maandag 11 juli 2011

IV - mes mois

I admit... Contra quos omnis dicendum breviter existimo. Quamquam philosophiae quidem vituperatoribus satis responsum est eo libro, quo a nobis philosophia defensa et collaudata est, cum esset accusata et vituperata ab Hortensio. qui liber cum et tibi probatus videretur et iis, quos ego posse iudicare arbitrarer, plura suscepi veritus ne movere hominum studia viderer, retinere non posse.
Stradivarius jaagt op virale paarden langs het strijken van de stok, haar van drift daalt en rijst. De viool krijst zo surreëel dat Magritte er geen kluif aan heeft. Een allergie voor geluid filtert, selectiviteit onder een doof mom. Niet horen, beter luisteren. Hoe vult de ruimte met het voorwerp stem. Waar ze was is ze nu niet. Het object, stem, verpulverd, forensisch gereconstrueerd... lief-gekoosd, -gekooid, in zwijgen. Stem, je was op de vleugels van handen, vogel op een veld van tafel en schoot. Taalzijn, je vracht verlangen. Voorstembaarheid - ontgoocheling als een spiegel glas blijkt, of een spiegel toch gelijk. Het niets willen in de trein, de stultifera navis met loco-motief van je zoeken.
Achter je verlangen staan, zei je, is je verlangen een adres geven.
Ad-rest een naam, getallen en wat zee. Je praatte, vergat te spreken en ik wist niet wat of niet. Rook. Alleen het wit en blauw was fake. Wat wou je dat... ? En dan? En dan? I wog da dog i wog da dog i wog da dog en tuur over de vlakte. Sekuru, je weet wat er niet groeit, je kent haar onderhuidse terrein, geen beter geoloog dan jij, ongeolovige. Ik vraag me waar verdampte slagveren grafhof vinden. Zou het onder jaspis zijn, ingelegd met parels van geronnen bloed? Of is het inner dan zo? Dat staarten van paard en paard en paard wapperen op het water, aan en af? Ik was oceaan vandaag. Nooit noem ik je lief. Tussen ribben van koraal en de schelp die het bekken sluit zwoegt een portugees oorlogsschip geamputeerd toost ende uit, kaken sluiten. Niets van het zachte lippenvlees geeft in en woorden forceren zich geplet een weg naar buiten. Ze smaken zout. Nu is het pauze, ochtendtheorie. Agenda heb ik niet. Wakker worden en weten:





hoofdstuk 7 - 11
ondervlakte - onderwater - subspace enz

zondag 10 juli 2011

enquiry into the origin of

"Het syndroom van Turner is een chromosomale afwijking. Het komt alleen voor bij vrouwen en is ook beschreven bij muizen en paarden."
(Wikipedia)




hoofdstuk 7, §11
hoofdstuk 8, §4, p. 23
hoofdstuk 10, §8, p.
hoofdstuk 11, §7

vrijdag 8 juli 2011

III - mais toi

Zalig...Haec dum Dardanio Aeneae miranda videntur, dum stupet, obtutuque haeret defixus in uno, regina ad templum, forma pulcherrima Dido, incessit magna iuvenum stipante caterva.Qualis in Eurotae ripis aut per iuga Cynthi exercet Diana choros, quam mille secutae hinc atque hinc glomerantur Oreades; illa pharetram fert umero, gradiensque deas supereminet omnis; Latonae tacitum pertemptant gaudia pectus: talis erat Dido, talem se laeta ferebat per medios, instans operi regnisque futuris.
Zalig hij die een citroen doet eten en als bekentenis zoet verkrijgt, zalig hij die als een franse dichter, zalig hij die leesten leest, gebeden bedt en weet dat de koe boos is. Die benedictus met vier magen kent, zalig hij, zalig zij, en gedachten zwellen bij wat alsen, ze rekken en breken en intgeen rafelachtig waait klinkt komtnogmettertijd. Een malachieten parel touwt de onderdelen ook als een storm ze martelt of de zonnig zwarte nacht zelfwettelijkheid zingt, enig wat. Buiten concurreert een hese doffer maar de baard op je keel liegt niet, in tegenstelling tot de afwezigheid van hoge hielen, schoen-tjes van onzekerheid die onvindbaar bleken. Wat zijpelt geeft geen overlast, veeg ik aan tijgeringen van super-ego van tafel. Hij grauwt en toont zijn buik, wordt übermak als ik zijn ribben krab en afdaal naar zijn kruis. Hij draagt het waar en als een ander, hij, zij, jij... een collectieve plek voor man- en vrouwgeslacht.



