dinsdag 5 februari 2008

reorganisatie der troepen


Deze plek is koud net als ik. Het vuur staat laag. De kilte nodigt uit tot hibernatie, terwijl de kikkers en padden, koud bij uitstek zogenaamd, in staat van ontregeling al op weg zijn naar het slijk waaruit ze weleer kropen, point of return, ultieme plek om te paren. (gedachte: pas toe op mensen! – vernietig het biotoop, gooi het broek vol met beton en weg, nageslacht voor eeuwig! – Andere gedachte: als al de mensen eindelijk eens uit het slijk kruipen! Och neen, laat maar. Wat exclusiviteit is niet slecht. Inclusiviteit ook niet, ten andere, maar dat is een ander discours).

Het is koud. Ik draag handschoenen zonder vingertoppen, drink warm water en draag twee jassen boven twee pulls en een t-shirt. Ik wacht tot vannacht voor ik wat wijn zal drinken.

Padden ja, en kikkers, naakter dan naakt. Onder al mijn namaakpels ben ik hetzelfde. Die gedachte blijft heerlijk. Het geeft niet. Neen, het geeft wel verdomme! Maar… ik kan lezen. Ik kan schrijven, me boos maken, lachen, roepen, zingen, dansen, als ik dat zou willen. Ik kan huilen, genieten van mijn eigen lichaam, van de nacht, de fantasie, boeken, kunst. Het kost me niets. Gelukkig heb ik wat verzameld de voorbije jaren, een noodrantsoen aan brainfood. Gelukkig is er een eiland waar ik af en toe kan landen of vanwaar iemand een oversteek maakt. Een woord, of twee. Onverwacht van aard. Gelukkig.

Het kijkt me aan, begrijpt het niet. Wil uit de verpakking. Het is woest, heeft geen boodschap aan zacht, lief en aardig. Het is de echte kant die is. Die overblijft als ik verdwijn. Het is de startvonk, de weg naar escalatie, het kanaal van het magma, de krater van de vulkaan én de explosie, de kracht, het vuur, de lava. Ik lever het mijn vel, mijn landschap, mijn oppervlak. En terwijl ik lever ben ik overgeleverd aan.

Ik ben niet gelukkig. Neen! Evenmin dankbaar of lief of vriendelijk. Ik ben niet haatdragend of bitter. Ik overleef vooral. Ik wou dat het anders was. Dat zoveel anders was, en dat is het niet. Ik hul me in een winterslaap en leef ondertussen verder. Ik ruik lekker (dat moet me meermaals van het hart, want …)… Het hart klopt alleen maar nu. Ik weet het niet voor morgen. Ik weet het niet.

maandag 4 februari 2008

rustig nu! kalmeer!


Aan de einder bij de maan
Tussen nacht en tij
zie ik ze:
verschillende strandpunten.
Daar eindigt het één
begint het ander.
Niet elk schip dat strandt
is een walvis.
Niet elke harpoen doodt.
Geweld kan machtig bevrijden.

Lakenpunt is geen rijwiel.
Je groene oog stil,
kijkt. Lacht even.
Je schrikt niet van het bloed
als ik roep van pijn
Ik hul me in je blik
en ver-egel.
Je blijft en dát je blijft
verzegelt tijd.
Andermaal slik ik
woorden. Schrik.
Omarm mezelf en snijd..
Waar ben je?
Zucht. Je bent er.
Je bent er wel.
Scharlakenrood.
Ver. Ver. Ver.
Je bent er.
(opgetrokken knieën omkneld,
wiegend als een olifant:
je bent er je bent er)

onmogelijk?


Daar is de ruime sneeuwvlakte en een voetenspoor. Schaarse tijden in woestijnen. De hut is koud, het vuur zwak. De mantel met gaten bedekt en de nap lek. Kruimels op een bord met schillen en zwart zaad, ranzig vet, de vuile buitenkant. Daar zijn de klippen te bestrijden, bergen te slechten, ruïnes van eer. Daar is het kader van het mislukte schilderij.

