ik tel van 11 tot 1001
- een vrouw ligt in een kleur van kussen half op haar rug met het bekken
gedraaid, paarse, donkerrode en donkergroene tinten met wat wit en
oker. ze wacht
- een brandende lucifer nadert het sleutelgat
- drie filosofen staren naar een punt in de vijver. ze dragen hetzelfde
pak. ze zijn beperkt tot wit en zwart. toch is dit alles.
- op de hoek van een schouw staat een bakelieten telefoontoestel. de draad leidt naar het eergisteren van eergisteren.
- de trap van zwart en wit reikt tot in het blauwe van een lucht op een zwart-witte foto
- de vrouw ligt nu naakt. ze slaapt. haar boek ligt op de grond. ze weet
niet dat ze geschilderd wordt. maar het is wel waarvan ze droomt.
- er is een manier om sneeuw te schilderen in de bergen zodat die zich
met de wolken vermengt. de bergen lijken kalligrafisch bezaaid. er bloeit
lavendel aan hun voeten. hebben bergen tenen?
- de vrouw haar borst wordt opengesneden. ze kijkt toe met een lichte
buiging van haar nek. haar ogen zijn dicht. ziet ze ziet met haar huid.
misschien een vraagteken.
- een lieveheersbeest loopt als een mini-verkeerdgevlekte koe over
letters op zoek naar een lievevrouwsbeest. de letters wijzen een andere
richting aan.
- de sleutel naar het eeuwige leven heeft een rare geur
- de vrouw duikt onder water. ze is niet langer vrouw, maar vlek. geen borst te zijn.
- er is een tuin en een zetel met algen begroeid. de trap loopt alleen maar omlaag
- hoe zit het met schuim? kan je daar vlees van maken?
- dit gat in mij ontsnapt, of het nu ochtend is of ochtend.
- het leven is een kolk met ogen onderaan
- door de deur drijft het bloed dik en rood de kamer in, Occupy
- alles gaat vlotter op glad vel. het kaalgeschoren veld is oneindig in de blik van de toeschouwer
- het hart ligt open en bloot op tafel. het klopt nog. na.
- het pad naar het oerwoud ligt bezaaid met zussen en broers, kinderen,
de voorvaderen. bloed kruipt waar het niet recht kan staan. wat een
bo.el.
- er is maar één stier nodig. het zand kleurt rood.
- soms zijn grote haken beter dan kleine. wat er tussen staat wil liever ontsnappen.
- je was zo lief
- nierdoorvorsers hebben gelijk, de handen geboeid boven een Y. en de kuiltjes, ze spreken
- dit vreemde woord is als een man in rood, het hoofd bedekt met kap. in
de ene hand een kandelaar en in de andere de vrouw. hij zeult, zij
verzet. zich.
- wil ik de middelen kennen van beide partijen?
- rood neemt hand over hand het terrein in van de rug, de vingers diep in het weerbarstige
- soms is een mens niet meer dan een vlek. bepaalde vlekken zijn onverwijderbaar. Wat een geluk.
- plots zie ik mijn stad en zie dat het mijn stad is. je. ruza.
- wat is een vrouw?
- je klopt. eindelijk dan. wat een gezicht!
sporen, anterieur aan dit zijn, in dit zijn. voren.
hoofdstuk 7, § 11, p. 11
hoofdstuk 13, § 7, p. 14, 18, 21, 25
hoofdstuk 13, § 7, p. 28 #bouwverlof
maandag 29 juli 2013
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten