vrijdag 30 september 2011

XXXV - @

in geometriaque perfecto, huic pedalis fortasse; tantum enim esse censet, quantus videtur, vel paulo aut maiorem aut minorem. [21] Ita, quae mutat, ea corrumpit, quae sequitur sunt tota Democriti, atomi, inane, imagines, quae eidola nominant, quorum incursione non solum videamus, sed etiam cogitemus; infinitio ipsa, quam apeirian vocant, tota ab illo est, tum innumerabiles mundi, qui et oriantur et intereant cotidie. Quae etsi mihi
 

Ze noemen het een web van en leren spelend hoe te weven. Er is een klok met 7 cijfers die slecht slaat en meer dan kromme lijnen van de wijzers zijn er altijd zij die een werper zoeken. Ben je nog niet klaar met dit gebazel? Neen. Er is het ongerijmde, de nagel zoekt geen hamer zoals de tijd. Neen, hier zal het nonsens blijven. De rode blik met in de hoeken een vlag die oplicht in de zon, een tong die in de nissen van haar leegte zoeken blijft naar residu, resten vlees van waar het sluitwerk beet, en woorden die verdwaald klauwen naar betekenis, om samen een relatie te beginnen. Ben je nog niet klaar met deze wartaal? Neen. Een herinnering wordt opgeroerd en doet een uithaal naar nog een. Probleem, symbool en parler delen eenzelfde etymologie en je onvermengde woord klinkt op de kinderkoppen, op het markante ritme van je stap - katrwa-katrwa en lang-kort. Ik weeg wat glas op mijn hand, Ghana, Zuid-Afrika, de evenaar van je hersenstam, klank geknoopt tot taal. Ik specialiseerde retroactief in micro-economie. Omdat ik niet slaag ben ik geslaagd. Schaarste gelijk aan een veel. Het regent en ik tel druppels van beek naar meer. Hm. Ik dacht het wel. Met patapata's aan mijn oren lukt het minder dan mijn voeten willen en ik zwem door zoveel namen, zwart als een geheim geheim, waar dolen dwalen wordt en het enige bemerkenswaardige onvindbaar, waar blote voeten houtskool garen en breuken in een vergeten stad van koningen en zwarte prinsen. Verschroeide aarde, als techniek. De reuzenhuisjesslak gestorven in haar eigen woonst en tussen twee verkoolde takken een web met middenin een sneeuwwitte pluizige spin. Je schreef over weekdier, het huis, kwijl en ziel en andere histoires. De slak zag ik niet, maar De Naam hoed ik in mijn linkerhand -



ander boek, hoofdstuk 93- 106
hoofdstuk 7, § 10, p. 7
hoofdstuk 8, § 7, p. 24

hoofdstuk 11, §9, p. 10 & 14
in: op scène, koor, glossy en goelie enz.

woensdag 28 september 2011

XXXIV- wat staat hier?

quasi, provincias atomis dare, quae recte, quae oblique ferantur, deinde eadem illa atomorum, in quo etiam Democritus haeret, turbulenta concursio hunc mundi ornatum efficere non poterit. ne illud quidem physici, credere aliquid esse minimum, quod profecto numquam putavisset, si a Polyaeno, familiari suo, geometrica discere maluisset quam illum etiam ipsum dedocere. Sol Democrito magnus videtur, quippe homini erudito

