Blijven lachen (...)Qui autem, si maxime hoc placeat, moderatius tamen id volunt fieri, difficilem quandam temperantiam postulant in eo, quod semel admissum coerceri reprimique non potest, ut propemodum iustioribus utamur illis, qui omnino avocent a philosophia, quam his, qui rebus infinitis modum constituant in reque eo meliore, quo maior sit, mediocritatem desiderent.
Want zoals we weten is god een elugenaar maar dat is niet waar of niet van zin. Bestaat in een land niet en de letter d ontbreekt evenals het accent. Art though, ik krom mijn kin in mijn hand, nadenkend gebaar, het wrede theater, tater. De hond perst zijn drol. Alle honden zijn handen en ze maken rotzooi te veel. Zegt de voorganger - tout sérieux - dat wierook dient om de dode te eren. Ik knijp mijn neus van de lach en de stank van middeleeuwen is wierheid op die plek. Vergeten. Onder mijn voeten en onder de steen. Geen worm meer, geen kever. Maar daar in het midden van een kathedraal is de ontbinding uitgestald onder het bedrog van wie rook. Plantaardig orgasme, je bewerkt het toch nog, op een strand met kralen en gras. Verkies de ottomaanse harem of een hoerenkot, een stokjesspel met een japanse naam of een ministaat in europa. Droomde spaans en het verhaal: ze was te goed op stage. Onderzocht de onderkant waar gevonden een relatie met de stomp van haar vaders been, oraal, anaal, alle standjes. Overleven zou het heten. De accompagnerende lach blonk in de ogen. Ik zal geen vuile woorden gebruiken, zegt de lispelaar en tegelijk breekt de piñata op de scène. Hij heeft echt een hartelijke lach. Verwarmend in dit strontschip dat niet dienstig is bij de grammatica. Leven, leven... Geliefd is voltooid, lieven is v a n u. Er is wat in solitude gedacht, om het woord, de zwarte zon, de aarde erin en U. Taal heeft woestijn en zeldzaam oase. Ze jaagt. En de plaag vooruit van de vlakte, de kale. Wensten we vingers als mesjes en woorden als naald om het gewaad. Hechting. Kant. Broderie. Een stem, fiorituren. Woest, eenvoud, einders en toeval na de eindigheid. Er zijn vier velden. Geologie van hersens levert occasioneel zilver tussen kalk. Dat is een kogel. Fungaal muf en verstorven. Niet hier. Niet hier.
Daar ook
hoofstuk 7-11
Wie rook tussen tranen?