krijgt een ge-lijk
hoofdstuk 14, §1, p. 20, a saga
bête et méchant
wat doet dat er toe?
De meeste critici beschuldigden mij van tegenstrijdigheden. Hij is een anarchist, zeiden ze, maar hij gebruikt argumenten. Ik was stomverbaasd toen ik deze tegenwerping las. Iemand die de rationalisten toespreekt, kan zeker met ze argumenteren. Het betekent alleen dat hij niet gelooft dat argumenten een zaak kunnen beslechten — zij doen dat. Dus wanneer de argumenten in hun ogen geldig zijn, moeten ze de gevolgen daarvan accepteren. Het was alsof de rationalisten de argumentatie zagen als een geheiligd ritueel, dat zijn betekenis verliest wanneer het door een ongelovige wordt gebruikt. 'Hij zegt A,' gilden de critici als ik een premisse geformuleerd had die ook zij onderschreven, maar die ik dan gebruikte om er een resultaat mee te produceren dat hen niet beviel, 'maar hij gelooft natuurlijk niet in A, en daarom is hij tegenstrijdig.' Zijn filosofen zo slecht op de hoogte van de functie van een reductio ad absurdum? Sommige lezers stoorden zich aan mijn stijl. Ze lazen beledigende verdachtmakingen als feitelijke beweringen en vatten grapjes op als serieus commentaar. 'Hij zeurt, hij sputtert,' schreef de een. 'Hij schrijft als Karl Kraus,' zei de ander. Iedereen had het erover dat ik gemeen was en agressief — ook dat kwam voor mij als een grote verrassing. Agressieve mensen beschuldigden mij ervan dat ik agressief zou zijn.FEYERABEND P. - Tijdverspilling — De Autobiografie van Paul Feyerabend, Lemniscaat b.v.,Rotterdam,2007, pp. 175-176