
Het ontbreekt je nu eenmaal aan elegantie, er is altijd wel een... moment comique. Ik zie je met 's werelds ernst, arrogantie in je ogen - je hautaine halfgeloken blik en dan dat spottende blinken - over de kantjes lopen, voet voor voet met zwier. Weinig moeite kost het om een staart van kleuren, komeetlicht, in je kielzog te placeren en alles danst. Er is gulzigheid en onrust, genieterig en zelfbewust. Maar onvermijdelijk trap je er dan naast.
Het ontbreekt je eigenlijk helemaal niet aan elegantie, de wereld is niet elegant genoeg als je mist.
En ik... ik lach voluit en noem je zotteke of zo. Lief. Als je met een zucht je neus in mijn elleboogplooi duwt. Moe?
Het ontbreekt je eigenlijk helemaal niet aan elegantie, de wereld is niet elegant genoeg als je mist.
En ik... ik lach voluit en noem je zotteke of zo. Lief. Als je met een zucht je neus in mijn elleboogplooi duwt. Moe?
De boer, die zwoer hem blauw
Hij zou die kat doodskiet,
Hij had zijn hoos gelaán.
Met kruit en dynamiet,
Hij leit hem voor den weg
Die hij moest kom
En den volgende morgen:
Velletjes en beentjes...
Daar is de grens, de huid die mensen scheidt van al en iedereen. Ze zeggen dat gedachten vrij zijn, ze schrijven dat wijzen het beweren en dat het besef zelf je bevrijdt. Ik zeg je: de huid, daar stopt het, begint het en stopt het opnieuw.Hij zou die kat doodskiet,
Hij had zijn hoos gelaán.
Met kruit en dynamiet,
Hij leit hem voor den weg
Die hij moest kom
En den volgende morgen:
Velletjes en beentjes...
Je ligt in mijn hand, je lag daar, weet je nog? Mijn rechterlevenslijn herinnert zich het gevoel van je 'daar zijn' en hoe verder... . Ik werd een droge woestijn. De winden bliezen en zand schroeide elk vlies van mijn lijf. Mijn ogen gingen dicht en mijn oren. Uit mijn lippen groeide de Sahara, roestrood als een stroom geronnen bloed.
De huid is de grens. Zacht, verraderlijk, geladen met elektriciteit. De mijne bleef niet intact. Het schaakbord van kriskras staat grillig nog getekend aan de binnenkant, het spel duurt dag na dag, de zetten die ik configureer ervaar ik moeiteloos genegeerd en soms als ik slaap ligt met één haal het bord dooreen. Mijn bord, mijn lichaam, mijn...
De boer, die zet die kat
Toen in een aeroplaan
Die derailleerde toen
Tegen een wollekie aan
De boel die viel omlaag
Bleef steken in een haag
Brak armen, nek
En beenen......
Maar de kat......
Toen in een aeroplaan
Die derailleerde toen
Tegen een wollekie aan
De boel die viel omlaag
Bleef steken in een haag
Brak armen, nek
En beenen......
Maar de kat......
Kindvliegtuigen met gespreide armen navigeren tussen kristal en champagne. De lucht is zwaar.
Wij... wij likken slechts het nat van olijven van onze vingers, het zout van pistaches en druppels achtergebleven rood.
Wij... wij likken slechts het nat van olijven van onze vingers, het zout van pistaches en druppels achtergebleven rood.
Je slaapt, zo bekijkbaar met de rechterhelft van je lijf in mijn lichaam gedrukt, in mijn gedachten, herinneringen waar vooral de lakens gaten vertonen, droom en wereld als getwijnde koorden hun slangenlichaam rond mijn polsen slaan. Niets is nodig. Nu.
Een oorlog woedt, men is Ben Omen. Redde wie zich redde kan en Jeder für sich und Gott gegen alle en zo voort. Ik heb honger en zit deze strijd uit. Ik heb dorst.
Benomen.
Kom terug...?
De lucht is zwaar.
Vliegtuigen, in formatie gespreide armen navigeren tussen het kristal en de champagne.
Benomen.
Kom terug...?
De lucht is zwaar.
Vliegtuigen, in formatie gespreide armen navigeren tussen het kristal en de champagne.
De boer, die zet die kat
Toen op de schoorsteen neer
Die kat, die viel omlaag
En deed zich vreeslijk zeer
De kat, die viel in 't vuur
Verbrandde binnen 't uur.
En den volgende morgen
Asch en botjes.......
Maar de kat......
Als de bladderstam van de plataan wijkt en zijn schilfers laag na laag oplossen zodat het beeld, gezuiverd van een mismaakte huid, zich openplooit onder het oog dat als een stofdoek over de wereld gaat... zo. Ben je er. Al/tijd. Op/nieuw. Te/rug. Nog steeds.Toen op de schoorsteen neer
Die kat, die viel omlaag
En deed zich vreeslijk zeer
De kat, die viel in 't vuur
Verbrandde binnen 't uur.
En den volgende morgen
Asch en botjes.......
Maar de kat......
Je hakt de bougainvillea in de juiste vorm met een machete en een spoor van weerhaken slingert zich door elk gedicht. Uit de muil van een hond weerkaatst het zonlicht. Op zijn tanden wolken met hun gouden rand, hun grijze zware lijf dat neerslaat op mijn westflank.
Alles.
Het zijn van je en niet. Het verschijnen uit een breuk, het verdwijnen, je verdwenen Zijn, dat niet verdwijnt. (Als een kind in een veel te groot bed dat in spanning vraagt: zal de wereld morgenvroeg weer uit de nacht herrijzen? Zal je er nog zijn? Ben je er? Nog steeds?... )
Hij zet hem op een skip
Dat zeilde naar Ceylon
Die skip die was gelaán
Met twaalf duizend ton,
Maar verre van dit land
Daar is die skip gestrand
En alle matrozen
Verdronken..........
Maar de kat...
Dat zeilde naar Ceylon
Die skip die was gelaán
Met twaalf duizend ton,
Maar verre van dit land
Daar is die skip gestrand
En alle matrozen
Verdronken..........
Maar de kat...
En nog altijd ga ik slapen met de handen leeg en een ontelbaar éénwoord-lied. Ik zing je naam tot het bed verandert in een oceaan en als ik onder een boom lig dan grijpen me de takken, verdwijn ik in hun gekrakeel. Alles vloeit ineen. De bladeren die nu groeien krijgen de vorm van je gezicht, je ogen, je mond, het golven van een bries doet je grijnzen. Groen of bruin? Het geeft niet. Zwart, diep, leeg. En heel af en toe een greep als miniem gebeuren op de klimmuur van een miljard seconden. Een woord. Weer haken, kant noch wal. De bakens liggen nooit vast.