
Windschatten en woudsterven, heilloos punt ik ogen op je ogen, wacht tot je toeslaat. Je doet je luiken dicht.
Of je moe bent wil ik vragen, en ik houd me in.
Het kolkt geladen. Wacht ik wacht, mijn onderlaag geruimd.
Of je je vleespotten gieten wil, het vuur wil wakkeren, je karavaan verplaatst? Het brood is zwart en zuur met heel de wereld in zijn desem. Ik ruik het parfum aan je handen.
Ben je moe, vraag ik niet
meer.
Eén staat in de hoek haar voet te schuren of ze zou of zou of zou. Wat is vrije keuze? Het bozig ogige schouwen spreekt/zwijgt...
Of je me moe bent vraag ik niet
meer
je kan me stoppen. Of niet. Of doen alsof. Wanen flakkeren als hete tongen.
Ik geef je de geur van een tube verf. Echtheid in een blok hout, pitch pine met zijn lijnen, jij met beitel en burijn.... Ik open mijn kleed en zeg: Hier! en wijs de plooien aan.
Of je me moe bent vraag ik niet
meer
je kan me stoppen. Of niet. Of doen alsof. Wanen flakkeren als hete tongen.
Ik geef je de geur van een tube verf. Echtheid in een blok hout, pitch pine met zijn lijnen, jij met beitel en burijn.... Ik open mijn kleed en zeg: Hier! en wijs de plooien aan.
Je meesterschap
blijft
zonder weerga. Ik geef je mijn binnenste, kamers met rode vloeren, gangen zonder eind en altijd open deuren en vensters waardoor de wereld speelt. Monden en lippen als een O of een ruit van verlangen.
Mijn voorpoot schuurt kwaaiig in het zand. De schilder houdt af. De schilder schildert niet meer. Trekt hij slechts een lijn? Diep? Een dwarse lijn ten einde?
Zelfs die lijn komt er niet.
Of je me moe bent vraag ik niet
meer
Zelfs die lijn komt er niet.
Of je me moe bent vraag ik niet
meer
Het lachen houdt niet op.
Het kijven houdt niet op.
Aan deze kant ook niet het schrijven.
Misschien heb je me al dood verklaard zonder ik het weet. En zonder leedvermaak, onvermengd, das reine G....,
gewoon alsof je je geheugen hebt herschikt, het voorwerp weggeduwd.
Het kijven houdt niet op.
Aan deze kant ook niet het schrijven.
Misschien heb je me al dood verklaard zonder ik het weet. En zonder leedvermaak, onvermengd, das reine G....,
gewoon alsof je je geheugen hebt herschikt, het voorwerp weggeduwd.
Stond je er met je voeten op? Ik voelde het niet...
Heb je het verbrand? Ik voelde het niet...
Sloeg je het stuk? Ik voelde het niet...
Het, het, het...
Kijk mijn hand, het steekt en snel breekt ze, waar van binnen uit...
De snee blijft hangen, als de ogen van de kat tot het laatste. De snee die altijd blijft. En geen lievemoederen aan.
Hij lacht. Zacht. Toornig zacht en stroopt gestaag de huid waar het gat zich ..vindt en waar hij binnendringt met al geweld en macht. Zachtonzacht. Hij lacht.
Heb je het verbrand? Ik voelde het niet...
Sloeg je het stuk? Ik voelde het niet...
Het, het, het...
Kijk mijn hand, het steekt en snel breekt ze, waar van binnen uit...
De snee blijft hangen, als de ogen van de kat tot het laatste. De snee die altijd blijft. En geen lievemoederen aan.
Hij lacht. Zacht. Toornig zacht en stroopt gestaag de huid waar het gat zich ..vindt en waar hij binnendringt met al geweld en macht. Zachtonzacht. Hij lacht.
Het kijkt je aan, object, en schiet alleen met ogen, anders heeft het niet, de lippen dichtgenaaid, geplakt papier... de letter. Komt ze aan? Komt ze dan? Kom je dan? Die altijd komt en zal zijn?
Je hiel draait in de grond. Wacht! Maar neen, je lacht en klikt je voeten bloot en weg. Dag.
Neen neen... Ach. Er is niets dat ik vermag behalve(!).
Kijk... ik doe wat je me zei: ik kleed me uit, ik wil proberen naakt te zijn en bloot te herbeginnen. Je doopte me met... je ogen, je handen, je gerief. En Koffie.
En cognac. Je doopte me binnenstebuiten.
Er is geen dwarse lijn, ik zie ze niet, noch een rechte.
Er is zee, ruimte en oneindigheid.
En nu?
Ik verzuip.
Llano Estacado was vermaard om zijn dodelijkheid. Je hebt de bakens verzet, elke keer opnieuw. Ze hadden namen als: Komt nog en Mettertijd en dat ik Ongeduldig was. Tot je ze wegnam, allemaal - jij laat altijd alles open.
En nu?
Ik verdwaal.
De oude kleren die ik draag zijn koud. Ze vallen niet van me af.
En cognac. Je doopte me binnenstebuiten.
Er is geen dwarse lijn, ik zie ze niet, noch een rechte.
Er is zee, ruimte en oneindigheid.
En nu?
Ik verzuip.
Llano Estacado was vermaard om zijn dodelijkheid. Je hebt de bakens verzet, elke keer opnieuw. Ze hadden namen als: Komt nog en Mettertijd en dat ik Ongeduldig was. Tot je ze wegnam, allemaal - jij laat altijd alles open.
En nu?
Ik verdwaal.
De oude kleren die ik draag zijn koud. Ze vallen niet van me af.
Als ik op de dorpel zit komen ze soms kijken. Ze zeggen niets. Af en toe gooit één een steen. Ik vang hem, met mij ogen, met mijn borst... Maar meestal is het kijken. Ik hoor door honderd wanden hoe het verhaal zich voedt. Kromgroeit van één kant. Goed. Een rechte boom is saai. Ik rust op mijn eigen takken en wacht.
Uitgesloten, besproken, bekeken, genegeerd. en altijd naakt. Zoiets als... homo sacer?
Ach, werd het woudsterven niet zwaar overschat?
Rustig moest ik blijven.
Zei je.
‘Sovereign is whoever decides on the state of exception’
Ik jank een beetje.
Als een hond, weet je.
Je sprak: "Voorlopig ben je teef, ongetemd... en zo zal ik je behandelen."
Ik bijt.
(in de reeks god-dog)
en vele andere reeksen
Rustig moest ik blijven.
Zei je.
‘Sovereign is whoever decides on the state of exception’
Ik jank een beetje.
Als een hond, weet je.
Je sprak: "Voorlopig ben je teef, ongetemd... en zo zal ik je behandelen."
Ik bijt.
(in de reeks god-dog)
en vele andere reeksen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten