ik in de kromming gleed. Rusten zou ik dus. Op het gezicht dat ik tot hier nog niet begreep. Ik doe mijn ogen dicht.
Hij loopt door straten en in de stenen brandt het spoor, links duidelijker dan rechts het zijne. Vuur en een veld van assen. Creatief Geweld.
Boven het gras dansen de letters, als muggen in een onderzon. Ik lees de woorden die ze vormen, mijn handen tasten leeg… De woorden blijven. Mijn vingers koud.
Tegen de melk van de volle maan kijk ik uit. Er is maar één silhouet… de beweging van gedachten ongematerialiseerd. Licht en schaduw. Duik… ín dat receptakel van eeuwig denken, geduld en Gelassenheit, weten, doceren… die strontbui… Hopelijk is ze voorbij. Ik heb behoefte aan je. Alles. Dat Im Total van steeds. Nog ja. Nog. Weer. En… wanneer?
Armen gestrekt… als ík niet mag, komt híj misschien. Voorbij. Rakelings… of zo. En raakt mijn vinger de sleutel aan zijn nek, de plek, de warmte…mmmm, daar… ja! Klopt het bloed daar naar zijn hoofd, besprenkelt elke gedachte. Ik glip naar binnen van zijn wang. Wat niet mag, wat niet kan… ik doe het. Nu! Ik wil. Ik wil zo graag…
Ik loop je hoofdstad binnen.
We spelen schaak en nooit win of verlies ik. Het eerlijkste spel ooit gespeeld.
Ik huil op het stenen bord en wou dat hij me mat zette, nam, overrompelde, overweldigde, overwon…
Na het water op de stoof, de warmte - delen stijf van heet en koud - scheer ik de muren, geef het vel een nieuw behang, dweil de gang, maak alles glad…
Het huis is klaar, de deur staat open.
De poort die roept: Kom!

22-04-2008
[ GOUD ] - [ sodade @ 11:37:30 ] - QOLASJKIF
Onzichtbaar gebonden lig ik daar - mijn ogen waas - en kreun: “Ik besta bij gratie van elektriciteit en glasvezelverbindingen”.
Ik breek mijn rug op jou, zoals jij hem met geweld niet breken wou. Ik wou meer, jij ging niet door.
Mijn natte voeten - wak van water - rimpelen onder het oppervlak en rode vissen schieten tussen mijn tenen. Woorden die je schreef, sprak, dacht… die ik dacht te zien, te horen… ik vang ze met mijn handen, met een pan, als goud uit een rivier. Ik was je woorden uit het sediment van dagen. Ik vang je verre ogen, de bladen die je draait, het voedsel dat je vingers maken, je voetstap, je spoor en de tekens die je liet, hier, lang geleden.
Ik toon ze mezelf als bewijs dat tijd niet hoeft te bestaan.
"Tijd als kader, moet je niet zo hanteren…".
Ik blijf het herhalen. Stil voor me uit. Als het weer hopeloos is en als ik wakker word, gespreid en klam van vreemd gedroom de ogen open en als een dwaas redeneer: “Niets is er, altijd niets. Geen mond die eet, geen benen, geen magere buik, geen handen die rijzen en dalen, ruggen noch katten strelen, de steel hanteren, de stok, het touw…”. Als ik roepen wil: "Waar ben je dan?"
Tijd is niet lineair. Maar wat met de afstand dan?
Ik wil je zien, ik wil je horen.
Dag na dag pan ik je woorden.
22-04-2008
[ L'HORREUR ] - [ sodade @ 17:19:57 ] - QOLASJKIF

23-04-2008
[ MISSCHIEN EEN TEKST ] - [ sodade @ 02:27:37 ] - QOLASJKIF
Ik schilfer wat kalk uit je oog. Je merkt me niet eens.
Ik vloek en tier en maak ravage. Ik spreid het zwarte doek en zie mezelf door een vreemd oog.
Boek en papier, soms in een vlaag wil ik alles weg. Ik ben leeg, ik ben niemand, ik ben niets. "Hij ziet me niet. Waar ben je dan? ”
Dwaas! Ik besta natuurlijk. En hij ziet me elke dag. Hij is er onveranderlijk. Altijd weer.
