hoc facillime perspici potest: Constituamus aliquem magnis, multis, perpetuis fruentem et animo et corpore voluptatibus nullo dolore nec impediente nec inpendente, quem tandem hoc statu praestabiliorem aut magis expetendum possimus dicere? inesse enim necesse est in eo, qui ita sit affectus, et firmitatem animi nec mortem nec dolorem timentis, quod mors sensu careat, dolor in longinquitate levis,
Mijn kleed brandt. Ik lach. Er is geen gevoel. Het kleed moet uit. Te traag toch, al te traag. De nächste nacht is het het huis. Weeral: gelach: "Geweld, stort uit my voete". De rozen zijn gek, ze warren en torsen - wat? - dwangbuizen, riool met ijzerslot. Geuren mengen zich. Deze cocon - de stottering van iets onmogelijks dat mogelijk moet worden - wil. Lichaam, ik/ haat/ je/ duizend halleluja's. Zal ik me tonen vandaag, tooien met je - ja - tja? Het doet zachter pijn want julizwart schalt door: Gîtengoe (-engoe, -goe, -oeoeoe) zingt op kapotte sandalen - indische makelij - gerecupereerd in het sterven van een droom. De slaande deur perst een schorpioen. Giftig stuwt en spuwt de staart. Dat het een verwandeling was en naakt. Stuten. Waarvandaan? 50 tinten. De spiegel is te kort de wc vuil. Drie paar, van leer met dunne vlechtjes, geregen maar doortrapt, drie nodig voor de wijn, het vat dat porto wordt. Panem et drievuldig wordt geroepen die nog Constantinopel zoekt. "Mijn vader slaat dat kind" (beweert ze tenminste - ongehoord). Gîtengoe en niet vrolijke vrienden. Er is stilte in de vorm van een hoekig mesblad. Venomenaal.
Maleisië.
Dan toch?
hoofdstuk 7, § 11 - A. Krog
hoofdstuk 10 - 11
hoofdstuk 12, §2, §7, p.9 e.v.
Is this the real life? Is this just phantasy?