
Naakt sta ik in een kamer
Ik kruip uit een oude huid. Met moeite, met vreugde. Naakt sta ik in een kamer. Met mijn ogen dichtgekorst kan ik slechts voelen, vermoeden... Ik dénk dat ik in een kamer sta. Mijn voeten zinken weg. Myriaden parels - de minusculiteit van korrels zand - persen zich tussen mijn tenen... Ik voel de aarde me dragen. Ik stá! Los van alles en iedereen stá ik. Ik ben. De lijn tussen mijn geslacht en mijn kruin is een vrije baan, een kanaal. Ik heb nu geen ogen nodig om te zien. Ik weet. Ik begin. Ik leer. Ik hoef niet te aarzelen. Er is geen twijfel.
Het blok aan mijn been
Ik kom de eerste tegen, het blok aan mijn been. Ik dans ten voeten uit… de amashako dreunt, het geluid van haar vel doorzindert mijn bloed als het infrasonore gedender van Nzou’s voetzool de aarde aan het trillen brengt en mijlen ver zich verplaatst… mijn bloed gloeit. Ik volg de ibishikizo, ik, de solodanser in de woestijn. Op mijn buik hangt de inkiranya. Ik sla. Het is de avond van de handen, de avond van de armen, de schouders, de avond van het hart. Ik sla en sla en sla, vlakke hand, platte hand, gebolde palm, enkel vingers, streel de drum, gesel ze, tokkel en bewerk, met vuisten, met vuisten… met vuur. Mijn bloed vloeit. Er is geen zenuw onberoerd, er is geen molecule onverplaatst. Diep, hoog, laag, onder, boven, links en rechts stap ik onbevangen… het blok wordt weggeworpen, het moet lossen. Het moet los. Ik ben los en vrij.
De dwangbuis
Ik kom de tweede tegen, de dwangbuis. Het is de avond van de armen, de handen, het hart. De dwangbuis knelt en drukt. Mijn pijnlijke schouders worden ongemakkelijk geforceerd. Ik ben daar niet, mijn lichaam is van mij. Bind me. Bind me niet. Verbied me niet, gebied me niet. Ik ben van mezelf. Ik dans, mijn lichaam beweegt als een slang, het lichaam zonder armen, ik zoek een pad, een weg. Weg. Weg van vroeger, weg van normaal, weg van allemaal, weg naar één. Zelf. Ik dans die weg en glijd en glip over zand en rotsen, van mijn kruin naar mijn geslacht, met benen die me dragen, verdragen, ver dragen, zo ver als nodig. De djembe vibreert, ik stamp het antilopevel, de lange windsels trillen los, de knopen openen, alles leeft bij de kenkeni, ik sla vanop mijn rug de stok, ik kronkel me vrij en speel en dans en leef. De rite moet doorlopen, dit is dougouba dya, dit is milah, zelfbevrijding…
De molensteen
Ik kom de derde tegen, de molensteen. Het is de avond van de schouders, de armen, het hart. De molensteen hangt en drukt. Ik begin te draaien, hoeveel ik daarvan houd. Ik lach als een gek, luid en waanzinnig, spreid mijn armen en ga door. Ik neem zoveel ruimte in als nodig. Ik draai en zie alles, alles wordt gezien en leeft in de wereld waar ik ben, waar niets om me heen kan, ik draai als een schroef en slinger de molensteen. De steen wordt een wapen en geen boze last. En wat me deert wordt weggemaaid, zonder spijt. Het bloed drupt tussen mijn benen. Het gloeit, het vloeit, het dampt en is van mij… het dringt naar buiten en druppelt slierten in het zand van de dorre woestijn… de rode klei, de rode olie, de rode mij ben ik. Ze kijken naar de gekke vrouw, de bedelares zonder schoenen, de borsten naakt de armen opzij, de steen, de steen die waait en maait en doodt.
De blik staat ruim
Ik heb geen ogen voor het evidente. De blik staat ruim met ogen dicht, de blik staat oneindig en nabij en alles tussenin van pijn en vreugde, van gekte en verdriet, boosheid en liefde als wat naam heeft en wat daar tussen zit, daar tussen ben ik, daar tussen als de slang, daartussen als de vrouw, daartussen als het kind, daartussen als de woestijn, daartussen als het bloed, de woorden, de man, gebruind, gekleid, amorf en toch aanwezig, vloeiend, stromend, bewegend, walsend, overweldigd en overweldigend, zonder meer….
De weg ligt open
De weg ligt open. Mijn voeten stampen, mijn handen vliegen over vellen, de sowrouba, de tama, de bata, de huid van één, over ruggen, over toetsen, over woorden, over groeven, over haar en vlakte en zand en ogen en stenen en papier en gebaren en stoppen niet met vragen, met gretig zijn. Daar slaat de cinturão tem mêl. Ik leg aan. Ik ben de slang die opgerold kan wonen in de kleine kamer. De kamer is de schedel van de vreemde in de woestijn. De gekte die ik zelf wil zijn.
1 opmerking:
14-12-2007, 08:21:57
krijg je daar echt meer levenslust door?
http://lonesome-zorro.skynetblogs.be
lonesome zorro
14-12-2007, 11:04:11
ahum
ik weet natuurlijk niet wat jij denkt, leest...
Levenslust is zelfs te klein voor wat ik momenteel krijg...
En het is niet door dit (ELW), wat slechts een futiliteit is en een armzalige beschrijving is van een ervaren, een zijn, maar niet noodzakelijk als dusdanig concreet werd beleefd. Ik stond bijvoorbeeld niet met mijn blote voeten 'in de woestijn', om te beginnen... :)
sodade
14-12-2007, 12:23:43
tja...
en ook niet te dansen en te drummen... maar wel op zoek naar jezelf...
http://lonesome-zorro.skynetblogs.be
lonesome zorro
14-12-2007, 19:28:40
drummen
Neen, drummen deed ik ook niet... dat is waar (hoewel in overdrachtelijke zin iets vergelijkbaars, denk ik net...).
Het heeft alleszins met een proces te maken.
sodade
Een reactie posten