woensdag 28 april 2010

taal-vrijheid?


Geier: [...] Und natürlich sind die Russen, weil sie materiell ärmer sind, unabhängiger als die Deutschen. Für die Deutschen ist ein Eigenheim ein Wert, sogar für die jüngere Generation. Und die Sprache kommt dem zu Hilfe. Der Deutsche lebt dank seiner Hilfsverben. Sein und haben. Ich habe. Und wenn ich nicht habe, dann ist es nicht gut.

SPIEGEL
: Und in Russland?


Geier
: Auf Russisch kann ich das gar nicht sagen. Der Deutsche sagt: Ich habe ein Haus. Subjekt, Prädikat, Akkusativobjekt. Im Russischen verliert man seinen Akku­sativ, man ist dann nicht mehr Subjekt. Es heißt: Das Haus ist bei mir. Wenn ich keine Russin wäre, würde ich deshalb eine Russin werden wollen. Die Dinge halten sich bei mir nur eine begrenzte Zeit auf. Ist das nicht phantastisch! Wenn die Deut­schen das nur begreifen würden. Man ist freier. Und die ganzen armen Russen, die nichts haben, ich möchte da nicht leben mit einer Familie, weil es viel zu mühselig ist, aber die Russen sind freier.


SPIEGEL
: Und das hat seine Wurzeln in der Sprache?


Geier
: Sprache ist Mensch. Sie drückt nicht etwas aus, sie ist Mensch. Sie formt das Denken.



Uit: Der Spiegel, Heft 17/2010: p. 138 - SPIEGEL-GESPRÄCH - "Leben geht allmählich": Die 87-jährige Swetlana Geier, legendäre Übersetzerin aller großen Werke Dostojewskis, über ihre Jugend in Kiew unter Stalin und deutschen Besatzern, die Kunst des Übertragens und die Hilfsverben, die das Deutsche nötig hat

donderdag 22 april 2010

woensdag 21 april 2010

hoopje



Dit is de ochtend:
De lakens uitgespreid, handen die geuren naar Marseille, landen lentenen en in gezeefde assen uit glaciale ruïnes mengen zich lezezen en wassazen, de benen tot de dijen bloot, vingers bottend als laurier tussen linnenplooien.
Pindaros speelt een jazzy fluit en olie kleurt met curves het translucente cobradoek, de keukentafel leeft terwijl we noten eten.
Dansazen - eleganter dan fatsoensgewijs - doen hun rokken warrelen en klakken met de schoenen op de stenen vloer - bloed in de neus en jenever - en de lippen roodgekruld, het natte fruit...
Ogen die een leven leiden en een vrouw, een man, jou ver-
De lente verbergt iets. Woorden zijn ellendige aftreksels. De zon verblindt.
Zwijgend is de dreiging groter. Monster.

Koffie: kop x
Vruchteloos?

dinsdag 20 april 2010

sfeninx


ik zoek de
omheinde de
stad de schoot de
deur
-post de geur
de handlijn die

dag
je ging voor

goed.

vertaal je
heilige tong
niet

dag brecht
celan en
de anderen

dag
je adem
onverdeeld

uit puinland

maandag 19 april 2010

zaterdag 17 april 2010

nu


Nu -
nu de koffie geurt
nu de hardleerse huid
aan huid
vernavelde dromen vleesge-
woorden uitgebeend
de neuzen asgevleugeld sperren
en buitenrepubliekelijk
de monogebogen majestijd
een aderplan in bloedsomgeloop
schrijft
nu ben jij de
zandelaar
roodwoest
schreef je de horizon-
der draak
een mondaandoening
stopte
alles

nu
kijk ik naar de bomen, persen
ze het blad als
verf overnacht uit
een tube?

tijden?

dinsdag 13 april 2010

der rote Blick


Je ne sais si
je parle ou si je me tais
la parole est devenue
un tel silence

Henri Meschonnic
Puisque je suis ce buisson

un ciel flamboie...