Ik droomde waar ik ophield wakker te zijn, jouissance en ideologie. Onrust, matrassen, vinyl, de geur van witte geest, overvolks plukken aan mijn huid en het opkrullen, altijd gelijkgericht, de ochtend, de avond, het nest, het leger van waanzin, transgressie, weerstand aan de goegemeente, Malevich en Anish Kapoor. Zwart. Conformiteit en conflict, het botsen zelf. Er komt kots aan te pas bij zoveel rotzooi. Gezond verstand en gemeenplaatsen en toch is er dit: hier is een lijn met aan de andere kant niets. Spring! Aan de andere kant van de wolken, zijn er nog meer. Het licht aan het einde van tunnel is een aanstormende trein. De scène wordt braaf bespeeld. Er wordt buitenissigheid geserveerd als vermomming van meer van hetzelfde. De chiée die hier verschijnt wordt geneutraliseerd. Laten we dus geur toevoegen, consistentie variëren, potten walg, afkeer en...
Of andersom misschien in een wereld van papier, met of zonder verbeelding. Een conceptuele benadering. Evolutionair moeten er innovaties onderkend worden. En toegepast. Ik heb een bouwvakker nodig, iemand die weet wat hij doet. Ze vroegen - indertijd - hoe ik het zonder meten kon. En dat het altijd paste. Dat het poëzie was maar dat werd niet begrepen. Dat het fout ging bij de maatstaf en het bed waarin ik geperst werd, met lamgeslagen benen. Dat mijn hoofd sedertdien niet meer past en groeit en groeit en groeit. Ondertussen werd een rek voorzien voor 's nachts. Met een haak om het op te hangen. En in de lakens wordt weer gezongen en gedicht, zij het heel stil en ongeweten. Ik vertel het je hier hoe je naam over de barsten van de muren kruipt en in de poriën van het dons, en hoe een diapason de nacht tot hoogteslaap verheft. Soms. De afgronden van Kant en ijzer, de leuzen en bad you's, fuck old's, damned ohne freude - zandbanken in het donker en dwaallichten overdag. Fosfor op het water en glimwormen. Ik hout van je, zei ik, verstokt. Zeg ik, vermomd als vrouw.
Om charmant te zijn, moet je daar een spier voor verrekken?


hoofdstukken

maandag 26 september 2011

XXXIII - oud ijzer; zakje met knikkers gratis

-- ait enim declinare atomum sine causa; quo nihil turpius physico, quam fieri quicquam sine causa dicere, -- et illum motum naturalem omnium ponderum, ut ipse constituit, e regione inferiorem locum petentium sine causa eripuit atomis nec tamen id, cuius causa haec finxerat, assecutus est. [20] Nam si omnes atomi declinabunt, nullae umquam cohaerescent, sive aliae declinabunt, aliae suo nutu recte ferentur, primum erit hoc


Met het gordijn op een kier, rook. De ochtend geurt naar ochtend en is gaar, koud, klaar van korte nachten met of zonder maan. Buiten ruik ik je het best, buiten mijn handen, buiten het oog, buiten waar je achter de zon, achter het scherm, achter de einders kijkt. Zie je iets? Schermen sluiten uit, ook aangesloten geven ze niet veel prijs. Geluid, zand, het weren van de scherpe schaduw op een blad. Aristoteles over de tijd, de uitdaging van het relativeren, concepten van wat waarheid zou zijn, liefde zonder adjectief... De mengbeker onder mijn maag spreekt luider dan de stam waarop links en rechts de hersens groeien, twee bomen met dezelfde wortel, Bereshit in elk mensenhoofd. Cowdung, merdre. Ernstig nu waar Ubu tolt. Hier is dit en daar is dat en beide zijn gescheiden en door hun scheiding binden zij. Zocht ik waar kukeon, charisma, instrument, expansievaten, hoofdbarsten en shitterende geuten aanwezigheid - plots, bij voorkeur aan de vleestoog in de supermarkt en in je keuken, waar respectievelijk proza worst is en gebakken biefstuk volgens de juiste methode pure poëzie, en vergif te vergeven - carry me, scary you, scary me, je non oui nonouinonuitonoui, schrijnende rotte zon, zwarte zon, melaatse zon, bultige wormstekige zon, perfecte zon naarmate de afstand vergroot. Zo'n volmaaktheid, zo'n onbekijkbare, verblindende, schroeiende, stralende, brandende, vernietigende zon. Kijken. Kijken. Regarder le soleil. Dichter, dichter, dichten. Zingen, branden, schreien, vallen, kapot, kapot, kapot. Het zijn mythes, schijnt. Verhalen. In de twee bomen bij de wortel die één is, woont een konijn met een spiegel die weerkaatst, recht in de zonnevlecht. Eén is een, één is twee, twee is Eén. Tellen hoefde nooit langer te duren. Een ruptuur, het scheiden van een zee, een stok op een rots die zuiver water eist, het leren van de meester die de solarisknoop uitzonderlijk weet te gebruiken. Fucking... Mindfucking goed.
DèAnder



hoofdstuk 7 - 10
hoofdstuk 8, § 3, p. 14, p. 29; § 5, p. 2, p. 12 (e), §8, p. 19 (bis)

hoofdstuk 11,§ 9, p. 16, p. 22,23.

zondag 25 september 2011

bull's eye

Chaque année, la fin septembre et le début octobre résonnent d'un cri fascinant : le brame du cerf qui vit pleinement la saison des amours. (Sud-Ouest, 24-09-11)

