
Bewegen. Bewegen op muziek - hoe aanlokkelijk weer, nu hoofdpijn en loomheid plaats hebben geruimd voor energie. Ik kan niet ontkomen aan het feit dat armen en benen hun eigen gang gaan, dat het bekken een wil heeft, rug en nek volgen en het hoofd slechts toekijkt en ach... ja zelfs met de ogen dicht.
Ik draai... de oneindige draaibeweging in de woestijn. Telkens opnieuw verdwijnt de wereld en word ik centrum. Het maakt me helder in beleving. De snelheid is duizelingwekkend, maar slechts het vertragen doet draaien. Weer draaien, blijven draaien. Armen zweven hoog, laag, gebogen, gestrekt terwijl voeten mechanisch haast elkaars plek innemen.
Er is een moment die dag van confrontatie. Het zien van een gevecht, het fysieke duwen, worstelen van een jongen met zijn zogenaamde vader. Het overvalt me gewoon, pure jaloezie bij het aanschouwen van die fysieke ontlading. In me kantelt iets en valt. Ik barst. En dan… beleef ik het… leef ik het uit. Het is zo een nood aan begrenzing, niet van de grenzen die ik verliet, maar het lijfelijk gevoel. Ik eis het op, ik vecht tot ik kapot ben. Hij geeft niet toe. Niet en niet en niet. Ik duw en trek en slaag maar niet. Niet en niet en niet. Ik leef me uit. Ik weet op wie. Oh ja, ik weet. Explosief!!!
Plots merk ik dat ik niet enkel vechten wil. Dat het om vertrouwen ging. Het lichaam ondertussen is uitgeput, maar heeft tijdelijke voldoening gekregen. Er is niets dat breekt, maar veel verschuift. En waar het nog niet past, daar nijpt het, doet het pijn.
Ik kijk naar de rook uit iemands mond. Het is nog ver, waar ik heen wil.
Verder dus. Ik ga verder.