Het ging over eten met open mond, het briljante schitteren van een exotisch maal en de schande die het gaf in die mond te kijken.
Het ging over het werpen van een kind, de desintegratie van een grens en de afschuw voor wat geworpen werd en later de afschuw voor wat het geworpene wierp, jaren lang in viezigheid, op sterven na bijna dood, tot het herkwam, heropstond uit zijn vieze slijm en rollen werden omgekeerd.
Het ging over tegenpolen van liefde en haat en hoe de verhoudingen balanceren. De som altijd gelijk, hoewel onderling in verschil.
Het ging over omgekeerde walg.
En over aarzeling voor al wat ik produceer: van mijn lichamelijkheid tot in het kleinste woord dat ik niet zeggen mag:
“Ik zie je graag”. Bijvoorbeeld.
Niet haar. Haar bedoel ik niet.
Ik bedoel jou (ja, achter het raam).
(Het ging over stront uit de kont van een olifant, en dat ik dacht: "Ik schrijf niet meer, want al wat hier te lezen staat is daaraan equivalent'". Maar dat wat ik af-scheid... ejecteer en terug bekijk, met haat en genoegen tegelijk... ach, voorlopig laat ik het nog staan. )
Ik wil je graag zien.
24-04-2008
[ CHIÉE - DE ZOVEELSTE ] - [ sodade @ 01:56:49 ] - QOLASJKIF
De fibula van de papio tolt in mijn hand onder het kwarts in mijn vingers. Maanden tel ik per minuut – onmogelijk – het tijdkader bestaat dus niet. De vage hoelangheid van vijf en een halve maand is uit te drukken in een gigantische hoeverlangheid. Het idee ontstaat dat er onmogelijkheid is, onbestaandheid, terwijl ik staar in het vuur boven de rivier. Terug in de tijd voel ik de hitte, het ongeloof en tegelijk de slag van de werkelijkheid voor mijn oog – Turner op zijn boot, wild schetsend… stond hij ook niet daar op nine-eleven? Was hij het die waanzinnig versloeg voor de wereld? Neen! Dat doe ik hem niet aan. Ondertussen tel ik : een, twee, veel en lang, het hoogste en het laagste.
Ik kijk naar je ogen, overluifeld door de wenkbrauwen en vraag me af: of je er nog ooit zal zijn als uniek instrument. Ik weet niet … ik denk niet dat je voldoende weet wat voor mij belangrijk is. Ik kan me vreselijk vergissen, want je bent behoorlijk hands on, mind on laten we maar zeggen… hands on is mijn ultieme droom. Te voelen tot de uitersten.
Hemel en hel!
25-04-2008
[ VUUR ] - [ sodade @ 16:44:27 ] - QOLASJKIF
Wat moet je daar nu mee?
Ik weet het ook niet. Het gaat over een droom die terugkeert. Over een dode baby.
Niet die op de foto.
En over vuur, ik dacht op de Thames. Omdat dat het laatste vuur was dat ik zag.
En over koeien. Heel veel koeien, belachelijk veel.
Over de kudde en hoe iedereen blind is, wordt, gehouden wordt, zich blind laat maken.
Dat soort dingen.
26-04-2008
[ HET IS ER! ] - [ sodade @ 01:30:34 ] - QOLASJKIF
“Als je me een woord geeft…”
...
“Kijk, mijn handen…”
...
Ik begin opnieuw: “Als je me een woord geeft…”
...
Het is weg... Ik weet het niet meer.
Andere dingen weet ik wel: Hoe vreemd het me vergaat als ik aan dat dubbele denk. Al het dubbele dat zich manifesteert en dat uiteindelijk door me uit snijdt als een vlijmscherp mes. Je ziet de snee niet eens.
Waar ik zoek sijpelt het buiten, sijpelt het binnen. Ik word. Zonder meer. Het snijden, het schaven en al de boeken die onder mijn ogen verdwijnen.... Gedachten, plekken in mijn hoofd die je aanraakt, die je openzet... almaar wijder. Almaar wijder... dat het tolt, dat het me zwalpen doet, dat ik gek word van verwarring. En dat je dat tollen dan in banen leidt. Al mijn delen terug samen vallen doet, het nieuwe inclusief... beetje bij beetje.
