
Ze hebben eten besteld, maar dat moet afgehaald worden. Het is onmogelijk, zeggen ze, het thuis geleverd te krijgen. Ik begrijp het niet. Gretig om het huis uit te kunnen met zijn gekende voorspelbaarheid en immer drukkende sfeer,
volonteer ik om de bedenkelijke maaltijd mee op te pikken.
We stoppen begot bij een frituur die zich zelfbewust traiteurzaak noemt en ja, boven de hete bakken met olie staat de uitbater te zwoegen om een partij van hoogwaardig vet voorziene aardappelen annex vleesworsten en andere gorigheid op te stoken tot een volwaardige dumpmaaltijd. De wallen onder zijn ogen hangen ongeveer ter hoogte van zijn borstkas als hij zich omdraait en herinnert dat we klanten zijn voor zijn, tja, feestmenu. Of we gerief bij hebben, wil hij weten. Inderdaad, op de valreep, want - slechte afspraken en totaal geen benul waaraan ons te verwachten - heb ik de voorraad kommen en
kasterollen uit de ouderlijke keuken in een wasmand gepleurd, voorbereid op àlles.
We moeten wachten. Frietmans vrouw, vanaf nu
Friteuse genoemd, is een spichtig mens, een naald met wat ooit borsten en heupen moeten geweest zijn. Droefgeestig bekijkt ze ons. Voorwaar, in de olie zijn krijgt ter plaatse een nieuwe betekenis.
De eerste lading gaat in de auto: het voorgerecht van zalm met cocktailsaus op het obligate groen gedrapeerd en duidelijk op voorhand klaargemaakt, gezien de lichtelijk oudroze kleur van betreffende saus, even oninteressant het dessert van chocomousse, alles in een grote platte bak die in de koffer gaat. De ketel met soep bewaak ik tussen mijn voeten. Zowel hart als ketel houd ik vast.
Van enige waaghalzerij gesproken blijkt de witloofsoep toch wel een voltreffer. Wie had dat gedacht! Alsof de banaliteit van beide andere gangen slechts tot reinste misleiding van de verwachting dienden. Ik lùst geen witloof. De garnalen die nog wat nazwemmen in dit hete bad, kieper ik bij een dankbare tafelgenoot, maar de soep, mensen, die eet ik tot de bodem leeg, mét een encore.
Zoals de hele omlijsting van het tableau doet vermoeden blijkt organisatie niet het grootste talent van Traiteur en Friteuse. Het is dan ook wachten op het hoofdgerecht. Daar komt een grote ketel met kroketten - hemel, hoe afwijkend kan je gaan? - en schotels met groenten. Ai, nog eens witloof?, boontjes, enfin de gewone resem die je meestal tegenkomt. En tot slot 'Het Vlees'...
Had ik de truc met de soep pas begrepen toen ik ze oplepelde dan had ik in ieder geval geen tweede surprise verwacht. De hazenrug is voortreffelijk. De rest best te genieten.
De wijn? Een Chileen, de derde ààngename verrassing van de dag: donker, robuust, met smaak tot in elke uithoek van de mond lang nadat ie al verdergutste. Ik herinner me waarom ik van leer houd en van tabak.
De naam? Qué Mas!