hoofstuk 7-11
de textuur van het gerecht

donderdag 7 juli 2011

II - tais moi

La nuit.
Non eram nescius, Brute, cum, quae summis ingeniis exquisitaque doctrina philosophi Graeco sermone tractavissent, ea Latinis litteris mandaremus, fore ut hic noster labor in varias reprehensiones incurreret. nam quibusdam, et iis quidem non admodum indoctis, totum hoc displicet philosophari. quidam autem non tam id reprehendunt, si remissius agatur, sed tantum studium tamque multam operam
Tout change. De poolnacht met zijn tover wordt stil vervelend lang. Wachten is de kaken van een pitbull. Mengt van een teevee konijnen is een misverstand dat mensen heet. Dat er een woord voor is. En ik vroeg me af of hij Tellegen las, maar niet, psychotisch zei hij. Otis is een echo van een lift, dacht ik. Zij draagt een maagd maar is ze niet hoe zuiver water ze ook lijkt, als hij voor haar fontein speelt, de sater. Allemaal gezeik, fluistert het geklater, Mosi oa Tunya dondert van niet.
Buig ik mijn hoofd en schouders, knik ik mijn knieën en vouw mijn höp, open de vingertoppen rond mijn tong, de kringspier die getand tot de wapens zich keert. Cyceon dat om strategische redenen niet grieks werd geschreven, mes genoux doen altijd pijn, je sust me niet, je tssst te liever. Weet je hoe uitgewoond ik aan dit lichaam ben that is mixed up to the fles, dien thay pauw ko vlees. Er zijn mensen, de meesten, die alfa van sodade niet beten, en boven de meesten staat de meester. De prins van A vraagt niet, hij betekent.



hoofdstuk 7-11,
voetmatnoten en kleine sporen

woensdag 6 juli 2011

I - t'es toi

Alsof
Non eram nescius, Brute, cum, quae summis ingeniis exquisitaque doctrina philosophi Graeco sermone tractavissent, ea Latinis litteris mandaremus, fore ut hic noster labor in varias reprehensiones incurreret. nam quibusdam, et iis quidem non admodum indoctis, totum hoc displicet philosophari. quidam autem non tam id reprehendunt, si remissius agatur, sed tantum studium tamque multam operam
Een inleiding, dacht ik. Een begin, een midden en een einde. Stenen. Maar hoeveel?
Waar begin je met de Joden. Bijvoorbeeld.
Hoe doe je dat, met die olifant? Hoe ging dat ook weer?
Bercée chaque soir par la lune in een land waar nomaden dansen en jij, apostel van vlees, malle male malgré, geen evenwichtsact forceert op de twaalfde noot, de twaalfde nacht, de gevallene, het glas, de wanden van de cel, opties van de richel (twee? een? de tenen alleen? - eindeloos vallen), dacht je ooit aan hydraulica
bij hoge schoenen? Je déconne.

De dagen zijn dada. De voogd van leugens schuilt tussen nachten en weet: leugens zijn het niet. De schaduw van kracht is ook nog kracht en de vierde stal hinnikt vrije wil over achterwouden en onderzeese steden. Gehuil, harde beten en de grondslagen van het paardenbit. Hybride partikels sluiten de westerhersens met ruwe denknaalden. Ik zal je altijd strelen, je ego en je vel, puimsteen ben ik, de stroper in de kast. De werkplaats van maagden die onderdelen dealen waarop je waw kreunt of heerlijk en hoe sexy ze wel zijn. Het balletje is klein. Mijn mond nog kleiner. Je kan mijn spreken niet stuiten, dat kan alleen mijn vrije wil. Je bent de handleiding ik het spel. Onverzadigbaar de mond en zie je hoe zaad de daad vervoegt? Bezat je, zei Schoon van Lucht, onbezadigd bezat je wie o wie. Hun ogen priemen in Monaco en zout bijt de wortels van hun materie. Het waait harten. De wind belt altijd meer dan twee en door de keuken van het monasterium echoot het galmen in de bekkens van de kathedraal. Musculoskeletaal is dat niet mogelijk, schijnt, maar door de schaambeenvoeg zingt de akoestiek onwaarschijnlijk. Vraag het aan een andere vrouw. Dan ik. Lentevos op een eiland van waken, winterwolf die met zijn hoektanden mijn hart knauwt, je schaduwt voor, gloeit en schroeit na in elke plooi van mijmijmij (¡)
Besef je de belt van al de dingen die ooit je handen raakten. Ik graaide in de vagina van een vijftienjarige. Rot fruit, hard metaal, dode muizen, een roodborstkarkas, elephantdung, een ongewassen kerel, liefde die verloren raakte, verlangen dat verlangen bleef. Meer dan een verloren tampon zat er niet. Ze huilde dankbaar, achteraf.

Afgedwaald druk ik mijn lippen - waar wil je ze?

hoofdstuk 11,  - & §6 alle marges