Daar is een spiegel. Ik hoef er niet in te kijken, hij spiegelt vanzelf.
Mijn hele lijf is geteisterd: krassen, vlekken, striemen, kraters. Mijn wangen schrijnen en mijn mond is in al zijn hoeken gescheurd.
Ik heb geroepen, maar je hoorde me niet. En toen je me hoorde luisterde je niet.
Ik zei: “Ga door”.
Ik zei: “Ga door!”, zoals ik wil dat dingen door moeten gaan tot ik denk dat het stoppen mag.
Jij hield op. Misschien had je gelijk, maar ik was dáár. Aanwezig.
Ik zie mezelf staan nu en toen. Beide beelden. Maar van jou zie ik slechts één. Toen.
Als ik mijn hand uitstrek is er geen grens die ze tegenhoudt. Ik wil je voelen als grens. Ik wil mijn handen door je huid steken als nagels, als boren. Ik wil warm worden in je ingewanden en aan je vastkleven, smelten en terugkomen, omdat dat moet. En omdat ik daarvoor kiezen zal.
Het is vreemd... nu ga je door. Je gaat door. Ik had het tot nu niet begrepen.
En ik... Ik sta voor je. Ik zit op mijn knieën. Ik ga op handen en voeten. Ik kruip nog even. Ik lig. Kapot.
Vergis je niet in wat het betekent: “Ik blijf! Bij mijn verlangen!”
Ik roep, ik krijs, ik schreeuw. Mijn mond wordt klein, gaat dicht, moe gekreten…
Mijn handen schrapen en graaien en stemloos zal je me horen kreunen. Ja, je zal het weten. Je kent het niet, hoe ik lach, raas, huil en brul, hoe ik keelgrom van genot, gedempt helaas schreeuw, bang van de buren.
Kijk! Luister!: hier is het. Het was er in deze tijd, deze ruimte. Het is niet omdat het wás, toen en hier, dat het nu niet meer bestaat. Het is er. Het is geuit, het is gemaakt. Ik maakte het en kom er niet op terug. Het is aanwezig.
Als je je ogen sluit – sluit je ogen nu heel even – en luistert, dan weet je het weer. Voel je het in je rug, de toppen van je vingers, de schacht, van je haar, in je uiterste uitersten.
Ik voel het dáár nog steeds.
Ik wil je zien.

28-04-2008
[ TREUREFFECT ] - [ sodade @ 02:24:37 ] - droom
Op mijn rug lag ik, keek ik in het rond, overal hetzelfde zicht. Hallucinant - rondom mij gebouwd het Panopticum en ik gevangen in een droom. De woorden lopen me achterna, het gebouw en hij die met me spreekt. Zijn we vrij? Hoe misleid zijn wij? En hoe laten we ons leiden.
Treureffect, zo klinkt het.
Ik loop rondjes, oranje gekleed. Guantanamo-bay is in mijn droom gekropen. Nooit ben ik alleen, ik die solitair leeft. Nooit wijkt een ander van mijn zij. Ik ben ik niet en wie die naast me is weet ik van geen kanten. Gezichtloos, slechts ook de kleur is duidelijk.
En dan duikt op wat ik ken van vroeger, van altijd: het Verzet. Elke oorlog die ik weet heb ik al droomgestreden: Vietnam, Zuid-Amerika, Duitsland, Palestina, Afghanistan, Irak,… ach… en altijd in het verzet. Hoeveel doden heb ik geteld en vastgehouden, bloed, miserie... de rotzooi altijd? En hoe vaak ben ik de vijand te slim afgeweest. En nu, in dat grote vreemde gebouw terug: de opstand wordt beraamd, het systeem zal worden gebroken. Ik moet omhoog, ik heb musketons nodig. Ik zal het geschikte touw zoeken. En dan zien we wel weer. Als ik daar boven maar geraak.
Ik klim de cirkels omhoog en stap in volle zicht nieuwe deuren binnen. Daar staat een wacht voor, maar dat deert me niet, even verder is een alternatief.
Treureffect… hij zei het en hoe ellendig het is dat meeloopgedrag.
Maar ik zit al elders. Ik ben geklommen tot de uiterste rand, heb deuren opengedaan en ben vrijgekomen. Ik deed wat niet mogelijk was. Ik ging over grenzen.
