donderdag 6 juni 2013

driftig het zien en de oren


Een dode mond lacht niet, noch de onzichtbare. Vertel me: lacht je gezicht? Hoe kreukt het vel aan je ogen, plooit de huid naast je neus tot ze verdwijnt in wat je bedekt? Tijd. Ik krijg de raad van tijd. Niemand weet dat die oneindig is en zonder vergelijk met de sterfelijkheid van een oogschittering, het oplichten van obsidiaan, het aanspoelen van speeksel en tong aan lachende lippen, pratende accolades, verlorenwaaiende sliert, tikkende nagel tegen een glas, een aansteker, een sigaar, een ander(e)... object.

Vingerafdrukken verschijnen onder geloei van de wind. Rook, rook, alles is rook. Peau.rien bougent, open en dicht. Dopen en icht, ogen en licht. Wordt me verteld dat het in vlechten ligt, dunne sprieten langs de oren van de Naam van de Vader en het kind.
En traankaartjes gratis èn voor niets.
Dat de zon opgaat en ergens achter de einder een volk met twee harten leeft. Ze zijn bedreigd.



hoofdstuk 7-12
hoofdstuk 13, §5, p. 29 e.v. tot § 6, p.6 e.v. 
hatchie, grüss Herr Nietzsche, Ode an die Freude, lac an tout
je ne cherche pas, je t'rouve
i rove you
horen +, zien +, ...


shaken, not stirred

gas mask wearing whirling dervish Turkish protestor. xpost /r/Turkey
http://imgur.com/r/all/J6qCt1g

Slavoj Žižek supports the protests in Turkey

free spirit

Ich wohne in meinem eigenen Haus,
Hab Niemandem nie nichts nachgemacht
Und — lachte noch jeden Meister aus,
Der nicht sich selber ausgelacht.

Über meiner Haustür 

[F. Nietzsche, La Gaya Scienza - Motto der Ausgabe 1887]

~-~
"Fröhliche Wissenschaft": das bedeutet die Saturnalien eines Geistes, der einem furchtbaren langen Drucke geduldig widerstanden hat – geduldig, streng, kalt, ohne sich zu unterwerfen, aber ohne Hoffnung –, und der jetzt mit Einem Male von der Hoffnung angefallen wird, von der Hoffnung auf Gesundheit, von der Trunkenheit der Genesung. Was Wunders, dass dabei viel Unvernünftiges und Närrisches an's Licht kommt, viel muthwillige Zärtlichkeit, selbst auf Probleme verschwendet, die ein stachlichtes Fell haben und nicht darnach angethan sind, geliebkost und gelockt zu werden.

(F. Nietzsche, La Gaya Scienza - uit het voorwoord)


'Here the essentially grave and masculine face of the poet-philosopher is seen to light up and suddenly break into a delightful smile. The warmth and kindness that beam from his features will astonish those hasty psychologists who have never divined that behind the destroyer is the creator, and behind the blasphemer the lover of life.'

(Uit de 'editorial note' van Nietzsches 'La gaya scienza'- NY, The Macmillan Co. 1924)




hoofdstuk 13, § 5, p. 29 e.v.
Freude, Freude, Freude