pfff

zondag 11 april 2010

maandag 5 april 2010

(p)layers


Het ontbreekt je nu eenmaal aan elegantie, er is altijd wel een... moment comique. Ik zie je met 's werelds ernst, arrogantie in je ogen - je hautaine halfgeloken blik en dan dat spottende blinken - over de kantjes lopen, voet voor voet met zwier. Weinig moeite kost het om een staart van kleuren, komeetlicht, in je kielzog te placeren en alles danst. Er is gulzigheid en onrust, genieterig en zelfbewust. Maar onvermijdelijk trap je er dan naast.
Het ontbreekt je eigenlijk helemaal niet aan elegantie, de wereld is niet elegant genoeg als je mist.
En ik... ik lach voluit en noem je zotteke of zo. Lief. Als je met een zucht je neus in mijn elleboogplooi duwt. Moe?

De boer, die zwoer hem blauw
Hij zou die kat doodskiet,
Hij had zijn hoos gelaán.
Met kruit en dynamiet,
Hij leit hem voor den weg
Die hij moest kom
En den volgende morgen:
Velletjes en beentjes...

Daar is de grens, de huid die mensen scheidt van al en iedereen. Ze zeggen dat gedachten vrij zijn, ze schrijven dat wijzen het beweren en dat het besef zelf je bevrijdt. Ik zeg je: de huid, daar stopt het, begint het en stopt het opnieuw.

Je ligt in mijn hand, je lag daar, weet je nog? Mijn rechterlevenslijn herinnert zich het gevoel van je 'daar zijn' en hoe verder... . Ik werd een droge woestijn. De winden bliezen en zand schroeide elk vlies van mijn lijf. Mijn ogen gingen dicht en mijn oren. Uit mijn lippen groeide de Sahara, roestrood als een stroom geronnen bloed.

De huid is de grens. Zacht, verraderlijk, geladen met elektriciteit. De mijne bleef niet intact. Het schaakbord van kriskras staat grillig nog getekend aan de binnenkant, het spel duurt dag na dag, de zetten die ik configureer ervaar ik moeiteloos genegeerd en soms als ik slaap ligt met één haal het bord dooreen. Mijn bord, mijn lichaam, mijn...

De boer, die zet die kat
Toen in een aeroplaan

Die derailleerde toen

Tegen een wollekie aan

De boel die viel omlaag

Bleef steken in een haag
Brak armen, nek
En beenen......

Maar de kat......


Kindvliegtuigen met gespreide armen navigeren tussen kristal en champagne. De lucht is zwaar.
Wij... wij likken slechts het nat van olijven van onze vingers, het zout van pistaches en druppels achtergebleven rood.

Je slaapt, zo bekijkbaar met de rechterhelft van je lijf in mijn lichaam gedrukt, in mijn gedachten, herinneringen waar vooral de lakens gaten vertonen, droom en wereld als getwijnde koorden hun slangenlichaam rond mijn polsen slaan. Niets is nodig. Nu.

Een oorlog woedt, men is Ben Omen. Redde wie zich redde kan en Jeder für sich und Gott gegen alle en zo voort. Ik heb honger en zit deze strijd uit. Ik heb dorst.
Benomen.
Kom terug...?
De lucht is zwaar.
Vliegtuigen, in formatie gespreide armen navigeren tussen het kristal en de champagne.

De boer, die zet die kat
Toen op de schoorsteen neer
Die kat, die viel omlaag
En deed zich vreeslijk zeer
De kat, die viel in 't vuur
Verbrandde binnen 't uur.
En den volgende morgen
Asch en botjes.......
Maar de kat......

Als de bladderstam van de plataan wijkt en zijn schilfers laag na laag oplossen zodat het beeld, gezuiverd van een mismaakte huid, zich openplooit onder het oog dat als een stofdoek over de wereld gaat... zo. Ben je er. Al/tijd. Op/nieuw. Te/rug. Nog steeds.
Je hakt de bougainvillea in de juiste vorm met een machete en een spoor van weerhaken slingert zich door elk gedicht. Uit de muil van een hond weerkaatst het zonlicht. Op zijn tanden wolken met hun gouden rand, hun grijze zware lijf dat neerslaat op mijn westflank.
Alles.
Het zijn van je en niet. Het verschijnen uit een breuk, het verdwijnen, je verdwenen Zijn, dat niet verdwijnt. (Als een kind in een veel te groot bed dat in spanning vraagt: zal de wereld morgenvroeg weer uit de nacht herrijzen? Zal je er nog zijn? Ben je er? Nog steeds?... )

Hij zet hem op een skip
Dat zeilde naar Ceylon
Die skip die was gelaán
Met twaalf duizend ton,
Maar verre van dit land
Daar is die skip gestrand
En alle matrozen
Verdronken..........
Maar de kat...

