De nacht is vol. Ik doe mijn ogen dicht en dans. Met jou en als vanzelf. Ik laat je kijken tussen einde en begin. Dit is het gat om in te springen, dit is de plek van het conflict en niets dan ambiguïteit. Dit is waar het subject verrijst en speelveld krijgt.
Het gebeurt dat ik zing, heel diep - het is alleen
het wrijven van bloed in capillairen. Je hoort het niet.
Soms leg ik een oor in mijn handpalm en luister.
Voel je dat? Verbazend, toch:
Het is het vloeien van een rivier
in het bekken, het kolken
het stuwen van het middenrif. Omdat ik zit
op een stoel en mijn benen persend kruis
gaat de wereld eraan
voorbij.
het wrijven van bloed in capillairen. Je hoort het niet.
Soms leg ik een oor in mijn handpalm en luister.
Voel je dat? Verbazend, toch:
Het is het vloeien van een rivier
in het bekken, het kolken
het stuwen van het middenrif. Omdat ik zit
op een stoel en mijn benen persend kruis
gaat de wereld eraan
voorbij.
Daar springt de dood / en slaat / de hamers / onrecht / streeks
Zal ik wachten? Ik zie je . onzichtbaar / blijft het instrument / maar in de torsie van het lijf / in elke plooi van wapperend goed en haar /
is het gebaar /
.....................................................................de /
.......................................................................sprong /
...........................................................................het reële /
.................................................. wezig

Ongekruid.
Er is het nieuws en iemand vraagt hoe het nu gaat.
Ik veins afwezigheid.
Binnen mij is leven, daar schrijft het bekken
letters, declameert een telegram:
"Kom binnen, de danszaal is leeg.
Je Naam, kom dan. Het is tijd voor een feest."
hoofdstuk 7
hoofdstuk 10 § 10, pag 18-30
Geen opmerkingen:
Een reactie posten