  • BRAMER, verbe intrans.
ÉTYMOL. ET HIST. − 1528 [d'apr. FEW t. 15, 1, p. 241a] « pousser le cri propre à son espèce (du cerf) » (Marot dans Lar. 19e) ,,Il n'est pas même si usité, quand il se dit du cerf, que Rêre`` note Trév. 1704; 1534 « id. (d'une vache) » (Rabelais, Gargantua, éd. Marty-Laveaux, t. 1, p. 72); 1534 « id. (d'une pers.) » (Ibid., p. 29) − 1660, Oudin Esp.-Fr. s.v. bramar; repris en 1808, Boiste. Terme bien vivant seulement en occitan, en franco-prov. et dans le domaine bourg.; parvenu dans le fr. du Nord seulement au xvie s., prob. grâce à des aut. tels que Cl. Marot, Rabelais, d'Aubigné, largement influencés par la lang. occitane. Empr. à l'a. prov. bramar « chanter (en parlant d'un homme) » (xiie s. dans Carl Appel, Provenzalische Chrestomathie, Leipzig, 1895, p. 52, no 12, 5e strophe), « braire (de l'âne) », « chanter (du rossignol) » (id. dans Rayn.), « crier » (1432 dans Pansier t. 3), « désirer ardemment » (Pt Levy), lui-même issu du got. *bra(m)mon (EWFS2; Gam. Rom.1 t. 1, pp. 366-367) corresp. au germ. *brammôn à rapprocher du m. b. all. brammen, formations apophoniques p. rapp. au m. h. all. brummen [all. mod. brummen « gronder »]. Étant donnée l'aire géogr. du mot dans la Romania, il semble préférable de faire dériver ses représentants du got. que du germ. (hyp. de Brüch, p. 63; REW3, no 1270; FEW t. 15, 1, p. 240; Dauzat 1968).
Centre National de ressources textuelles et lexicales






hoofdstuk 7§ 10
tot het einde

zaterdag 24 september 2011

XXXII - een gebied dat 'zwijgt'

ad lineam, numquam fore ut atomus altera alteram posset attingere itaque ** attulit rem commenticiam: declinare dixit atomum perpaulum, quo nihil posset fieri minus; ita effici complexiones et copulationes et adhaesiones atomorum inter se, ex quo efficeretur mundus omnesque partes mundi, quaeque in eo essent. Quae cum tota res (est) ficta pueriliter, tum ne efficit [quidem], quod vult. nam et ipsa declinatio ad libidinem fingitur 
Hoe je leeft en sterft zal in je organen te lezen zijn maar niet hoe je beminde. Het rimpeleffect, de samengeplooide lucht en landschappen die op je flanken groeien gaan ook mij niet voorbij. Herken je me nog in een andere vorm. Ik werd gegoten en hergoten en tenslotte geworpen. In de worp herkent men de werper, maar wat met het stierenoog? Het ruwe blauw van medianentransgressie, een uit mijn middeleeuwen stammende overschrijding van het gedachtenexperiment dat als een expansievat in mijn nek groeide, het is onzichtbaar geworden door de opake verf van vrijheid en negatie. Lagen kant en ijzer vormen het camouflagepak. De systemische implicaties van het geluid dat de trommel elke ochtend achterlaat als een wezen dat in een builige stilte klauwt, zijn onderschat. Hun ronkende vacht heeft poten en flatuleert als de ogen van de straat zich nog ongeloken binnenwaarts blinderen. Korea, China, Sylvia Plath en de vlakten van een nakende Kalahari, bezaaid met uitgedroogd struikgewas en gierende drakenvlieg, weggespoeld of afgegraasd, waar olifanten het landschap epileren, zoeken vingers in het gras en maaien, minder vaak. Ze analyseren het grote aantal variabelen, bundelen het tot een getijdegolf, die voortijdig krimpt, aphanisis geïllustreerd, anticlimax in de grijze wolken, vuil katoen dat dotsgewijs de luchten kleurt, grauwe kuddes met gekeerde rug sluiten de slechts blatende gelederen. Draagt de duivel een doedelzak en klinkt het volk als ratten?
Hier zingt weer het koor, daar hinnikt het zwarte schaap.




hoofdstuk 7, §11, p. 12
hoofdstuk 11, §9, p. 23
In: retroactief - & - moest je ook lachen?
Het moment comique komt achteraf. Eerst is er iets als 'bevroren ideologie'.