En tevergeefs … er drupt verf naar beneden. Drup, drup. Die ene druppel die begon te glijden, langzaam nu sleept mee, als ratten achter een vanger, het hele tafereel. Het is een leven dat zo niet geleefd moest worden. Het gaat teniet in grijze brij. Een strijd met strakke banden. Ketens, boeien… ball and chain. De nagel tekent vogelvoeten in vacuum rond mijn huid. Ik ben moe. Doodmoe gevochten voor nu. Erotiseren die handel… ja.
Je hebt – weer – gelijk.

Ik tooi me met mijn naaktheid. Waar niets is kom ik thuis in rode geur van wijn en schalen van pistache, onttrek me nu - het kan vandaag - aan cirkelzagen, passers, messen en stenen.
Mijn vorm is mooi. Waarom, waarom verdomme, het snijden, het passend maken? Hoeveel moet ik toegeven voor die ellendige boterham. Ik ga nog liever dood!

Het koor zingt:

Het is niet persoonlijk,
Het is niet persoonlijk sodade.
Er is werkelijk niets persoonlijks in dit al.
Hier heerst slechts vlakte.
Het platte algemene.
De zaag het mes de steen,
zijn louter instrumenten.
Je bent nu aangepast sodade.
Welkom als je wil.
het is niet persoonlijk hier.

zondag 3 februari 2008

brief aan Steve

Beste Steve,

Je vroeg me onlangs in reactie op een blogbericht of ze me wel goed verzorgen. Ik zal pogen een update te schrijven. Het is moeilijk, gezien de geringe beschikbaarheid van computer en internet. Gelukkig kan ik me ten allen tijde opsplitsen en mijn onzichtbare lichaam de nodige taken laten uitvoeren, terwijl het lijf aanwezig maar niet daar blijft.

Deze ochtend al vroeg wakker gemaakt. Het was een bewogen nacht. In de zaal met smalle bedden stonk het, naar angst, zweet en ammoniak. Naast me lag een vrouw de hele nacht te snokken. Zelf kan ik er ook wat van. Ik was een wolf en ben strategisch gaan huilen naar de maan. Ze wilden me terug in bed steken. Niet met mij, hè, dat gaat niet zomaar. Met drie en een halve man en ook nog een vrouw duwden ze me plat aan alle kanten. Tja, dat gaat zo als je niet past. Ze duwen je terug in vorm. Pfff. Alsof dat helpen kan. Weten ze dan niet dat het ergens anders weer uitfloept? Onnozelaren. ONNOZELAREN, roep ik nog eens hard, juist voor ze me immobiliseren. Lichaam - dat is gemakkelijk – wordt ingerijgd. Dwangbuis. Het trekt verdomde hard aan mijn schouders en het duwt mijn borsten plat. Dat is bepaald niet comfortabel. Het is verkeerd gedaan. Enfin. En de mond dichtgenaaid natuurlijk. En dan op bed met de lakens strak. En met duizend touwen. En kettingen ook. Enzovoort. En dan ben je worst. Het zal me dus worst wezen is een uitdrukking die dan wel het overdenken waard is. Ze staken me vervolgens in de isoleer, waar ik uit de stank was. Heb waarempel ook nog geslapen. Platgespoten natuurlijk. Nu is het licht. Er zitten ijzers voor mijn venster. Ik kan er niet aan. Ik doe dus maar alsof ik met mijn gamel langs de tralies ratel. En met mijn mond imiteer ik het geluid. Lekker toch. Heibel, kabaal.

Ik wou hier natuurlijk liever niet zijn, maar Steve, je vroeg of ze me goed behandelen. Tja, Steve, wat denk je? Er zitten wormen in het eten. Voor een vegetariër niet zo interessant. Ze zijn nog ongewassen bovendien.
Straks krijg ik een bad. Het eerste deze week. Zo een met een deksel op, zoek het maar op hoe dat gaat. De lakens zitten dan als een knellend verband. Ze lossen je als een schip. Ze noemen het een tonicum. Maar ja, dat is faradisatie ook hè. Dat is dan het volgende. Omdat ik vannacht stout ben geweest, zal ik de hele batterij in ontvangst mogen nemen. Pfff. Dat doen ze zo naar willekeur. Niet dat dat bij mij zinvol is. Ze moeten hun boeken nog eens nalezen. Maar ja, zoals overal: de apen staan hier aan het roer. Ben jij een aap , Steve?