En nog altijd ga ik slapen met de handen leeg en een ontelbaar éénwoord-lied. Ik zing je naam tot het bed verandert in een oceaan en als ik onder een boom lig dan grijpen me de takken, verdwijn ik in hun gekrakeel. Alles vloeit ineen. De bladeren die nu groeien krijgen de vorm van je gezicht, je ogen, je mond, het golven van een bries doet je grijnzen. Groen of bruin? Het geeft niet. Zwart, diep, leeg. En heel af en toe een greep als miniem gebeuren op de klimmuur van een miljard seconden. Een woord. Weer haken, kant noch wal. De bakens liggen nooit vast.

zondag 4 april 2010

donderdag 1 april 2010

effecten


De taal die we spreken is eenvoudig, we spreken niet. Ik ben opgehouden te proberen te begrijpen. Hoogstens streel ik je nu of kijk ik je aan als ik je hoor. Geluid: dat wat is vóór taal ontstaat, vóór betekenis opgedrongen wordt en men krampachtig zoekt te voldoen aan wat de Ander vraagt.

Ik sloeg op pauken en cimbalen

De Kalahari lijkt me nu zo mooi: de eenzaamheid en de opportuniteit te verdwalen, te weten dat je onbereikbaarheid wederkerig kan maken en je te depriveren van elke poging die je zelf nog zou ondernemen. Wachten tot de kudde je vertrapt, die ene verlossende indruk die je kolossaal zal verbrijzelen, bevrijden.

liet je naam rollen over de pampas
(terwijl vloeit bloed naar de marge)


Soms monster je me en probeer ik je ogen te vangen, te penetreren via je pupillen. Er is daar niets. Het spelletje van om ter langst win ik sowieso, want jij kan je niet beheersen. Als de spanning te groot wordt - reflecterend niets is een mise en abyme - ren je weg of val je aan. In het laatste geval ontmoet je mijn hand, mijn gestrekte vingers. En mijn lach die je afweert door me pijn te doen. Ik kan me vergissen: is ook dat weerkaatsing?

schreeuwde de talen die ik beschikbaar had
(een stroom mengt zich tussen de tenen van de zee)

Ik doe niet langer moeite om je te begrijpen.
Toen ik jou de eerste keer per ongeluk pijn deed, schrok ik. Toen ik merkte hoe vaak jij me pijn deed en daarbij niet anders reageerde dan wanneer je zogenaamd lief bent, toen ik die volstrekte onverschilligheid ervoer, verloor ik mijn berouw. Er is geen intentionaliteit, niet bij jou, niet bij mij. Niet als we elkaar pijn doen, ook niet voor de rest.
(pijn x pijn x pijn)

op pampas rijmt niets, er is zelfs geen echo
(behalve het desolate rollen van een rrrr, zoals een prof. ooit demonstreerde, nodig zodat de zoon de vader zou horen, vooral opdat de vader een instrument bezat dat dienstig was daar in het Westen. Een a was het ander element, toen al. Nu, jàren later, pas ik dat stuk retroactief in. Hoe nu aan toen betekenis geeft.)

(op pampas rijmt mogelijk ramblas, ambras, the Mamas & the Papas, Herodes Antipas enzomeer, maar niet in dit register.)

Ik ben allang gewend aan je autisme, net zoals jij aan mijn vasthoudendheid. We leven beiden op onszelf, soms dichter op de huid dan de eigen handen, maar altijd ommuurd

door de lucht

de lucht rond je vibreert van spanning...

Hoewel de temperatuur gestegen is, ril ik.
Zoals toen.

(Terwijl ik dit schrijf.): 'Ha! Daar ben je".
Je maakt dat ik een beetje lach.

Lachers hebben geen brood...