maandag 31 augustus 2009

vrijdag 28 augustus 2009

staren II


ἀστέρας εἰσαθρεῖς ἀστὴρ ἐμός· εἴθε γενοίμην
οὐρανός, ὡς πολλοῖς ὄμμασιν εἰς σὲ βλέπω.

Plato

Je kijkt naar de sterren, oh St(i)er.
Ik wou dat ik de nachtelijke hemel was
dan keek ik naar je
met 1000 ogen.

(zeer) vrij vertaald


staren


De zon warmt de bomen op. Ze lossen hun geur. Vooral de den bloedt en binnenshuis de chambranten. Hars drupt door de verf.
Ik denk terug aan de gombomen, hun aroma op een schaarse vleug wind of zwaar bij het passeren.
Brandend hout, verschroeide velden, vlammen aan weerszijden van de weg, de hitte van vuur. Doorrijden dus, stoppen absoluut verboden.
Het had een vreugdeloos circusgehalte, dat hier slechts in andere domeinen te vinden is.

De dag koelt af, het bed ligt open. Het zijn dromen die de lakens beschilderen. Ik zie je handen, je ogen.
Nacht en halve maan - sterren als muggen steken de hemel open: de Grote Beer - trouw - Perseus en Cassiopeia in het zuiden... Jij verbergt je elders.
Centimeters zijn oneindig, kilometers klein.

Zo stap ik blootvoets door je tuin, zoals ik deed voordien, geblakerd en vuil door barre tijden.
Ik wil je zien, je bekijken. Ik spreid me op het pad, hang me op in tijd en wacht.


ἀστέρας εἰσαθρεῖς ἀστὴρ ἐμός· εἴθε γενοίμην
οὐρανός, ὡς πολλοῖς ὄμμασιν εἰς σὲ βλέπω.

Plato

Je kijkt naar de sterren, oh St(i)er.
Ik wou dat ik de nachtelijke hemel was
dan keek ik naar je
met 1000 ogen.

(zeer) vrij vertaald



in reeks god-dog?
en
l'amour en plus?
en zoveel meer?

woensdag 26 augustus 2009

dinsdag 25 augustus 2009

's' gibt


Dat het ontploft! Wat doet dat daar?
Herlezen. Gevloekt. Hard. Schuin en pittig.
Oh ja, het lukt me om door jou, de wereld en wat andere prominente - euhm - dingen elke dag geraakt te zijn.

Weet je hoe dat voelt? Dat verse? Die bal in je maag, die vogel in je keel (think deep), die steek in het geslacht, die onverwacht binnendringt? Die klap, als je (ik) in mijn ( met mijn) rug (naar jou) sta(at) en geruisloos, maar des te voelbaarder slaat het toe.
Het is tot nu toe nooit oud, dat gevoel, nooit uitgesleten.
Vers als Koffie, zo voelt dat hier.

Heidegger zegt ergens iets als: "Taal is een gevaarlijk bezit, want ze geeft niet toe wanneer ze iets essentieels zegt en wanneer iets dat niet essentieel is."
Maar... taal is niet het enige eigenwijze dier.

Ik kan er van tegen het plafond gaan en tegelijk - ademen en ontspannen - is het... heerlijk.
Ik zie jou graag.

Vertalen is één, maar hoe te interpreteren?
Oh... het is gemakkelijk om naar de baas-knecht verhouding te gaan. Plautus' Pseudolus desnoods (161-165) en chop-chop en zo.
Of anders: als jij zegt 'spring' vraag ik dan: hoe hoog?
En dan de kok, die sauteert. Zie hem gaan zie hem gaan, vergeven is het voltooide van vergiftigen. En het heeft allemaal met donum te maken. Zet er een mi tussen en lees aan mij, de m'être? Jij.

Shitshitshit.

Ben ik onroerend goed: een steen die niet begrijpt wat je schrijft? Een vrouw die jouw achterhuis wil zijn - tuinhuis, boomhut, schelp of schoot..., sadeaans geïmmobiliseerd?
Ik blijf springen. Ik blijf die hond, die je hand wil voelen. Ik blijf gewoon dat beest.
Begrijpen doe ik niet maar liever dood dan ooit te moeten zeggen dat het niet de moeite waard is. Jij en alles wat je me bracht/ brengt.
Trommelaar, toon je dan toch!

De tekening/ schilderij die ik voor je wou maken schiet niet op. Ze ligt onneembaar in me. Het lukt niet. Nog niet.

Heidegger, de Ister, dat soort dingen. Was aber jener thuet der Strom, weiss Niemand.
Ik lees en er gebeurt een selectie in wat doordringt, waar iets van hangen blijft. Nu over de rivier en hoe zich die verhoudt tot tijd. Het verhaal van Ereignis en het terugtrekken van het woord, het es gibt om aan de horizon het zijn een presence te geven; het Schicken en dat het woord niet naar zijnden verwijst maar naar de taal zelf. En ik zoek een verband met Lacan, het Woord en het Reële. Het gelijktijdig voortgaan van de rivier in wat zal zijn en wat was, retroactiviteit.

Je woont aan een rivier, een 'gave', le don, es gibt. Water dat komt en gaat en op een plek er gewoon is. En dat dan niet metafysisch bezien. Niet als symbool of metafoor of zo.
Hoe ik het wéét dat je bent. Het weten van je er-zijn heeft niks met een beeld te maken.
Op elke bladzijde kijk ik naar jou en iets dat aan jou relateert kijkt terug. Soms weet ik niet eens wat.

Lezen, altijd meer lezen, herkennen, kennen, opzoeken en bouwen dan maar. Eerst het fundament. Tijd en ruimte en zijn enzo.
Het lukt. Het zal jaren duren. Dat ook.
Je bent ver en toch...
Het troost me niet, de tijd en het zijn en wat ik lees.
Nog niet.


hoofdstuk 9, § 8, pag. 18-21
in reeks god-dog?
en
l'amour en plus?
en zoveel meer?