maandag 29 juli 2013

bouwverlof I - het breken van bananenbroed

ik tel van 11 tot 1001
- een vrouw ligt in een kleur van kussen half op haar rug met het bekken gedraaid, paarse, donkerrode en donkergroene tinten met wat wit en oker. ze wacht
- een brandende lucifer nadert het sleutelgat
- drie filosofen staren naar een punt in de vijver. ze dragen hetzelfde pak. ze zijn beperkt tot wit en zwart. toch is dit alles.
- op de hoek van een schouw staat een bakelieten telefoontoestel. de draad leidt naar het eergisteren van eergisteren.
- de trap van zwart en wit reikt tot in het blauwe van een lucht op een zwart-witte foto
- de vrouw ligt nu naakt. ze slaapt. haar boek ligt op de grond. ze weet niet dat ze geschilderd wordt. maar het is wel waarvan ze droomt.
- er is een manier om sneeuw te schilderen in de bergen zodat die zich met de wolken vermengt. de bergen lijken kalligrafisch bezaaid. er bloeit lavendel aan hun voeten. hebben bergen tenen?
- de vrouw haar borst wordt opengesneden. ze kijkt toe met een lichte buiging van haar nek. haar ogen zijn dicht. ziet ze ziet met haar huid. misschien een vraagteken.
- een lieveheersbeest loopt als een mini-verkeerdgevlekte koe over letters op zoek naar een lievevrouwsbeest. de letters wijzen een andere richting aan.
- de sleutel naar het eeuwige leven heeft een rare geur
- de vrouw duikt onder water. ze is niet langer vrouw, maar vlek. geen borst te zijn.
- er is een tuin en een zetel met algen begroeid. de trap loopt alleen maar omlaag
- hoe zit het met schuim? kan je daar vlees van maken?
- dit gat in mij ontsnapt, of het nu ochtend is of ochtend.
- het leven is een kolk met ogen onderaan
- door de deur drijft het bloed dik en rood de kamer in, Occupy
- alles gaat vlotter op glad vel. het kaalgeschoren veld is oneindig in de blik van de toeschouwer
- het hart ligt open en bloot op tafel. het klopt nog. na.
- het pad naar het oerwoud ligt bezaaid met zussen en broers, kinderen, de voorvaderen. bloed kruipt waar het niet recht kan staan. wat een bo.el.
- er is maar één  stier nodig.  het zand kleurt rood.
- soms zijn grote haken beter dan kleine. wat er tussen staat wil liever ontsnappen.
- je was zo lief
- nierdoorvorsers hebben gelijk, de handen geboeid boven een Y. en de kuiltjes, ze spreken
- dit vreemde woord is als een man in rood, het hoofd bedekt met kap. in de ene hand een kandelaar en in de andere de vrouw. hij zeult, zij verzet. zich.
- wil ik de middelen kennen van beide partijen?
- rood neemt hand over hand het terrein in van de rug, de vingers diep in het weerbarstige
- soms is een mens niet meer dan een vlek. bepaalde vlekken zijn onverwijderbaar. Wat een geluk.
- plots zie ik mijn stad en zie dat het mijn stad is. je. ruza.
- wat is een vrouw?
- je klopt. eindelijk dan. wat een gezicht!
sporen, anterieur aan dit zijn, in dit zijn. voren.







hoofdstuk 7, § 11, p. 11
hoofdstuk 13, § 7, p. 14, 18, 21, 25
hoofdstuk 13, § 7, p. 28  #bouwverlof 

donderdag 11 juli 2013

spreek ik Ajanees, of wat?

298.
Seufzer. — Ich erhaschte diese Einsicht unterwegs und nahm rasch die nächsten schlechten Worte, sie festzumachen, damit sie mir nicht wieder davonfliege. Und nun ist sie mir an diesen dürren Worten gestorben und hängt und schlottert in ihnen — und ich weiß kaum mehr, wenn ich sie ansehe, wie ich ein solches Glück haben konnte, als ich diesen Vogel fing.
Friedrich Nietzsche - Die fröhliche Wissenschaft, Viertes Buch 276-309


 הֲבֵל הֲבָלִים אָמַר קֹהֶלֶת, הֲבֵל הֲבָלִים הַכֹּל הָבֶל. 


