degendae praesidia firmissima. -- Filium morte multavit. -- Si sine causa, nollem me ab eo ortum, tam inportuno tamque crudeli; sin, ut dolore suo sanciret militaris imperii disciplinam exercitumque in gravissimo bello animadversionis metu contineret, saluti prospexit civium, qua intellegebat contineri suam. atque haec ratio late patet. [36] In quo enim maxime consuevit iactare vestra se oratio, tua praesertim,

Het typische van een kristallijn ruw oppervlak is als taal die herhaalt en verschillen kruist, betekenis aan textuur weerhaakt, een kleed, een veil gewaad van letterdruppels, woorden, een kwade bui, of niet. Er groeit een boom van dieu c'est dire. Spreken wilt ik niet meer. Beter zou het zijn te zwijgen in een juten kleed dat borst en billen raspt, niet durven op te kijken, niet durven schrijven over een shitterend weten van alleen - jij - wij - of wat geschreven werd, werd beschreven. Het was zand, het was wind en een woestijn. Een maatstaf heeft begroot wat in en uit de lippen kwam, wat doolde op de plooien van teveel, gewogen en min bevonden, zin bevonden. De stem spoort niet, het is zucht, ontsnapte lucht die groeit tot een orkaan, waarin verbogen wat ik dacht te dachten te durven zeggen dat ik begreep. Het zijn woorden zonder oren op een natte huid, slag na inslag in het pad van chaotiek. Zwijgen. Zwijgen ja, want nu lekt bloed op de tegels, een ongemak van wat nog net, net nog leven was. In een lamme poging te bereiken teken ik - met mijn grote teen, de linker - een hart. Je zou ontploffen van zoveel meligheid. De muren worden vuil waar het open spat. Waar men nog roept: het is belachelijk wat je schrijft en wat je zegt, je bent belachelijk in al je belachelijkheid. Ik zeg je: het is de leugen van de statistiek, gemiddelden kunnen niet winnen van de poëzie van het éne gebaar.
hoofdstuk 7, §11, p. 11
hoofdstukken 8 - 12
In: Kant, Blue Note en transen, oa