Posts tonen met het label ruimte. Alle posts tonen
Posts tonen met het label ruimte. Alle posts tonen

woensdag 2 januari 2008

delen


Rechts is warm, links is koud – mijn oren…
Rechts is koud, links is warm – mijn handen…

Voor de rest heb ik het … koud. Ja. En moe ben ik. En gefrustreerd. En geduldig. En ongeduldig. Want beiden. Ik leef op een hele smalle twijg, op de rand van een blad papier. Met elke verkeerde beweging dreig ik me te snijden. Stel je voor: ik sta op het blad en val en recht op het scherp word ik in twee gedeeld… wat zou je dan krijgen… behalve knoeiboel? Twee helften en een leegte ertussen. Of een ruimte, iets duns, zo dun dat het niet bestaat. Ik glijd langs het blad naar beneden en daar voeg ik me weer samen. Rare gedachte. Het intrigeert me. Stel, stel dat dit kon, zou er dan aan het einde iets wezenlijks veranderd zijn? En neen, niet de anatomie. Ik ga ervan uit dat dat wel goed zit. Maar het zijn ?

En verder? Verder niets. Ik heb de hele avond al genoeg gedacht aan het ontbrekende. Het gat, de leegte, de ruimte, dat wat er niet is en wat daardoor constant bestaat. Dat kleine iets.
Nu ga ik een banaan eten.
En zwelgen in de rode wijn.
Wat ik daarna nog kan schrijven of fotograferen… als ik nog iets kan realiseren, of niets… het is van nul en geen belang.

Ik wil antwoorden, ik stelde reeds de vragen.
Ik ga nu in handenstand de kamer uit en warm mijn omgedraaide lichaam aan de stoof. De wijn zal in me blijven of niet. Dat ligt eraan hoe goed ik terug in elkaar gezet ben.
Misschien lek ik wel uit mijn…verticale lach?

zondag 2 december 2007

deuren


Zeven reigers zitten in de wei, eieren uit hetzelfde nest. Al jaren weet ik ze daar. Werkelijk. Reigers worden oud. Dit is dus geen verzinsel. En als ik ze zie zitten staren, hun kop in de diepe kraag van hun nek getrokken of met langgerekte bek in aanslag voor de vangst, dan denk ik spontaan aan hen als broeders. De analogie met de overbekende documentaire over een nest cheeta’s dat opgroeit in de Serengeti, vaak ligt te rusten op een ‘kopje’ en gezamenlijk jaagt, is dan nooit ver weg.

De Serengeti.... Ik zit weer in Afrika en reis naar het Oosten op Nzou’s rug. De woestijn strekt zich uit aan mijn vrije voeten. Ik sluit mijn ogen even en ben overal. En soms ook nergens. En niets.
En dan is er ruimte voor alles.

Er valt bladmuziek uit de lucht met zinnelijk klinkende noten. Harde slagpennen van overvliegende adelaars vallen als pijlen in mijn huid, als vingers die plukken aan een gitaar.

Ik sta in een zaal met honderd deuren. Hun opschrift luidt: Treed binnen. Ze staan op een kier of hun klink zit los. Op sommige sloten zit de sleutel, rijp om om te draaien.
Honderd deuren hadden er duizend kunnen zijn, als koopwaar in de supermarkt. Gemakkelijk, veel, banaal en onbelangrijk.

Er is die ene deur, zwaar gebarricadeerd, die waarop staat: ga weg. Die deur waarvan eenieder zegt: blijf daar vandaan. De deur die gesloten is door zogenaamde grenzen, de deur waarvoor je eerst moet zwemmen door een poel van natte ogen, de brij van sprookjes van suikerwerk en sinterklaas en heel veel lichtjes.

En dan is er de berg die ik beklimmen moet. Er is geen houvast. Een enkele voorganger heeft een dun spoor getrokken. Ik haak mijn vingers in het reliƫf dat hij achterliet. Af en toe dreig ik te vallen. Achter me reiken klauwende handen, zogenaamd om me te bevrijden, me terug te halen, me te wijzen op mijn plaats in het hok, de kudde.
En af en toe rijst een vuist hoog genoeg in mijn gezicht. Of ploft een mes in mijn onderbuik.

Niets, hoor je me, niets houdt me tegen. Ik zoek niet naar het pad dat niet gezocht moet worden, maar wel naar dat dat moeilijk te vinden is. En de deur, aan het einde daarvan, die deur wil ik binnen.

klik op afbeelding of ga weg.