Toen ik danste in Singapore en Casa di Alataro bezocht, de staalstructuren van vleugels en huid met hun lineaire en quadratische wetmatigheid, de vrijheid tussen de vlaktes verkende en geïnspiraliseerd doppen uit flessenholen wervelde, de halzen, nomadisch, gedisloceerd, alles voor de liefde, tutti, of toch quasi, wetende: de toekomst is net gepasseerd - op hoe hoge benen? - had je me moeten zien: met welke lach van buskruit en zonneschijn? Stijgen op de thermiek van het x-jarig creatief gebaar. Een arend in het zwerk taxeert de logica van de modaliteiten. Probeerstenen als eilanden van een andere dag hermetisch beschermd door ruige wolken dwars door een continent van bloedende harten, waar muizenbeten trager dan de arend aan de lever, knagen aan kamers en zwoegende boezems, expanderen om als de bomen in de lente hun bladeren hun parasieten uit te werpen, maar niet als het blad gehecht te laten, ze weg te snijden als de tumoreuze enten die ze zijn en de blauwe camera registreert briljant dat overblijft. Vakkundig geslepen.
Werden ambassadeurs geäppeleerd, representanten van andere ingewanden, nu het paradigma verschoven is, verschuift? Het waren diplomatische ruimten in een haveloze kast, antiek en houtwormgebeten met nog wat kant, genoeg voor een marge van zijgedachten, brokaat en de rimpels van botswana-agaat. Hoe anders dit cruë theater in zijn obscene kracht, waar het hart het grootste niets meer is en de wereld naar de maag marcheert, de charge van aanstomende terreinen. Zouden dit echte gesprekken zijn, onder het azuurblauwe tapijt? De ooggetuigen op de vleugels van botermotten (behemotten?) en honingaandragende vliegende paarden uit de Nijl. De fictie zo groot als een wurgende anaconda rond het paaltje van pijn. Kunnen we titelloos bekennen? Ontwricht in waterweiden? Moeten we op rijmwijsheden een dag construeren, een nieuw beeld om mee te beginnen? Gonzen bijen de lucht tot materie?
Ik bind de katernen van gerecycleerd morgenrood tot minder vrolijk weten. Heil de suprematie van het vermogen te pacificeren - erotiseer die handel - en het ademende lichaam te stutten in wat uit openingen glijdt, fatale fouten die nooit tot wasdom komen, en overvloed, weelde en exces. Dit is een andere staat van schrijven. Een parallax, een universum naast het lood, met vreemde polen, zonder noord of zuid, waar tijd geen wetten volgt, gewetenloos ver-niet-igend wat is, vervuld van élke mogelijkheid.
Waren er binnenoorlogen of goden van nijd? Virtuoos, vir.tu.eel. draken- en damesvliegen als weleer ten tijde van Joris. Wisselverhalen worden verteld bij een tóch van vuur, de warmste ademstoot lansrecht ondanks dit kijken door een periscoop als we zo ondergronds nog leven, zo stil en te niet, de vuile hand geheven voor de kruimels die hij geeft en elke korrel niet minder dan goud. Zo is het simpel stormen te riskeren en het belangrijkste te hertekenen tot een reuzeminiatuur, basisprincipes van overleven, het voedsel van een astronaut, een universum in een tablet. Oerdrang in schaduwbeelden, het geweld van de o-vuller, het geschonden boek een nieuw gezicht gegeven. Kunnen we kleuren in een klassieke tekst? Een inleiding tot mengselleer? Bestaat er een revolutie op de Maan? En kunnen blauwe mensen Rammstein zingen? Houdt nachtrag auto's tegen? Zijn reuzespinnen en verzinsel of zitten ze in een suikermachine? Ik draag een jurk van levende bloemen. Nooit nog kom ik dit water uit.




hoofdstuk 7 - 13
after finitude
Tout peut très réellement s’effondrer – les arbres comme les astres, les astres comme les lois, les lois physiques comme les lois logiques’ (QM - AF 73)

donderdag 4 juli 2013

Nerval





google-afbeelding


hoofdstuk 7, §10
hoofdstuk 13, § 6, p. 30 
Le Prince d’Aquitaine 



woensdag 3 juli 2013

prétre et putain























Rochelle Owens - Hermaphropoetics 
via Poems and Poetics
 

hoofdstuk 7, §10
hoofdstuk 13, § 6, p. 30