
Als een uitdraai – woorden… overal. Slaap is de printer waar zowel aan de voorkant als vanachter de bladen uit blijven vallen: Leeg, zwart, met gaten, tekort, gekreukt, verfrommeld, kapot, gerafeld, gekerfd en gekrast, zelden gekleurd en if… dan met... ach… .
Slaap: niet in de nacht - niet in de dag, maar hinderlijk obstinaat als hij overneemt waar ik het af laat weten.
Ik lees de tekst, te traag – moeilijk, geen concentratie – en haak aan previous informatie. Te veel om goed te zijn, schreef hij. En hoe ik hem tracht te overtuigen dat dit wezen quasi empty is wat weten betreft. Te veel is dus onmogelijk.
Met mijlslaarzen stapt hij over het web waarin ik genageld ben, het boek onder zijn arm. De Kampioen van het Reële vangt me met beelden: een vraag hangt als waaiend wasgoed altijd klam te druppen: ‘of iemand thuis is?’ met tegelijk gedragen in de tropische zoom vol ongestreken ongedierte… angstzwangere woorden. Ik trek ze aan als kleren, ze jeuken in mijn lies, onder mijn borsten, mijn oksels waar de putsi eitjes groeien, zich in bobbels nestelen. Het vreet van binnenin… afzichtelijk, tot de builen barsten. Er rest nog een karkas.
Tekort, gemis, geknaag,… ik spat uit elkaar. Proces van dag na dag…angst, ik weet niet waarom. Ze zit te kijken als een beest met zwarte muil, ze gaat niet weg. Ze kwam samen met zoveel andere dingen die voordien niet binnen mochten. Nu komt alles zonder vragen, dat komt en dringt zich op… (zucht).
Het lege lijf, huis, la (…) n’existe pas, de trap die kraakt en wind die giert onder het gespante van zongebleekte ribben. Niemand daar… behalve jij. De eeuwige vraag… ‘Ben je er?’, terwijl ik weet: ‘Je bent er altijd’. En ik weet niet meer wat denken.
Onnavolgbaar stel je me gerust bij overdrive en toch laat jij waanvogels los in mijn hoofd, waar ze me de gekte in razen. Hoe moet ik je zinnen lezen? Met een spoor dat ruimte geeft? de echo van holle kamers? me opjaagt tot hallucinante waarden?
Ben je er? Ik lijk hier lichtelijk (?) gek. Alles raast om me heen... Ben je daar? Ben je wakker? Wat is er na de angst? Wat komt er na wat komt dat je niet weet? Waar ben je dan? Het is hier donker en koud. Ik wil je zien, iets horen, merken dat je er bent. Er rennen ratten in mijn hoofd en buik. Dit is als wormen die door mijn aders schuiven,
Zo zoeken zo elke dag opnieuw terwijl ik één ding wil: je zien en weer gedag wuiven. Verdomme toch. (P-C voor pasen). Ik wil je niet in angst of unheimliche dingen, tenzij… het moet.
Want jou, die niet Behemot is, vertrouw ik, met de eieren van de kaaiman. Ik wil je zien in diepten van oceanen en voorbij het goed en kwaad. Natuurgetrouwer dan dit kan niet meer… er is dit onvoltooid verleden… waar dag na dag een zachte vernieling me het zwart in duwt. Hier lig ik aan je voeten met een gebed om geweld: Kom alsjeblieft?
pasen interesseert me dus allerminst... link (ja klik), als ik het dan toch op één of andere manier móet zeggen. (en merci voor de aangever!)