Kan je me wat eten brengen Steve? En warmte? En geld, vooral veel geld.

Nu ga ik me terug met zinniger zaken bezig houden. Ik had gedacht aan een duik in Geweld. Of in een schilderij van Bosch. Of in de Geschiedenis van de Lelijkheid. Of ik ga wat op-scene foto’s maken. De kunst is het te doen en het toch niet te doen. Maar je snapt wellicht niet wat ik bedoel.

Sssssss – Steve, ik moet stoppen. Er gaat hier een en ander gebeuren. Misschien geraak ik terug in de tijd. Het is hier weirde boel, man. Die computer is een anachronisme. Maar ja, wat kan je dan ook verwachten.

Rauwe groet.

sodade

vrijdag 1 februari 2008

liedje

sodade toog ten strijd
verkende de arena:
De kolossale maatschappij
met al haar schertsfiguren:
Dorre platte structuren
De orde van het vlakke,

Daar is de cirkel..
Kleine cirkel rolt
overal ter wereld.
In een jaszak of op straat.

Cirkelzaag halveert vakkundig
van tussen de benen
door het corpus callosum
rechtlijnig.
Yeah!
Algemene deler.
De ogen kijken naar de stukken
vervolgens naar sodade.

Het koor zingt:

Het is niet persoonlijk
het is niet persoonlijk
sodade, het is niet persoonlijk hoor.
leg je stukken bij elkaar.

Oh yeah!
Daar is de driehoek dan .
Scherp, het mes van Stanley.
De plek van delta,
de heuvel van Venus.
Plakje voor plakje
wordt gevild.
Bloederig, pijnlijk.
Algemene deler
Yeah!
De ogen kijken naar de huid,
vervolgens naar sodade

Het koor zingt:

Het is niet persoonlijk
het is niet persoonlijk
sodade, het is niet persoonlijk hoor.
Schraap je vel in goede vorm.

Oh yeah!
Daar is het vierkant,
de wetsteen,
lex – si – lex.
Wet het mes tot aan het heft,
het lichaam tot op het bot,
sulci en tuberculi gepolijst,
oorprong en aanhechting

Verwijderd.
Algemene deler
Yeah!
De ogen kijken naar het bot,
vervolgens naar sodade

Het koor zingt:

Het is niet persoonlijk
het is niet persoonlijk
sodade, het is niet persoonlijk hoor.
Berg je in het knekelhuis.

Oh yeah

Het koor zingt:

Het is niet persoonlijk,
Het is niet persoonlijk sodade.
Er is werkelijk niets persoonlijks in dit al.
Hier heerst slechts vlakte.
Het platte algemene.
De zaag het mes de steen,
zijn louter instrumenten.
Je bent nu aangepast sodade.
Welkom als je wil.
het is niet persoonlijk hier.

de ogen opent dan sodade
en in weerwil van de orde,
de knoken op een rij,
de huid mooi uitgestald,
de symmetrie der helften,
- blaast tot bomen hellen
zingt tot schepen zinken -
verzamelt al dat eigen is
en verrijst.

Individueel,
heel.
Geheel(d).

het koor:

Daar is een hoek van af, sodade.
Je past niet meer bij ons.
Je bent het blik met de deuk,
Je bent de kapotte steen,
Je bent te zeer afwijkend.
Ga nu!
Verdwijn!


sodade
is niet langer plichtig.
Aan de kant voortaan
lacht ze.
Ze denkt:
“Leck mich am Arsch“gij allen,
en toont nur noch de achterzijde.

Het is niet persoonlijk, zingt ze.
Het is niet persoonlijk hoor.
Dat ik u die kant presenteer.
Het is hoegenaamd niet persoonlijk.
Ach waarempel, niets persoonlijks is daarbij.
Oh yeah.!

En in de dagen
in de nachten
in kronkelend festoen
in honderdduizend kleuren
in ongebreideld denken en leren
in tijd, in ruimte en in zichzelf
is ze vuur, explosie, water dat stroomt
met geweld,
verzengt, naar beneden
haalt en tegen alles in.

sodade?

Tja, het ding leeft!