
Kwam een man voorbij
daveren
de kanonnen. Zo na
om -na-
wenteling nog
de echo, onvangbaar
in armoe
van het woord. Ik
kruis mijn armen
over rafels
van het veldkleed dat hij liet. Nauwelijks
verholen het reële.
Ook de ogen
moeten dicht, de mond
genaaid, ontledemaat.
Onthand
en blind en naakt ligt
net naast mij
een blanco vel.
Het is al maanden leeg.
Wat gezegd noch geschreven
wordt veroudert
niet en
is toch eeuwig.
Schallende lach. Stultifera navis. Wel verdraaid.
(Ach, lachers hebben geen brood. Hahahahahahahaha.)
in:
onafgewerkte tekst
hoofdstuk 9, § 11, pag. 26-27
hoofdstuk 10
En god-dog?
en l'amour en plus?
en zoveel meer?