
Dat ik voortdurend, of ik slaap of droom of niet, getimmer hoor, geboor, geklop... en niet eens meer weet waarvandaan? Is het echt of van bij jou? - pseudohallucinaties zou het kunnen heten - want dat stel ik me voor: hoe hard gewerkt er wordt. Dag na dag. En dat ik niet eens weet of je nog het verschil kent tussen en boek en een baksteen. Gebruik je je computer nog?
Ik zie jouw handen. Weet je hoe dat is? Zien dat niet-zien is, niet aanraken en toch geraakt blijven?
Ik sta op een omgeploegd veld met mezelf te spelen. Een zwarte hond vliegt naar me toe, poten op mijn schouders, muil op mijn keel. Roepen kan ik niet meer. En ik wil eigenlijk verdergaan met wat ik doe. Het beest sist naar me. De beet is voelbaar op mijn sternocleidomastoideus (een plek die ik bij jou verkies... dat weet je).
Ik verzet me niet. Niet dus op de manier die het verwacht. Geen ontsnappen, geen paniek.
We zakken op de grond, hij kijkt me aan. Ik aai hem. Hij is 'genormaliseerd'. Hij heeft twee meegaande vlechten langs zijn kop - uit een vroeger verband.
Klote! Waar is die wilde, lekke kerel? Getemd door een huis?
Ik aai je, je mag bijten.

hoofdstuk 9, § 4, pag. 30,5
(in de reeks god-dog)
en vele andere reeksen