Posts tonen met het label woorden. Alle posts tonen
Posts tonen met het label woorden. Alle posts tonen

maandag 1 september 2008

wezen en wezen

Ik kan je niet meer zeggen wat ik droomde of toch, dat ik het je vroeg en je zei dat het kon als en dan, dat je huilde en dat ik je droeg en zachter legde, omdat het te pijnlijk was. Wens en verlangen.

Die door nachten gaat de uren wakend al mijn denken reflecteert en elke droom verbuigt niet tot de Ander maar de mijne.

Dat je liep op stokken en als een bankstel bewoog.
Ik dek de spiegels af. Maar kijk, de lakens barsten. Niets verhindert dat ik in de afgrond kijk.

De wonde met de korst die zorgvuldig open blijft.
Reizen. In je zijn.

Ik raak je niet. Raak je niet aan. Alleen het kijken blijft, het eeuwig kijken.
“Verwacht je nog iets?”.
“Neen, maar ik hoop, want jij laat altijd alles open. Zolang je niet sluit… niet sluit…”.

Het omdraaien en met mijn ogen tasten naar je rug,
je klank van ‘nóg eens’ die zich entte op elke rauwe plek op mijn huid,
in elke veeg, elke vlek die haar volle palet nog vinden moest.
De ontplooiing van de tijd.
Dat ik bang werd en klein en reisde naar bestofte ruimtes van het geheugen.
Pák
-ruimte.

Ik kniel en wacht. Mijn knieën wortelen. Het duurt te lang.
Ik loop door glazen deuren uit, ik roep en tier en daag je uit.
Dagen verweesd, dagen gelassen, dagen explosief onhandelbaar.
Je blijft.
Je bent er, zwijgend en nog steeds.

Verweesd wordt weer verbaasd.




.

donderdag 1 november 2007

amfibool


Het is ochtend en ik houd me vast aan een kop koffie. Het bed was goed, lekker warm, lekkerder dan het mijne. De nacht kon langer duren dan gewoon. Verder leek alles bizar. Waarom ik daar zat, hoe ik daar kwam en hoe ik dacht: ik heb een vreselijke kater!

Mijn ogen dwalen naar rijke rijen boeken en mensen.

Ik hang vast aan ogen van schitterend amfibool, gevlamde eb en mahonie, vingers die in een baard plukken, handen en armen die onverwacht explosief gesticuleren en woorden, uitdrukkingen, tussengooisels als ‘pff’ en ‘oech’ en lach en gedachten kleurrijk boven de glazen tafel schilderen, om daarna even plots stil te vallen in een schoot van magere benen die zelfs om elkaar geslagen nog toelaten dat beide voeten de grond raken. Ik wil mijn handen op die knieën leggen.

Ik houd me vast aan een kop koffie. Zwart legt hij een isolatielaag tegen mijn binnenkant terwijl ik mij uiterlijk als vanouds niet laat kennen. Tenminste, dat denk ik. Ik stort een bodem in mijn maag, een shot cafeïne, om me niet te verliezen in gedachten van 'utterly confused'.

Een vrouw beweegt, die rusteloos zorgt. Ik zou ook haar graag nader zien. Het is een stroeve situatie. Ik kijk haar achterna, plak mijn blik op haar rug en denk aan haar handen. Exemplaren waar een vrouw slechts mee gezegend kan zijn. Zij heeft een hoofdprijs denk ik, terwijl ik ze tracht te (be)grijpen met mijn ogen, om zeker niets te verliezen. Ik voel met mijn zintuigen, de warmte, het droge grote comfort, het reliëf van groeven, gewrichten van ‘arbeid’. Handen die nu onzichtbaar bij hun drager blijven.

Ze loopt binnen, dan weer buiten.
Het valt me op, hier aan tafel kijken twee mannen haar achterna. Het heeft iets… vragends (Waar loopt ze heen?). Iets hulpeloos bijna. Zeker van de ene. Iets van: ‘Laat me niet achter. Je komt toch wel spoedig terug…”.

En dan is er zelfgebakken brood. Van die andere, haast vogelachtige handen, als kieviten op een veld, met onnavolgbare vlucht - dat duiken, zwenken, stijgen, rusten….
Ik had gezegd: “Ik wil ze zien en voelen”. Dat mocht en deed ik dus. Als haast het enige toelaatbare.

Ik palpeer ze beiden (zou mijn ogen willen sluiten) en voel ze als braille. De nagels, het bot, de huid, het vlees van de muizen. Ik navigeer als vanouds tussen metacarpalen, vind snuifdoos en webbing. Zoek de ijkpunten, maak een mentaal plan en hang alles vast in mijn eigen vingerprent.
Dat ben ik, prentenverzamelaar. Van onzichtbare platen. Het handencabinet…
Met kijken en voelen van handen als puur genot.

Gisterenavond lijkt onwezenlijk.
Boven de kruimels van het brood, denk ik: “Did I overstay my time?” (Bij het afscheid wordt me duidelijk van niet). Ik maak mijn vesting terug rond, sluit alles dicht door de handen samen rond het brood te leggen. Daar sluit de cirkel, het fort, de ton, de noot.

Zij vertrekt en geeft een hele warme hand. Ik voel…

Eerlijk was mijn verlangen, duidelijker mijn hoop: Een mens leren kennen, misschien vrienden.

Ik kijk van binnen naar buiten. Alsof ik er zelf niet was. Mijn ogen zijn daar gebleven, op dat gezicht. En als met een laserpen snijd ik lijn na plooi, de baard, de lange nek daaronder, kwetsbaar als Nzou’s plek.

Er dwarrelen letters en woorden, geprojecteerd in beelden op muren, boeken en plafond… in mijn onrustige hoofd, maar het gevoel is goed.