Hij staat daar in de verte en ik wuif.
Ik vertel hem wat ik droomde en hetgeen ik heb geleerd .
Hij lacht met me en zegt dat ik een fout had geschreven. Weerzin moest weer zin zijn. Hij verwart me met zijn 'foei' en ik wou dat hij door mijn haren streek, zodat ik wist dat hij me plaagde.
(Ik wil je ogen zien, zodat ik weten zou.)
(En treureffect - dacht ik later - was terreureffect geweest – effect van tuin en de bloesem en de heerlijke entourage. Weer-zin dus.)

29-04-2008
[ VRIJHEID? ] - [ sodade @ 00:41:35 ] - QOLASJKIF

klik op afb. en speel wat met de muis.

30-04-2008
[ ALLES IS MOGELIJK ] - [ sodade @ 01:31:48 ] - QOLASJKIF
Opgejaagd, opgezweept probeer ik je hersens te vingeren, tastend naar nieuw, graaiend als in een kist vol kostbaarheden. Je laat los: woorden, delen, namen… en gefascineerd pluk ik, lig ik met open mond onder de kersenboom te happen tot mijn hoofd volloopt. Het rode sap mengt zich met mijn bloed en vloeit over het klavier, alles deze dagen van de maan kleurt rood in en rond mij. (zingen… dadaniddahdidada daada daada).
Er ligt een sluier van concentratie, een muskietennet tegen het schrille geriedel van de merel en het monotone duivenlawijt. De muggen blijven ook buiten. Hier passeert de wereld, de uitbreiding van het zijn, van de zin en zinnen. De Fransman werd logisch gecastreerd, ze hadden beter zijn handen geamputeerd, zodat hij niet meer kon schrijven… en haar de ogen uitgestoken. En de Italiaan… van hem was ik ondersteboven. Hij deed me denken aan jou, dat wilde, ongebonden eigene. Ik was ontroerd door hem. En bij uitbreiding geraakt door jou. Geen autobanden konden hem doen sterven.
Ach kijk, ik die twijfel aan onsterfelijkheid. En jou wil ik levend eten. Brood en wijn. Verdorie. Ik wil je. Ik wil je zien. Evénement...
Ik kneed mijn buik ontvankelijk voor de ziektes die je draagt. De lach die rees toen, en het absolute besmet willen raken. Van jou. Van alles.
Hoeveel ruimte kan osmose overbruggen, denk je? Als het mogelijk is - en ik ben overtuigd - is verder niets onmogelijk meer en tijd vervliegt in spinnerag, ik kam het met mijn vingers zoals afstand me door je baard laat graaien. En dan … niet meer weten… even in de war: “Wat is er loos, wat aan de hand?”
Ik wil een zalfje sturen en grog en relativiteit en mijn handen die niet weten wat doen en dus blijven waar ze zijn. Bij mezelf, want mij kennen ze en hier mogen ze alles. Ik houd ze niet tegen. Alleen… wat moet ik nu? Tomeloos wil ik zijn, wil ik je uitwonen, elke cel van je lijf, elke waanzinnige kronkel.
Hij was teleurgesteld bij zoveel onbegrijpen. Verscheurd, doch zichzelf tot het einde. Die openheid... ik zie ze ook bij jou.
Het is niet omdat je een lichaam toont dat je… ik bedoel: wat is er normaler dan een lichaam?
Ik wil niet dat jij teleurgesteld wordt. Niet in mij. Ik dans zo hard ik kan op al de nieuwe dingen. Het klinkt als klompen op een houten vloer soms. maar het zal evolueren.
Ach, dit wordt zo’n onafgewerkte tekst, eerder een tekst zonder einde....
Ik wil je lezen, elke lijn op je vel, elke vlakte wil ik voelen onder de afdruk van de mijne. Ik wil je voelen op de meest zinnelijke manier, als je me koppelt aan genot, dat het pijn doet en dat ik moet roepen. Ik wil je zien en onder je ogen verschrompelen en terug groeien. Ik wil niet minder dan zijn. Zin-vol, vol-ledig. Ik wou dat je je borstels nam en je palet en me kwam voltooien. Ik wacht al zo lang en werk stug door. Tot jou.
Tijd is schijn naar het schijnt.
