Mijn hersens stoven en zie het sudderen door de breuk waar ik met beide handen het gekronkel reguleer. Ik rook de pijp met rode kamperfoeliebast en snuif de ceder uit de steen, een prop salie bitter in de wang.
Le lit t’a nié. Omdat het voor niets staat. De dinsdagavond(pfff)act van kwart voor tien. De duivel spreekt Italiaans en heeft een baard. Ik weet het nu want hij vroeg, uiteindelijk en zonder stem: che vuoi? En ik keek rond: Moi? Praat je tegen mij als slow chat je niet meer interesseert?
Op handen en knieën kruip ik, stort ten slotte neer om niet meer te verroeren. Als een slavin die wacht op de zweep, een kuil in de aarde voor de zwangere buik, roerloos, geluidloos, de toegenaaide lippen. Zwijgen dus. Geen woorden, geen woorden, geen woorden. Stil, de adem stokt in drie punten.
Ik stof mijn borsten af en ontknoop de poriën.
.